De hulpverlener als persoon Flashcards
Wie wordt hulpverlener?
- persoonlijke interesses, die vorm kregen door je levensverhaal (affiniteit, aantrekkingskracht)
- identificatiefiguren
- persoonlijke kwetsbaarheid → drijfveer om te helpen
- het impliciete mensbeeld dat je hebt opgebouwd
Aspecten van het hulpverlenend beroep die voldoening geven
• Other-oriented motivatie: om anderen te helpen
- Self-oriented: om je goed te voelen en zin te geven aan je leven
- Intrinsieke bevrediging
- Extrinsieke bevrediging
- Negatieve bevrediging
- Specifieke kwetsbaarheden: bekommernis om kwetsbaarheden van anderen deels gedreven vanuit eigen kwetsbaarheid.
Kwaliteiten van de hulpverlener
Kenmerken van hulpverleners kunnen in kaart gebracht worden volgens twee dimensies:
- externe, observeerbare, objectieve ↔ interne, subjectieve kwaliteiten
- cross-situationele kenmerken ↔ kenmerken specifiek voor de hulpverlening
Objectieve kenmerken
- leeftijd
- geslacht
- etniciteit
- professionele achtergrond
Subjectieve kenmerken
- persoonlijk functioneren
- draagkracht voor spanning en emotie
- inzicht en reflectie
- relationele kwaliteiten
- professionele identiteit
Reflecteren in de hulpverlening
- nadenken over een gebeurtenis, een ervaring, een situatie in de beroepscontext
- je licht laten schijnen over je eigen functioneren
- onderscheidt professionele gespreksvoering van andere gesprekken
Reflecteren: redenen
- helpt om gedachten en gevoelens te plaatsen
- maakt je bewust van je eigen handelen leidt tot beter hulpverlenend handelen
- dwingt je goed na te denken alvorens te handelen
- biedt houvast voor verdere keuzes in je handelen
Reflecteren: 4 cruciale vragen
- Wat is er concreet gebeurd? (handelen)
- Wat vond ik belangrijk? (denken)
- Wat heb ik eruit geleerd?
- Wat ga ik doen?
Reflecteren: Het leerproces 4 fasen
- onbewust & onbekwaam
- bewust & onbekwaam
- bewust & bekwaam
- onbewust & bekwaam
Supervisie
= het onder begeleiding leren door reflectie op eigen werkervaringen, waarbij de hulpverlener
- o.b.v. theoretische kennis en eigen praktijkhandelen vakkennis en vakkundigheid vergroot en verdiept
- zijn zelfinzicht vergroot ten voordele van hulp aan de cliënt
- eigen gevoelens leert hanteren
- zich leert oriënteren op de organisatie van de instelling waarbinnen hij werkt
6 ethische basisprincipes
- Autonomie erkennen: de cliënt heeft het recht om autonoom keuzes te maken en te handelen, op voorwaarde dat hieraan geen nadelige gevolgen voor anderen verbonden zijn.
- Gericht zijn op het goede te doen: de hulpverlener moeten toegewijd zijn aan het bevorderen van de groei en ontwikkeling van de cliënt.
- Niet schaden
- Rechtvaardigheid: de hulpverlener biedt aan iedereen gelijke kansen en hulpbronnen
- Loyaliteit: de hulpverlener is betrouwbaar en houdt zich aan zijn beloften
- Oprechtheid: de hulpverlener vertelt de waarheid, geeft eerlijke feedback
Ethische thema’s: Vertrouwelijkheid
De hulpverlener respecteert het vertrouwen van de cliënt door geen informatie te verspreiden die tijdens de sessies gedeeld werd.
Grenzen van vertrouwelijkheid:
- informatie mag wel gedeeld worden met supervisor
- wanneer iemand vertelt over plannen om zichzelf of anderen te schaden, is de hulpverlener verplicht dit aan de juiste autoriteiten te melden
- wanneer er sprake is van misbruik, is de hulpverlener verplicht dit aan de juiste autoriteiten te melden
Ethische thema’s: grenzen erkennen
Hulpverleners bieden enkel hulp op gebieden waarin ze geoefend en competent zijn.
Ethische thema’s:
cliënten helpen begrijpen
hoe hulpverlening werkt
Cliënten hebben het recht om geïnformeerd te zijn over
- de inhoud van een therapeutische relatie
- het theoretisch kader van de hulpverlener
- de prijs van een sessie
- de lange van een hulpverleningstraject
- de gebruikte technieken
- het feit dat een sessie opgenomen wordt
- de uitkomsten die verwacht kunnen worden
Ethische thema’s:
goede grenzen ontwikkelen
De hulpverlener moet grenzen stellen m.b.t.
- de structuur van de hulpverlening
- de interpersoonlijke kenmerken van de interactie