VOW's en CGO's Week 2 Flashcards
waarom hebben wij een hart nodig
wij hebben een pomp nodig voor de lichaamscirculatie en voor de longcirculatie
de druk is … in de grote circulatie en … in de kleine circulatie
hoog, laag
de wand van de linker/rechter ventrikel is dikker
linker
hoe wordt stroomrichting bepaald, wanneer sluiten deze
door kleppen, wanneer de druk na de kleppen hoger is dan ervoor
noem de instroomkleppen en de uitstroomkleppen incl functie
instroom: voorkomen terugstroming van ventrikels naar atria
- tricuspidalisklep
- mitralisklep
uitstroom: voorkomen terugstroming van aorta/tr.pulmonalis naar ventrikels
- pumonalisklep
- aortaklep
in welk ventrikel is slagvolume groter
links en rechts ongeveer gelijk
geef formule van slagvolume
einddiastolisch volume - eind systolisch volume
SV = EDV - ESV
bij inspanning gaat hf omhoog, wat doet contractiekracht?
ook omhoog
geef de volgorde van het geleidingssysteem
sinoatriale knoop - atrioventriculaire knoop - bundel van his + bundeltakken - netwerk van purkinje
wat zorgt voor de depolarisatiefase in het hart
Ca-kanalen
wat zorgt voor repolarisatie
k-kanalen
wat zorgt voor diastolische depolarisatiefase
If (kationkanaal)
hoe worden signalen tussen hartspierweefsel doorgegeven
gap-junction kanalen
bij welk zenuwsysteem hoort de n. vagus en geef de effecten bij stimulatie van deze zenuw
parasympathisch (rest and digest). activatie muscarine (metabotrope cholinergereceptoren) -> activatie k-kanalen en remming Ca en If-kanalen -> langzamere diastolische repolarisatie -> lagere HF
bij welk zenuwsysteem hoort de n. sympaticus en geef de effecten bij stimulatie van deze zenuw
(ortho)-sympatisch (fight or flight). activatie B1-adrenerge receptoren -> stimulatie Ca en If kanalen -> snellere diastolische depolarisatie -> hogere HF
wat wordt er bedoelt met metabotrope cholinerge receptoren?
metatrope = als second messenger (GPCR)
cholinerg = acetyl-choline als neurotransmitter gebruiken
noem de 4 aanpassingen in de foetale circulatie
placenta, ductus venosus, foramen ovale, ductus arteriosus
begrip macrocirculatie
bloedcirculatie die met het blote oog zichtbaar is
begrip microcirculatie
bloedcirculatie die niet met het blote oog zichtbaar is, vindt diffussie en filtratie plaats
Geef de lagen (incl sublagen) aan van vaten van buiten naar binnen
adventitia (bindweefsel - membrana elastica externa), media (vegetatieve innervatie + gladde spier), intima (membrana elastica interna - bindweefsel - basale membraan - endotheel)
wat is de verdeling van elasticiteit en musculariteit tussen soorten arteriën en noem de voordelen
grotere arteriën zijn het elastische type: vaten rekbaar, vangen de drukstoot van ventrikels op, kleinere arteriën zijn het musculeuze type
formule compliantie, welk vat is compliantie groter
= delta V / delta P, in venen
in welke (2) delen/vertakkingen is de oppervlakte het grootst
de cappilairen van het lichaam en van de longen
wat is het doel van een lage stroomsnelheid
meer tijd voor uitwisseling (diffussie/filtratie)
begrip polsdruk
het verschil tussen de systolische en diastolische druk in de arteria van de grote circulatie
in welk gedeelte van het vaatstelsel vindt de grootste drukafnamen plaats: aorta, arteriolen of cappilairen?
arteriolen: sterkste daling van druk
staat de bloedsomloop van de armen parralel of in serie met elkaar
parallel
waar bevinden baroreceptoren zich
sinus caroticus (plaatstelijke verwijding a. carotis int.) en aortaboog
wat gebeurt er met de HF en de vaatdiameter bij activering van de baroreceptoren, noem het soort feedbacksysteem
frequentie omlaag en vasodilatatie, negatief feedbacksysteem
noem 4 functies van de placenta
- uitwisseling van gassen (longen)
- voeding (tr. gastrointestinalis)
- voeding/afvalstoffen (lever)
- vloeistof-/electrolytenevenwischt, afvoer afvalstoffen (nieren)
noem de indeling AHA’s die effect hebben op de bloedstroom (3) met voorbeelden
a) Links-rechts shunts: VSD, PDA, ASD, AVSD
b) Outstroomobstructies: PS, Aorta stenose, coarctatio aorta
c) Cyanotische hartafwijkingen: ToF, TGA, Tricuspidalis atreise (univentriculaire hartafwijkingen), TAPVR Truncus arteriosus.
noem een praktische indeling voor een kinderarts voor AHA’s
Ductusafhankelijke hartafwijkingen
o Ductusafhankelijke systeemcirculatie
o Ductusafhankelijke longcirculatie
Hartafwijkingen presenterend met een souffle in de eerste
o Weken
o Maanden
o Jaren
noem het percentage waar een AHA samengaat met een genetische variatie, incl voorbeelden
In ongeveer 40% van de kinderen met een AHA is een genetische variatie bekend. De meest bekende associaties zijn die met syndroom v Down (trisomie 21), Turner syndroom (45XO), 22q11 deletie en Noonan sydnroom.
noem risicofactoren die de kans op AHA’s vergroten
Dit zijn o.a. infecties van de moeder (b.v. rode hond), medicatie gebruik van moeder (b.v. antidepressiva, lithium, eerder thalomide), alcoholgebruik, voedingsdeficiënties (b.v. foliumzuur) en systeemziektes (b.v. SLE).
begrip hartruis
Een hartruis, souffle genaamd, in het Engels murmur, is een geruis van de bloedstroom, vooral wanneer deze turbulent is. Als de stroom versnelt door een gat of vernauwing wordt deze turbulent (onder) in plaats van laminair, (boven).
voorbeelden wanneer bloedstroom van laminair naar turbulent verandert
- klepstenose
- klep insufficientie
- intra cardiale shunts met drukverschillen
wanneer zijn ruizen onschuldig
Ze komen voor bij kinderen die verder niet ziek zijn, goed groeien en zich normaal ontwikkelen
Ze zijn uitsluitend systolisch te horen
Ze zijn meestal niet uitstralend
welke afwijkingen zijn ‘relatief’ makkelijk te onderscheiden tijdens een 20-weken echo, en welke moeilijk en niet
makkelijk:
- een onderontwikkelde hartkamer
- de grote arterien zijn gedraaid of onderontwikkeld
moeilijk:
- VSD (geen druk/weerstandverschil tussen LV en RV)
- klepafwijkingen
niet:
- gat op atriumniveau (elke feut heeft deze; foramen ovale)
noem typische elementen bij lichamelijk onderzoek die duiden op een AHA
Dysmorfe kenmerken passend bij een syndroom geassocieerd met AHA (b.v. syndroom van Down)
Kleur: blauw-grauw-roze
Tekenen van verminderde circulatie: vertraagde capillaire refill
Verschil circulatie van armen en benen: pulsaties aa brachialis vs. aa femoralis
Toegenomen cor grootte, soms (na lang vergroot hart hebbend) zichtbaar als “voussure cardiaque” = verheven linker thoraxhelft (precordial bulge in leerboek)
Afwijkende harttonen
Hartruis
Vergrootte lever als teken van cardiale decompensatie.
verschil pectus excavatum en voussure cariaque (carinatum)
Bij pectus excavatum (trechterborst) is het sternum (borstbeen) hol en hol, en bij pectus carinatum (duivenborst) steekt het sternum bol uit
begrip links-rechts shunt
de benaming voor een groep van afwijkingen waarbij zuurstofrijk bloed (uit de “linker” harthelft, dit is de long-veneuze retour die (normaal) een hoge zuurstofverzadiging heeft) oversteekt in het hart of in een van de grote bloedvaten en mengt met zuurstofarm bloed (uit de “rechter” harthelft, dit is eigenlijk de systeem-veneuze retour die een lage zuurstofverzadiging heeft).
geef de 3 groepen van links-rechts shunts
Die groep bestaat uit shunts op boezemniveau (vormen van ASD), shunts op kamerniveau (VSD en ook AVSD) en shunts tussen de grote vaten, PDA.
ASD = atriumseptumdefect
VSD = ventrikelseptumdefect
PDA = persisterende ductus arteriosus
noem de incidentie van ASD
incidentie: 1/1500 kinderen, vrouw/man = 2:1
Benoem de anatomievormen van ASD
anatomie:
- type I: ostium primum defect; minst voorkomende vorm; een defect in het sluiten van het ostium primum door verstoorde ontwikkelde endocardkussens in het lagere deel van het tussenschot tussen de atria
- type II: ostium secundum defect; meest voorkomende vorm; defect in vorming septum primum leidt tot een gat in het midden van het tussenschot tussen de atria
benoem de pathofysiologie van ASD
bloed neemt de weg van de minste weerstand. bij ASDII gaat een deel van de longvenuze return via het ASD naar de RV en terug naar de longen
waar is de hoeveelheid links-rechts shunt van afhankelijk
Grootte ASD
Drukverschil ter plaatse gat
Grootte MV t.o.v. TV
Compliantie RV tov LV (weerstand longcirculatie t.ov. systeemcirculatie).
noem de symptomen van ASD
pasgeborene
- geen klachten; longflow neemt toe en LiRe shunt zal langzaam ontstaan
- Hartruis gehoord op CB of bij kinderarts vanwege ander probleem
Vanwege evaluatie minder goed groeien of recidiverende LWI, meestal pas na 1e levensjaar.
Aspecifieke vermoeidheidsklachten; toename van hartminuutvolume in rust > reservecapaciteit neemt af
noem de lichamelijk onderzoek kenmerken van ASD
Associatie met syndroom: kan altijd maar is niet typisch (NB ASD komt wel vaker voor bij s v Down, maar omdat die kinderen cardiaal gescreend worden na de geboorte zijn ze vaak al bekend voor ze symptomen hebben).
Kleur: normaal roze (immers Links rechts shunt dus de saturatie in de Ao is normaal)
Circulatie: in rust normaal, refill normaal
Cor: Impuls: mogelijk RV impuls
Cortonen: S1, gespleten S2 (sluiting van de Ao en PV, omdat er meer bloed oor de PV moet sluit deze later). Gefixeerde splijting van de 2e toon (een wisselend gespleten 2e toon is een normaal fenomeen bij onze ademhaling) (zie ook uitleg ausculatie)
Souffle: systolisch, type crescendo-decresendo, frequentie: midfrequent, punctum maximum 2L, uitstraling: ja naar flanken meestal.
Je hoort niet de links rechts shunt over het ASD, een souffle wordt gevormd door een drukverschil (vergelijk fluitend geluid bij klein banden lekje t.o.v. leeglopen bij groot gat). Maar je hoort de toegenomen longflow, die allemaal door de PV moet en zo aanleiding geeft tot een”relatieve pulmonaalstenose”. Een pulmonaalstenose geeft een souffle tijdens de ejectiefase (systole), heeft het PM op 2L (zie plaatje X-th) en is crescendo-decrecendo dwz neemt toe en af met de flow.
Pulmones: meestal hooguit lichte tachypneu in rust en geen dyspneu
Abdomen: meestal normaal en geen HSM
Perifere pulsaties normaal en symmetrisch
noem kenmerken van aanvullend onderzoek bij ASD
Op de X-thorax kan je zien:
- Tekenen van verhoogde longdoorstroming
- Vergroting van de RA en RV contour. Dat zie je re van de mediaanlijn)
Op het ECG kan je tekenen van RA en RV belasting zien. Dat zijn
- Re as deviatie
- Toename p top
- Rechter bundeltakblook
- Afwijkende repolarisatie V1-V3
Let op: een normaal ECG sluit een ASD niet uit!
echocardiografie:
- reverbaties van geluidsgolven
- bloedstroomsnelheid met doppler effect
- locatie ASD, grootte, shunt en effecten op de RV en PA
noem de behandeling en de toekomst voor een ASD patient
onbehandeld: pulmonale arteriele hupertensie
- verdikking medialaag en verstopping door neointima proliferatie
-> ongeneeslijk, wel rembaar met medicijnen
behandeling:
- hartcatheterisatie: device plaatsen in de shunt
- open hart operatie: mediane sternotomie
levensverwachting:
- uitstekend
- 6% verminderde RV functie na lange tijd
noem incidentie VSD
- 5/50 per 1000 kinderen. bij volwassenen kan het spontaan sluiten
- nauwlijks man/vrouw verschil
- komt vaak voor bij trisomie 13, 18 en 21
benoem de anatomie van VSD
Het dunnen membraneuze deel bevindt zich net distaal van crista supraventricualirs en posterior van de papillair spier. We verdelen het septum grofweg in 3 delen:
- een inlet deel (achter de TV),
- een trabeculair deel (musculeuze scheiding tussen LV en RV) en
- een outlet deel (van de crista naar de PV).
We verdelen het septum grofweg in 3 delen:
een inlet deel (achter de TV),een trabeculair deel (musculeuze scheiding tussen LV en RV) en een outlet deel (van de crista naar de PV).
benoem pathofysiologie (perimembraneus) VSD
druk RV veel lager dan LV na geboorte (RV = lage druk veel flow) in systole. in diastole is drukverschil bijna 0. VSD zal vooral tijdens systole shunten, ASD kan gehele cyclus shunten.
LV moet hogere druk opbrengen om AoV te openen. door shunt gaat RV ook hogere druk opbrengen. druk wordt voortgeleidt naar PA -> pulmonale hypertentie
symptomen (perimembraneus) VSD
- versnelde ademhaling (tachypneu)
- bij langdurig verhoogde longflow kan ook longoedeem ontstaan en daarbij tekenen van dyspneu (intrekkingen)
- verhoogde HF (tachycardie)
- minder drinken/langer over de fles/borst voeding doen/ pauzeren tijdens de voeding
- Typisch begint een kind heel gulzig maar moet hij na paar minuten telkens even pauzeren (vanwege tachypneu), dan is het kind ook klam/zweterig (bv zweet op voorhoofd).
- minder groeien
- perifere ledematen koud, vertraagde refill
- agitatie
- na 6 maanden afnemen: dichtgaan shunt
noem kenmerken bij een lichamelijk onderzoek bij (perimembraneus) VSD
Associatie met syndroom: kan altijd maar is niet typisch
Kleur: normaal roze (immers Links rechts shunt dus de saturatie in de Ao is normaal)
Circulatie: in rust normaal, refill normaal, bij langdurige grote shunt neemt ook in rust de systeemdoorstroming af en kan de refill vertraagd zijn.
Cortonen: S1, S2 maar soms vanwege de holosystolische souffle moeilijk te horen.
Souffle: systolisch, type holosystolisch, frequentie: mid-hoogfrequent, punctum maximum 3L, uitstraling: kan naar flanken door hoge Qpul.
Abdmomen: eventueel hepatomegalie
Puslaties: aa brachialis = aa femoralis