VP vragen deel 3 Flashcards

1
Q

Hoe behandelt men een torsio testis

A

orchidectomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom is het belangrijk om ook naar beneden uitgebreid te onderzoeken bij buikpijn

A

hernia inguinalis kan ook oorzaak zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem de 5 stappen van de NTS

A
  1. ABCDE
  2. welke klacht bepaalt urgentie?
  3. urgentie bepalen
  4. vervolgactie
  5. advies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 4 alarmsignalen die zich kunnen voordoen bij triage

A
  • tweede keer contact
  • hevige angst of onrust
  • snelle verslechtering van de conditie
  • niet-pluis gevoel van de triagist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met welke techniek stelt men kinkhoest vast

A

PCR (evt serologie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is kinkhoest meldingsplichtig?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

is legionella meldingsplichtig?

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat geeft men direct bij een ernstige astma exacerbatie

A

salbutamol inademen 5 maal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarop moet je alert zijn bij veel prednisongebruik>

A

osteoporose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe presenteert de ademhaling zich bij bronchiolitis?

A

hoorbare piepende ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar moet men bij verandering van bestaande luchtwegklachten op bedacht zijn

A

tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarop lopen (ex-)prematuren een groter risico

A

apneus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarvan is ern een laesie bij zweepslag?

A

m. gastrocneumius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe onderscheidt men een achillespeesruptuur van een zweepslag?

A

Met de thompson test; knijpen in de kuitspieren terwijl pt op buik ligt zorgt bij achillespeesruptuur voor plantairflexie van de voet, bij zweepslag niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke beweging is bij zweepslag vrijwel onmogelijk door de pijn

A

plantairflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de medische term voor een zondagmiddagsarmpje

A

subluxatio capitelli radii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke reponeermethode voor zondagsmiddagsarmpje is mogelijk iets effectiever

A

de pronatietechniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke bevinding van het lichamelijk onderzoek is erg passend voor ileus?

A

gootsteengeruisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarbij past devolgende bevinding; vaginaal toucher: opvallend pijnlijk met slingerpijn portio

A

Pelvic inflammatory disease

20
Q

Is de pathogenese van divertiikulitis bekend?

21
Q

Beschrijf de pijn bij niersteenkoliek

A

heftige, aanvalsgewijze, scherpe en krampende pijn met evt uitstraling naar scrotum en bewegingsdrang

22
Q

Wat geeft men in de subacute setting bij nierstenen tegen de pijn

A

diclofenac intramusculaire injectie

23
Q

Wat is de meestvoorkomende soort urinestenen?

A

calciumoxalaatstenen

24
Q

Wat zijn voor een patiënt de belangrijkste redenen om contact op te nemen met de huisartsenpost?

A

ongerustheid en het gevoel met spoed een huisarts nodig te hebben

25
Q

Hoeveel % van de hulpvragen op de huisartsenpost is uit medisch perspectief niet urgent>

26
Q

Hoeveel % van de zelfverwijzers(naar de SEH) had de HA zelf kunnen behandelen?

27
Q

Wanneer doet men mogelijk cardioversie bij AF?

A

indien de klachten korter dan 48 uur bestaan en het niet eerder is gebeurd

28
Q

Waarop richt zich men bij de behandeling van recidiverend AF / AF bij ouderen

A

rate control

29
Q

Met welk soort medicament wordt frequentieverlagende therapie gecombineerd bij AF?

A

antitrombotische therapie

30
Q

Waarbij moet men op bedacht zijn bij het geven van nitrospray in de acute setting?

A

Dat je de tensie niet te veel verlaagd

31
Q

Biedt een positieve d-dimeer voldoene insluitsel voor een longembolie?

A

Nee, eerst beeldvorming

32
Q

Waarvoor dienen troponine t en CK respectievelijk?

A

tro t: ischaemische hartschade aantonen, CK: infarctgrootte inschatten

33
Q

Wat is het karakter van de hoest bij longembolie

A

prikkelhoest

34
Q

Waarom kan de lever palpabel zijn bij hartfalen?

A

doordat bloed zich hier kan ophopen

35
Q

Benoem 3 symptomen die een hypoglykemie op een CVA kunnen laten lijken

A

hoofdpijn, dysartrie, ataxie

36
Q

Welke gelaatskleur heeft men bij epilepsie? En bij vasovagale collaps?

A

resp blauw en bleek

37
Q

Wat maakt een longembolie erg onwaarschijnlijk?

A

een goede zuurstofsaturatie

38
Q

Wat zijn de eerste twee stappen in de behandeling van copd?

A
  1. kortwerkend betamimeticum
  2. langwerkend betamimeticum
39
Q

Hoe wordt pseudokroep ook wel genoemd? Wat voor hoest geeft het?

A

laryngitis subglottica. geeft blafhoest

40
Q

Vaccinatie tegen … sluit epiglottitis vrijwel uit.

A

Haemophilus inflaenzae B

41
Q

Wat geeft men voor medicament tegen postnasal drip

A

corticosteroid neusspray

42
Q

Beschrijf de ottowa ankle rules

A

Röntgendiagnostiek is enkel geïndiceerd wanneer er sprake is van pijn in de malleoli of in de middenvoet en bovendien een van volgende symptomen zich voordoet:

  • Onvermogen de enkel te belasten (vier stappen doen);
  • Pijn bij palpatie van de distale 6 cm van de posterieure zijde van de tibia of de mediale malleolus;
  • Pijn bij palpatie van de distale 6 cm van de posterieure zijde van de fibula of het de laterale malleolus
  • Pijn bij palpatie van de basis van het voetwortelbeentje van de kleine teen;
  • Pijn bij palpatie van het os naviculare.
43
Q

Waarvoor dient de voorste schuifladetest van de enkel

A

vaststellen enkelbandletsel, in het bijzoner talofibulaire ligamenten

44
Q

Waarbij passen beperkingen in de abductie van de schouder

A

subacromiale aandoenoeningen

45
Q

waarbij passen beperkingen in de exorotatie van de schouder

A

afwijkingen in het glenohumerale gewricht