Basisvaardigheden in een gesprekssituatie Flashcards
Rollen van de hulpverlener: vertrouwensfiguur
- onvoorwaardelijk accepteren
- transparant
- echtheid
- luisteren/empathisch reageren
- specifieke richtinggevende aandacht
Rollen van de hulpverlener: mededeelzame detective
- ‘detective’: hoe verwerkt de cliënt zijn informatie? → differentiatie ↔integratie
- ‘mededeelzame’: de hulpverlener vertelt zoveel mogelijk wat er in hem omgaat
Rollen van de hulpverlener: docent
- voorleggen van een andere visie
- gebeurtenis, gedachte, gevoel, gedrag
- psycho-educatie
- nog geen actie
Rollen van de hulpverlener: coach
- terughoudend, stimulerend, over drempels heen.
- kijken of er een kans is dat het kan slagen.
- vertrouwen, self-efficacy
- Wat zal het effect zijn van de veranderingen op de cliënt en zijn omgeving?
Ergan’s ontwikkelingsmodel: probleemverheldering
• contact leggen
• samen zicht krijgen op het probleem
Rollen: Docent, vertrouwensfiguur, mededeelzame detectieve
Ergan’s ontwikkelingsmodel: probleemnuancering
- herformuleren
- ordenen
- kiezen van deelproblemen
- genuanceerde, overzichtelijke kijk op problemen
Rollen: Docent, vertrouwensfiguur, mededeelzame detectieve
Ergan’s ontwikkelingsmodel: probleembehandeling
• definiëren en kiezen van na te streven doelen
• bereiken van die doelen in termen van gedrag
Rollen: Vertrouwensfiguur, coach, mededeelzame detectieve
Het eerste gesprek
- maak het doel van het gesprek duidelijk (= probleemverheldering)
- wees duidelijk over de tijdsduur
- wees duidelijk dat er daarna gekeken zal worden wat er aan te doen (probleemnuancering, behandeling)
valkuil: reparatiereflex, het direct willen bieden van een oplossing
- bespreek praktische zaken
- geef altijd de mogelijkheid tot vragen stellen
Selectieve luistervaardigheden
- vragen stellen
- parafraseren van de inhoud
- concretiseren
- samenvatten
Open vragen
- horen wat belangrijk is
- bij probleemverheldering
- als vertrouwensfiguur en mededeelzame detective
Gesloten vragen
- iets specifieks te weten komen
- controleren of je het verhaal goed begrepen hebt
- over iets moeilijks praten, want minder bedreigend
- vaker bij kinderen en tieners
- dikwijls uit het referentiekader van de hulpverlener
- de cliënt is beperkt in uitingen
- vaak suggestief
- de cliënt is minder verantwoordelijk voor wat besproken wordt
Waarom-vragen
- soms adequaat om iemands ideeën over zijn beweegredenen na te vragen
- soms bedreigend, vooral tijdens het begincontact
- de toon waarop deze vragen gesteld worden is belangrijk
Parafraseren van de inhoud
= Kort in eigen woorden weergeven van het belangrijkste uit wat de cliënt gezegd heeft.
Functie:
- De cliënt merkt dat je geluisterd hebt
- De hulpverlener formuleert scherper, zodat de cliënt ook een duidelijker beeld krijgt
- De hulpverlener gaat na of hij het goed begrepen heeft
Gevoelsreflectie
= Weergeven of spiegelen van een gevoel
Functie:
- Toont de cliënt dat de hulpverlener probeert te begrijpen hoe een cliënt zich voelt
- Acceptatie van gevoelens → veilig/gemakkelijker gevoel uiten → probleemverheldering
- Controlefunctie: heeft de hulpverlener het juist?
Concretiseren
= Zo nauwkeurig en precies mogelijk over een probleem laten vertellen
Functie:
- Biedt een scherper, gedifferentieerd inzicht in de probleemsituatie
- Gaat in tegen de neiging van de cliënt om vage, abstracte bewoordingen te gebruiken
- Biedt de kans om nuances aan te brengen