VO/ZO week 11 Flashcards

1
Q

Vanaf … verjaardag bewegingen asymmetrisch (links/rechtshandigheid

A

2e: voor die tijd alle asymmetrie afwijkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mijlpalen 0-3 maanden:

A
  • Lachen: 2-6 weken
  • Fixeren, volgen, oogcontact: 4-8 weken
  • Reactie op geluid: 2-3 maanden
  • Handen in middenlijn
  • Hoofdbalans nog niet goed ontwikkeld: bij tractierespons nog headlag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Primitieve reflexen bij normale zuigeling 0-3 maanden:

A
  • Zoek-zuigreflex
  • ATNR: asymmetrische tonische nek reflex (hoofd draaien arm en benen strekken), na ontwikkeling grijpreflex pathologisch
  • Moro: schrikreflex
  • Grijpreflexen
  • Opstap-loopreflex
  • Galant: buigreflex als bepaalde kant aangeraakt wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verandering buikligging 0-3 maanden:

A
  • Fysiologische flexie  extensie
  • Verplaatsing lichaamszwaartepunt: van craniaal naar meer caudaal
  • Oprichten
  • Onderarmsteun
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verandering rugligging 0-3 maanden:

A
  • Fysiologische flexie
  • Hoofd eerst geroteerd, later controle in middellijn
  • Arm-hand en hand-mond contact ontwikkelt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verandering zit 0-3 maanden

A
  • Kortdurend oprichten hoofd in gesteunde zit
  • Valt voorover maar bij 3 maanden wel handen vooruit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verandering stand 0-3 maanden:

A
  • Intermitterend gewicht dragen
  • Geen slipping through: voldoende axiale spierkracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Handfunctie 0-3 maanden:

A
  • Grijpreflex
  • In rugligging overwegend in vuist
  • Richting 3 maanden meer openen van hand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mijlpalen 3-6 maanden:

A
  • Grijpen: 3 maanden
  • Overpakken: 6 maanden
  • Omrollen: 5-6 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Buikligging 3-6 maanden:

A
  • Steunname
  • Evenwicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rugligging 3-6 maanden:

A
  • Kleiner steunvlak
  • Hand-knie contact
  • Hand-voet contact
  • Omrollen tot zijligging door gewichtverplaatsing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zit 3-6 maanden:

A
  • Meer gesteund
  • Kan rondkijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stand 3-6 maanden:

A
  • Hoofd meer boven romp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Handfunctie 3-6 maanden:

A
  • Hand-hand coördinatie
  • Pakt voorwerp over
  • Nog geen bewust loslaten
  • Ulnaire palmairgreep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mijlpalen 6-9 maanden:

A
  • Pivoteren: 6-7 maanden
  • Los zitten: 7-8 maanden
  • Tijgeren: 7-8 maanden
  • Zelfstandig tot zit komen: 9 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rugligging 6-9 maanden:

A
  • Rugligging niet meer interessant
  • Veel omrollen
17
Q

Zit 6-9 maanden:

A
  • Zit zelfstandig
  • Gevarieerde zithoudingen
18
Q

Handfunctie 6-9 maanden:

A
  • Palmairgreep
  • Radiale palmairgreep
  • Schaargreep
  • Oppositie van duim ontwikkelt
  • Toenemend bewust loslaten
19
Q

Mijlpalen 9-12 maanden:

A
  • Kruipen: 10 maanden
  • Optrekken tot staan: 10-12 maanden
  • Loslopen: 12-18 maanden
  • Pincetgreep: 12 maanden
20
Q

Vroeg lopen kenmerken:

A
  • Breed gangspoor
  • Armen high guard
  • Weinig vrijheidsgraden gewrichten
21
Q

Handfunctie 9-12 maanden:

A
  • Pincetgreep
  • Slaan blokjes tegen elkaar
  • Twee blokjes in een hand
  • Controle over loslaten
22
Q

Vormen van abnormale ontwikkeling:

A
  • Cerebrale parese: cerebral palsy, spasticiteit
  • Floppy infant: slap, hypotoon
  • Ontwikkelingsachterstand zonder focale neurologische stoornissen
23
Q

Spastische cerebrale parese:

A
  • Slap in de romp
  • Stijf in extremiteiten: benen scharen, handen in vuistjes
24
Q

Alarmsignalen psychomotore ontwikkelingsachterstand:

A
  • Micro/macrocefalie
  • Nystagmus, strabismus
  • Geen oogcontact > 2 maanden
  • Onvoldoende reactie op geluid
  • Constante asymmetrie in houding
  • Vuisthouding 1 of dubbelzijdig
  • Persisterende ATNR na 3-5 maanden
  • Blijvende head-lag
  • Spitsvoeten of scharen bij verticale suspensie
  • Omgekeerde U bij horizontale suspensie
  • Duidelijk afwijkende tonus
25
Q

Gehechtheidsclassificatie:

A
  • Veilig gehecht
  • Onveilig vermijdend
  • Onveilig ambivalent
  • Combi hiervan kan gedesorganiseerd zijn
26
Q

Strange situation procedure van Ainsman:

A
  • Vreemde omgeving, aanwezigheid vreemde, separatie van ouder
  • Hechtingsgedrag wordt gescoord bij hereniging
  • Normaal: goede balans tussen exploreren en hechtingsgedrag
  • Vermijdende hechting: veel exploreren, weinig hechtingsgedrag
  • Ambivalent: weinig exploreren, weinig hechtingsgedrag
  • Scoren op: zoeken nabijheid, onderhouden contact, afweer, vermijding
27
Q

Sociaal-emotionele ontwikkeling volgens Erikson:

A
  1. Basaal vertrouwen vs basaal wanvertrouwen (0-2 jaar): vertrouwen in omgeving
  2. Autonomie vs schaamte en twijfel (2-3 jaar): opvatting over eigen lichaam
  3. Initiatief en schuldgevoel (4-6 jaar): opvatting over eigen kunnen
  4. Vlijt vs minderwaardigheid (7-12 jaar): opvatting zelf in vergelijking tot anderen
  5. Identiteit vs rolverwarring (12-20 jaar): opvatting over onze plaats in de wereld
  6. Intimiteit vs isolatie (20-40 jaar): intieme relaties met anderen
  7. Generativiteit vs stagnatie (40-65 jaar): gericht op volgende generatie
  8. Ego-integriteit vs wanhoop (65-dood): terugkijkend op leven
28
Q

Ontstaan van de ledematen

A

De ontwikkeling begint in week 4 na conceptie vanuit het pariëtale blad van het zijplaatmesoderm.

Dit leidt tot de vorming van een uitstulping: de ledemaatknop (limb bud).

29
Q

Belangrijke regulerende factoren ontwikkeling ledematen

A

Hox-genen bepalen de locatie van de ledemaatknoppen.
Tbx5 en Tbx4 reguleren respectievelijk arm- en beenontwikkeling.
FGF10 stimuleert het ectoderm en vormt de Apical Ectodermal Ridge (AER).

30
Q

Functie en rol van AER

A

De AER is een verdikking van het ectoderm en essentieel voor proximodistale uitgroei.
Produceert FGFs (o.a. FGF8, FGF4, FGF2) die mesodermale celproliferatie stimuleren.
Verwijdering van de AER leidt tot incomplete ledemaatvorming.
Extra AER weefsel kan leiden tot duplicatie van een ledemaat

31
Q

Patroonvorming en signaalcentra

A

De ZPA (Zone of Polarizing Activity) regelt de anteroposterieure as door het produceren van Shh (Sonic Hedgehog).
Transplantatie van een extra ZPA veroorzaakt spiegelbeeldige duplicatie van vingers.
Wnt7a (dorsaal) en En-1 (ventraal) reguleren de dorsoventrale identiteit van de ledematen.
De interactie tussen FGFs, Shh en Wnt7a vormt een signaalnetwerk dat de ledemaatontwikkeling controleert.

32
Q

Syndactylie en ledemaatskelet

A

FGFR2-mutaties kunnen leiden tot syndactylie (vergroeiing van vingers) doordat FGF-signalen apoptose in de interdigitale ruimte remmen.

Het ledemaat-skelet ontstaat door mesenchymale condensatie en kraakbeenvorming.

33
Q

Spierontwikkeling

A

Spieren ontstaan uit myoblasten die migreren vanuit de somieten.
Pax3 is essentieel voor myoblastmigratie.