VOW's en CGO's Week 6 Flashcards
Wat zorgt voor energieverbruik
basal metabolic rate (BMR), 60-70%
fysieke activiteit, 20-30%
adaptieve thermogenese, 10%
begrip katabolisme
vrijmaken van energie door afbraak van complexe moleculen
kenmerken verteerbare koolhydraten
suikers, zetmeel
Deze worden door de enzymen in het maagdarmstelsel afgebroken tot monosacharide. Deze monosachariden worden vervolgens opgenomen door de darmwand
kenmerken niet-verteerbare koolhydraten
= voedinsvezels
- fermenterende vezels: kunnen afgebroken worden door darmmicrobioom
- niet fermenterende vezels: helpen bij darmperistaltiek, voor voldoende water in darmlumen en soepele stoelgang
leveren voedingsvezels energie, meer of minder energie dan andere koolhydraten?
Van voedingsvezel wordt ongeveer aangenomen dat het 1,5 kcal/g levert. Deze energie komt uit de fermenteerbare voedingsvezels, die worden afgebroken door de bacteriën in de darm.
In deze fermentatieprocessen worden kortketenige vetzuren gevormd, die belangrijk zijn voor de gezondheid van het darmepitheel. Daarnaast lijken deze vetzuren ook een positief effect te hebben op psychische gezondheid.
kenmerken soorten aeiwitten
- essentiële aminozuren: niet door lichaam gemaakt kunnen worden
- semi-essentiële aminozuren: lichaam kan zelf maken, maar in sommige omstandigheden onvoldoende
- niet-essentiële aminozuren: kan lichaam zelf maken (uit glucose)
begrip (pre)obesitas
(chronische) medische conditie die gekenmerkd worden door het overmatige lichaamsvet dat de gezondheid in gevaar brengt
ziektes/klachten als gevolg van obesitas (gateway disease)
suikerziekte
hart- en vaatziekten
kanker
depressie
onvruchtbaarheid
gewrichtsklachten
immuunverstoringen
pathofysiologie obesitas hormoon
leptineresistentie: Hoe meer lichaamsvet, hoe meer je leptine produceert. het brein wordt bij obesitas leptine resistent waardoor de vermindering van voedselinname en verhoging van metabolisme wordt verstoort en de vetmassa toeneemt
metabole comorbiteiten obesitas
HVS en risicofactoren
- beroerte
- dyslipidemie
- hypertentsie
- coronair vaatlijden
- hartfalen
- longembolie
astma
NAFLD
galstenen
onvruchtbaarheid
type 2 diabetes
trombose
jicht
kenkers
mechanische comorbiteiten obesitas
slaapapneu
chronische rugpijn
incontinentie
artrose
verzadigingshormonen
GLP-1, CCK, PYY, petine, amyline
hongerhormoon
ghreline
geef 2 routes waarlangs aminozuren een substraat kunnen vormen voor de gluconeogenese (vorming van glucose 6 fosfaat uit pyruvaat)
- Alanine -> pyruvaat -(gluconeogenese)> glucose-6-fosfaat
- glycogeen -(glycogenolyse)> glucose-6-fosfaat -(glycolyse)> pyruvaat -(glyconeogenese)> glucose-6-fosfaat
Welke substraten zijn er voor gluconeogenese?
aminozuren, lactaat en glycerol