Verdiepende vaardigheden Flashcards

1
Q

Basisvaardigheden

A
  • niet-selectieve, relatie-bevorderende vaardigheden
  • vertrekken en blijven bij de gedachten of gevoelens van de cliënt
  • in principe geen toevoegingen vanuit het referentiekader van de hulpverlener
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verdiepende vaardigheden

A
  • exploratie-bevorderende vaardigheden & ontregelende/uitdagende vaardigheden
  • toevoeging of bevraging vanuit het referentiekader van de hulpverlener
  • vertrekken vanuit het opmerken van• onuitgesproken
    belevingen, gevoelens,
    thema’s van de cliënt• terugkerende patronen in
    het verhaal, in omgang met
    het probleem, in de
    therapeutische relatie• incongruenties of
    contradicties
  • afgestemd op de cliënt
    * draagkracht
    * therapeutische relatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Exploratie-bevorderende vaardigheden

A
  • reflectie van onderliggende beleving
  • interpretatie
  • vragen stellen
  • zelf-onthulling
  • hier en nu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Reflectie van de onderliggende beleving

A

= Accurate empathie van de 2de orde, empathisch gissen, gevorderde empathie

= Empathie die verder gaat dan een reflectie van de verwoorde gevoelens door cliënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gevoelsreflectie op

A
  • half geuite achtergronden, zinnen, gevoelens
  • onderwerpen die de cliënt moeilijk durft te verwoorden
  • info uit de manier waarop verteld wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Reflectie van onderliggende beleving lukt niet als

A
  • je zelf geen voeling hebt met je eigen beleving/gevoelens
  • je niet om kan met het soort gevoelens dat de cliënt beleeft, maar niet uitspreekt
  • je enkel vanuit je hoofd luistert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Interpreteren

A

= Verbanden leggen met de bedoeling te verhelderen: herordening van gegevens, het plaatsen van gegevens in een groter verband

De hulpverlener voegt iets toe vanuit het eigen referentiekader op grond van

  • observatie van terugkerende dynamieken (patronen)
  • theorie
  • ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Interpreteren: Hoe?

A

elke interpretatie is een hypothese die bij de cliënt getoetst dient te worden

  • sluit aan bij wat de cliënt eerder vertelde, wat er eerder in de gesprekken gebeurde en wat er nu gezegd wordt of gebeurt.
  • doseren, laten verwerken, integreren
  • keer nadien terug naar het referentiekader van de cliënt

rekening houdend met :

  • draagkracht van de cliënt
  • draagkracht en veiligheid van de therapeutische relatie
  • timing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij afgewezen interpretaties kan je

A
  • herformuleren (cliënt heeft het niet begrepen)
  • loslaten (cliënt vindt dat het niet klopt)
  • later opnieuw proberen (~ negatieve capaciteit van de hulpverlener)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zelfonthulling

A

= Transparant delen van betekenisvolle ervaringen door de hulpverlener uit het eigen leven,
aansluitend op wat de cliënt vertelt.

Functie:
• herkenning, drempelverlagend  versterkt de therapeutische relatie

  • hulpverlener als model voor het brengen van kwetsbare stukken
  • stimuleren tot delen, verdiepen, zelf-exploratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zelfonthulling : Hoe?

A
  • kort voorbeeld waarbij je enkel het stukje aangeeft dat aansluit op datgene waar de cliënt het over heeft
  • keer terug naar het referentiekader
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hier en nu

A

= Interventies die de aandacht verplaatsen van het verhaal dat de cliënt brengt naar hoe de inhoud van het verhaal op dit moment beleefd wordt.

Functie:

  • stimuleert bewustwording en besef van het probleem
  • stimuleert zelf-exploratie

leidt af van het louter rationeel vertellen naar een meer belevend vertellen:

  • meer gedetailleerde info
  • betere reflecties mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hier en nu: Hoe?

A
  • ‘Merk je dit nu ook?’
  • ‘Waar voel je dit nu?’
  • ‘Is dit nu ook aanwezig?’
  • ‘Voelt dit tussen ons ook zo?’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ontregelende vaardigheden

A
  • confrontatie

* directheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Confronteren

A

= Het opmerken en benoemen van tegenstrijdigheden, met de bedoeling om de cliënt er bewust van te laten worden en de tegenstrijdigheden te exploreren.

  • verbaal en non-verbaal
  • inhoudelijke tegenstrijdigheden
  • gedrag tijdens en buiten begeleidingsgesprekken
  • afspraken en realisering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Confronteren: Hoe?

A

kalm, aftastend, accepterend, vanuit de intentie om te helpen :

 • acceptatie door de 
 hulpverlener maakt de 
 confrontatie verteerbaar 

 • geef de cliënt de ruimte 
 om de confrontatie af te 
 wijzen 

 • geef de cliënt tijd om te 
 verwerken en te 
 herordenen 

• in verteerbare porties: zal de cliënt er iets mee kunnen?

rekening houdend met:

 • de draagkracht van de 
 therapeutische relatie 

 • de draagkracht van de 
 cliënt 

 • timing  
17
Q

Directheid

A

= Het geven van interpersoonlijke feedback over wat er in de gesprekken gebeurt.

  • Het vertrekt vanuit hoe de hulpverlener de cliënt ervaart of hoe hij/zij de therapeutische relatie ervaart met de bedoeling om dit verder te onderzoeken.
  • Het maakt deel uit van het probleem waarvoor de cliënt komt. Dit probleem krijgt gestalte in de hulpverleningsrelatie zelf.
  • Het niet bespreken maakt dat het hulpverleningsproces stagneert.

[!] Enkel in een goede therapeutische relatie, niet tijdens de eerste sessies

18
Q

Directheid: Hoe?

A
  • d.m.v. een meta-gesprek
  • sluit aan op wat er zich voordien en nu voordoet
  • geformuleerd als een ik-boodschap
  • tentatief
  • vraag ter exploratie