VP vragen deel 13 Flashcards

1
Q

waarom is ammoniak verhoogd bij leverfalen?

A

door asat en alat meer van aminozuren afgehaald dan normaalgesproken
(nb ammoniak is erg toxisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het metaboliet van ammoniak?

A

ureum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarbij speelt ureum een belangrijke rol in de nieren?

A

creëren gradiënt die nodig is voor terugresorptie van water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat produceert naast de pancreas nog meer amylase?

A

speekselklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat breekt amylase af?

A

zetmeel tot suiker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat vraagt men in eerste instantie aan voor schildklierdiagnstiek?

A

TSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waardoor zorgen antipsychotica voor verhoogd prolactine?

A

door ondervangen van dopamine waardoor minder onderdrukking van de prolactineproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe zorgt heparine ervoor dat bloed niet gaat stollen?

A

heparine bindt aan antitrombine waardoor deze het effect van antitrombine versterkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fouttje

A

fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe zorgt citraat ervoor dat bloed niet stolt?

A

bindt calcium, magnesium, zink –> stolling raakt verstoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat doet trombine?

A

zet fibrinogeen om in fibrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke fase gaat het meeste fout in het testproces?

A

pre-analytische fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

benoem 6 foutenbronnen uit de preanalyse

A
  • misidentificatie of mislabeling
  • capillair vs veneus
  • verkeerde buisvolgorde
  • schudden monsters
  • verkeerde bewaring
  • verkeerde opwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe worden referentiewaarden vastgesteld?

A

+- twee standaarddeviaties van het gemiddelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de meestvoorkomende leverziekte?

A

niet-alcoholische leververvetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe definieert men NAFLD?

A
  • aanwezigheid leververvetting
  • geen oorzaak secundaire vervetting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe kan NAFLD zich presenteren?

A
  • NAFL: alleen steatose; vet in levercellen
  • NASH: nonalcoholic steatohepatitis; steatose met hepatocyt ballooning, degeneratie +/- fibrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het risico van NASH?

A

Kan uiteindelijk ook tot cirrose leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de meestvoorkomende oorzaak van NAFLD?

A

overgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat voorspelt in het bijzonder goed de morbiditeit en mortaliteit bij NAFLD?

A

de mate van fibrose

21
Q

Wat meet men bij een transient elastography van de lever?

A

hoe snel een trilling door de lever heen gaat - sneller bij fibrose door stuggere lever

22
Q

Wat is de relatie tussen leververvetting en ethanol in de poortader? Waardoor komt dit?

A

meer leververvetting meer ethanol in de poortader, dit komt door ethanolproductie door lactobacillus

23
Q

Wat is de grootst bijdragende voedingsstof aan leververvetting?

24
Q

welk dieet verbetert leververvetting?

A

mediteraans dieet

25
Q

waarvan moet je veel nemen om leververvetting te verminderen?

26
Q

welk medicament is goed voor nafld maar niet voor fibrose?

27
Q

waarom lijkt metformine te werken voor nafld?

A

omdat het voor gewichtsreductie zorgt

28
Q

waarom geen vitamine e meer voor nafld?

A

verhoogde kans op oa blaaskanker en hersenbloedingen

29
Q

Wat is de beste behadneling voor NAFLD?

A

leefstijlverandering

30
Q

In welke cellen komt LDH voor? waarvoor dient het? wanneer is het verhoogd?

A

alle cellen van het lichaam, speelt een rol bij energiestofwisseling, verhoogd bij weefselbeschadiging

31
Q

waabij kan asat nog meer verhoogd zijn naast een leveraandoening?

A

hartinfarct en spieraandoening tgv hemolyse

32
Q

waar is er meer ALAT dan ASAT?

A

in het levercel cytoplasma

33
Q

waarbij is AF in het bijzonder verhoogd?

A

aandoening die leiden tot afsluiting of beschadiging van de galwegen

34
Q

waarvoor dient gamma gt?

A

helpt bij de omzetting en vertering van voedingsstoffen

35
Q

Wanneer stijgt het gamma gt tezamen met het af?

A

bij een afsluiting van de galwegen

36
Q

waarop duidt een verhoging van het ongeconjugeerd bilirubine?

37
Q

waarop duidt een verhoging van het geconjugeerd bilirubine?

A

verstopping van de galwegen of leverbeschadiging

38
Q

wanneer is er een verlaagd albumine?

A
  • beschadiging van levercellen
  • ondervoeding
  • abnormaal veel eiwitverlies via darmen of nieren
39
Q

welke verworven aandoening zorgt voor een toegenomen protrombinetijd en waarom?

A

bij leverfalen door het minder aanmaken van stollingseiwitten

40
Q

waarop duidt een verhoogde ammoniakspiegel en wat is het belangrijkste risico wat erdoor ontstaat?

A

duidt op leverfalen(minder omgezet naar ureum), kan leiden tot hepatische encefalopathie

41
Q

welke afwijkende bevinding bij buikonderzoek past bij pfeiffer?

A

splenomegalie

42
Q

Wat wordt over het algemeen bedoeld met serologie?

A

antistoffen tegen verwekkers onderzoeken

43
Q

wat past in het bijzonder bij EBV aangaande AO?

A

atypische lymfocyten

44
Q

Wat kan een pfeiffer doen lijken op een hepatitis

A

hepatomegalie(12%), tekenen van leverparenchymschade(asat, alat, ldh, af), tekenen van cholestase(gGT, bili) en geelzucht

45
Q

Hoe zorgt HCT met name voor nierfalen?

A

door ondervulling leidend tot prerenaal nierfalen

46
Q

waarbij komt geïsoleerd verhoogd gGT voor?

A

alcohol- of medicijngebruik, leververvetting, galwegobstructie, leverstuwing

47
Q

waaraan denk je als zowel de pt als de aptt verhoogd zijn?

A

verstoorde eiwitsynthese

48
Q

Hoe lang moet je niet drinken om een CDT test normaal te krijgen?

A

2 à 3 maanden

49
Q

welke waarde vertelt wat over het alcoholgebruik van de afgelopen dagen?

A

ethyl glucoronide