VO/ZO week 11 Flashcards
Vanaf … verjaardag bewegingen asymmetrisch (links/rechtshandigheid
2e: voor die tijd alle asymmetrie afwijkend
Mijlpalen 0-3 maanden:
- Lachen: 2-6 weken
- Fixeren, volgen, oogcontact: 4-8 weken
- Reactie op geluid: 2-3 maanden
- Handen in middenlijn
- Hoofdbalans nog niet goed ontwikkeld: bij tractierespons nog headlag
Primitieve reflexen bij normale zuigeling 0-3 maanden:
- Zoek-zuigreflex
- ATNR: asymmetrische tonische nek reflex (hoofd draaien arm en benen strekken), na ontwikkeling grijpreflex pathologisch
- Moro: schrikreflex
- Grijpreflexen
- Opstap-loopreflex
- Galant: buigreflex als bepaalde kant aangeraakt wordt
Verandering buikligging 0-3 maanden:
- Fysiologische flexie extensie
- Verplaatsing lichaamszwaartepunt: van craniaal naar meer caudaal
- Oprichten
- Onderarmsteun
Verandering rugligging 0-3 maanden:
- Fysiologische flexie
- Hoofd eerst geroteerd, later controle in middellijn
- Arm-hand en hand-mond contact ontwikkelt
Verandering zit 0-3 maanden
- Kortdurend oprichten hoofd in gesteunde zit
- Valt voorover maar bij 3 maanden wel handen vooruit
Verandering stand 0-3 maanden:
- Intermitterend gewicht dragen
- Geen slipping through: voldoende axiale spierkracht
Handfunctie 0-3 maanden:
- Grijpreflex
- In rugligging overwegend in vuist
- Richting 3 maanden meer openen van hand
Mijlpalen 3-6 maanden:
- Grijpen: 3 maanden
- Overpakken: 6 maanden
- Omrollen: 5-6 maanden
Buikligging 3-6 maanden:
- Steunname
- Evenwicht
Rugligging 3-6 maanden:
- Kleiner steunvlak
- Hand-knie contact
- Hand-voet contact
- Omrollen tot zijligging door gewichtverplaatsing
Zit 3-6 maanden:
- Meer gesteund
- Kan rondkijken
Stand 3-6 maanden:
- Hoofd meer boven romp
Handfunctie 3-6 maanden:
- Hand-hand coördinatie
- Pakt voorwerp over
- Nog geen bewust loslaten
- Ulnaire palmairgreep
Mijlpalen 6-9 maanden:
- Pivoteren: 6-7 maanden
- Los zitten: 7-8 maanden
- Tijgeren: 7-8 maanden
- Zelfstandig tot zit komen: 9 maanden
Rugligging 6-9 maanden:
- Rugligging niet meer interessant
- Veel omrollen
Zit 6-9 maanden:
- Zit zelfstandig
- Gevarieerde zithoudingen
Handfunctie 6-9 maanden:
- Palmairgreep
- Radiale palmairgreep
- Schaargreep
- Oppositie van duim ontwikkelt
- Toenemend bewust loslaten
Mijlpalen 9-12 maanden:
- Kruipen: 10 maanden
- Optrekken tot staan: 10-12 maanden
- Loslopen: 12-18 maanden
- Pincetgreep: 12 maanden
Vroeg lopen kenmerken:
- Breed gangspoor
- Armen high guard
- Weinig vrijheidsgraden gewrichten
Handfunctie 9-12 maanden:
- Pincetgreep
- Slaan blokjes tegen elkaar
- Twee blokjes in een hand
- Controle over loslaten
Vormen van abnormale ontwikkeling:
- Cerebrale parese: cerebral palsy, spasticiteit
- Floppy infant: slap, hypotoon
- Ontwikkelingsachterstand zonder focale neurologische stoornissen
Spastische cerebrale parese:
- Slap in de romp
- Stijf in extremiteiten: benen scharen, handen in vuistjes
Alarmsignalen psychomotore ontwikkelingsachterstand:
- Micro/macrocefalie
- Nystagmus, strabismus
- Geen oogcontact > 2 maanden
- Onvoldoende reactie op geluid
- Constante asymmetrie in houding
- Vuisthouding 1 of dubbelzijdig
- Persisterende ATNR na 3-5 maanden
- Blijvende head-lag
- Spitsvoeten of scharen bij verticale suspensie
- Omgekeerde U bij horizontale suspensie
- Duidelijk afwijkende tonus
Gehechtheidsclassificatie:
- Veilig gehecht
- Onveilig vermijdend
- Onveilig ambivalent
- Combi hiervan kan gedesorganiseerd zijn
Strange situation procedure van Ainsman:
- Vreemde omgeving, aanwezigheid vreemde, separatie van ouder
- Hechtingsgedrag wordt gescoord bij hereniging
- Normaal: goede balans tussen exploreren en hechtingsgedrag
- Vermijdende hechting: veel exploreren, weinig hechtingsgedrag
- Ambivalent: weinig exploreren, weinig hechtingsgedrag
- Scoren op: zoeken nabijheid, onderhouden contact, afweer, vermijding
Sociaal-emotionele ontwikkeling volgens Erikson:
- Basaal vertrouwen vs basaal wanvertrouwen (0-2 jaar): vertrouwen in omgeving
- Autonomie vs schaamte en twijfel (2-3 jaar): opvatting over eigen lichaam
- Initiatief en schuldgevoel (4-6 jaar): opvatting over eigen kunnen
- Vlijt vs minderwaardigheid (7-12 jaar): opvatting zelf in vergelijking tot anderen
- Identiteit vs rolverwarring (12-20 jaar): opvatting over onze plaats in de wereld
- Intimiteit vs isolatie (20-40 jaar): intieme relaties met anderen
- Generativiteit vs stagnatie (40-65 jaar): gericht op volgende generatie
- Ego-integriteit vs wanhoop (65-dood): terugkijkend op leven
Ontstaan van de ledematen
De ontwikkeling begint in week 4 na conceptie vanuit het pariëtale blad van het zijplaatmesoderm.
Dit leidt tot de vorming van een uitstulping: de ledemaatknop (limb bud).
Belangrijke regulerende factoren ontwikkeling ledematen
Hox-genen bepalen de locatie van de ledemaatknoppen.
Tbx5 en Tbx4 reguleren respectievelijk arm- en beenontwikkeling.
FGF10 stimuleert het ectoderm en vormt de Apical Ectodermal Ridge (AER).
Functie en rol van AER
De AER is een verdikking van het ectoderm en essentieel voor proximodistale uitgroei.
Produceert FGFs (o.a. FGF8, FGF4, FGF2) die mesodermale celproliferatie stimuleren.
Verwijdering van de AER leidt tot incomplete ledemaatvorming.
Extra AER weefsel kan leiden tot duplicatie van een ledemaat
Patroonvorming en signaalcentra
De ZPA (Zone of Polarizing Activity) regelt de anteroposterieure as door het produceren van Shh (Sonic Hedgehog).
Transplantatie van een extra ZPA veroorzaakt spiegelbeeldige duplicatie van vingers.
Wnt7a (dorsaal) en En-1 (ventraal) reguleren de dorsoventrale identiteit van de ledematen.
De interactie tussen FGFs, Shh en Wnt7a vormt een signaalnetwerk dat de ledemaatontwikkeling controleert.
Syndactylie en ledemaatskelet
FGFR2-mutaties kunnen leiden tot syndactylie (vergroeiing van vingers) doordat FGF-signalen apoptose in de interdigitale ruimte remmen.
Het ledemaat-skelet ontstaat door mesenchymale condensatie en kraakbeenvorming.
Spierontwikkeling
Spieren ontstaan uit myoblasten die migreren vanuit de somieten.
Pax3 is essentieel voor myoblastmigratie.