Vaste- en uitneembare voorziening (orthodontie) Flashcards

1
Q

Welke soorten uitneembare voerzieningen zijn er? (5)

A
  1. plaatapparatuur
  2. Activator
  3. Headgear
  4. Clear aligners
  5. Myofunctionerende vormgevende myobrace/trainer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn 5 indicaties voor plaatapparatuur?

A

o Eenvoudige tandverplaatsingen.
o Diepe beet,
o Omgekeerde beet in het front,
o Smalle bovenkaak
o Retentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn 4 voordelen van plaatapparatuur?

A

o Relatief eenvoudig toe te passen.
o Weinig belastend voor de patiënt
o Tandvriendelijk, lage krachten
o Goedkoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn 6 nadelen van plaatapparatuur?

A

o Afhankelijk van medewerking van patiënt
o Moeilijk schoon te houden
o Hindert spraak en smaak
o Nadelig voor tong en spiergedrag
o Werkt slecht in de onderkaak (door slechte retentie)
o Ouderwets imago

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 mogelijkheden van tandverplaatsing zijn er mogelijk bij plaatapparatuur?

A

o Tipping movement
o Geen bodily movement.
o Beperkte rotatie mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij het behandelen van een diepe beet (met plaatappatuur) komt er achter het bovenfront een verdikking van het kunsthars. Hierdoor bijt het onderfront op het kunstharsopbeet. Wat is hiervan het effect bij 24 uur dragen per dag?

A

De kiezen komen niet op elkaar. Door het 24 uur per dag te dragen, groeien de molaren en premolaren uit waardoor de diepe beet minder diep wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer zal er geen beetverhoging plaatsvinden bij een opbeet van kunsthars?

A

Als het onderfront tussen de plaat en het bovenfront valt. Het moet echt op de plaat vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar moet de verdikking/opbeet van kunsthars komen als je een omgekeerde beet wil behandelen? Wat is hiervan het effect?

A
  • Kunsthars beetverhoging in zijdelingse delen.
    o Overkapping premolaar-molaarblok bovenkaak.

De overlapping incisieven tijdelijk opgeheven. Er ontstaat een openbeet. De boven incisief snel protruderen (naar buccaal bewegen). Plaat uit zodra omgekeerde beet is verholpen (beet occlusie zorgt dan voor de retentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvoor zorgt een smalle bovenkaak vaak?

A

Voor een kruisbeet in de zijdelingse delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarmee kan een kruibeet worden verholpen?
Hoe gaat dat in zijn werking?

A
  • Met een expansieplaat
  • Er zit een schroef op de plaats waaraan de patiënt zelf kan draaien > plaat wordt breder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat kan je bereiken met een expansieplaat en wat zijn de mogelijkheden wel-niet? (5)

A
  • Slecht geringe expansie mogelijk.
  • Alleen Tipping molaren, geen botveranderingen.
  • Nauwelijks ruimtewinst te bereiken
  • Geen klasse II correctie mogelijk
  • Groot risico op terugschuiven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarvoor kan een retentieplaat worden gebruikt?

A

Om de elementen in de juiste positie te houden

De labiale boog stoort de occlusie niet omdat het strak tegen het bovenfront zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor wordt het uitneembare apparatuur vastgezet?

Welke zijn er? (4)

A
  • Door klammers
  • Adams’ anker (MEEST GEBRUIKT)
  • C-anker
  • Linguale verlenging
  • Bal-anker. (MEEST EBRUIKT)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Om welke elementen zit het Adams’ anker meestal?

A

Molaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doe je met een Activator?

A

Correctie van een klasse II skeletaal groeipatroon met een disto-occlusie tot een klasse I met een neutro-occlusie door de groei van het craniofaciale skelet te beïnvloeden en de functionele afwijkingen op te lossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor occlusie heb je bij een Klasse II skeletaal groeipatroon?

A

Disto-occlusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een disto-occlusie?

A

Ondertanden- en kiezen staan te ver naar achteren ten opzichte vand e boventanden- en kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn indicaties voor het gebruik van een Activator? (6)

A

o Terugliggende onderkaak
o Prominent middengezicht en/of bovenkaak
o Horizontaal groeipatroon
o Angle klasse II
o Protrusie bovenfront, retrusie onderfront
o Alleen in de groeispurt gebruiken > hierna weinig effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarmee wordt een activator vaak gecombineerd?

A

met een buitenboord beugel (headgear)
> bij extreme klasse II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe werkt de activator? (5)

A

o Groei en kanteling van de bovenkaak.
o Retrusie van het bovenfront.
o Proclinatie van het onderfront.
o Opheffen van een diepe beet.
o Reductie van een open beet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn 5 contra-indicaties voor een activator (wanneer gebruik je het niet)?

A

o Verticaal groeipatroon, skeletale open beet. (wordt erger)
o Ernstig ruimte gebrek. (doet niets)
o Kaakgewrichtsklachten. (kaakkopje ander in kom > spierpijn)
o Leeftijd. (kind uitgegroeid, geen effect. Kind te jong, heel lang bezig)
o Gebrek aan motivatie. (als iemand niet draagt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de voordelen van de activator? (4)

A

Bij goede motivatie:
o mooie Skeletale klasse II correctie
o mooie Dentale klasse II correctie
o Lage krachten, tandvriendelijk.
o Eenvoudig en goedkoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de nadelen van de activator? (7)

A

o Geen grote tandstand correcties mogelijk
o Succes afhankelijk van medewerking
o Toename proclinatie onderfront
o Toename crowding onderfront
o Relatief hoog relapse risico
- Over correctie nodig
o Belastend voor de patiënt (moeilijk praten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke 3 soorten headgear zijn er?

A
  • Cervicale headgear.
  • High pull headgear.
  • Straight pull headgear.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarop is de keuze van het soort headgear gebaseerd? (3)

A
  • gelaatsopbouw
  • occlusie
  • asymmetrische behandeling is
    mogelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke soort headgear wil je bij een mesiofaciaal (average face) gebruiken?

A

Kracht naar dorsaal, recht naar achteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke soort headgear wil je bij een dolichofaciaal (long face) gebruiken?

A

Kracht naar craniaal = omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke soort headgear wil je gebruiken bij een brachyfaciaal?

A

Naar caudaal, schuin, naar beneden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarvoor zorgt het dragen van headgear?
Wat is hiervan het effect?

A

Voor de remming van groei van de BK
 Correcties klasse II afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar zorgt het dragen van headgear voor op de molaren?
Wat is hiervan het effect?

A

Distaliseren (naar distaal bewegen) en roteren van de eerste molaren in de bovenkaak.
- Ruimte winnen in de bovenste tandboog.

31
Q

Specifiek bij een cervicale-headgear is de kracht naar achteren en naar onderen waarvoor zorgt dit?

A

Extrusie eerste molaren in de bovenkaak
 Verminderen van de diepe beet.

32
Q

Wat is de werking van de high pull-headgear? (3)

A

o Groeiremming van de bovenkaak.
 Correctie klasse II
o Distaliseren en roteren eerste molaren in de bovenkaak.
 Ruimte winnen in de bovenste tandboog.
o Extrusie eerste molaren in de boven kaak.
 Verminderen van de diepe beet.

33
Q

Welke headgear wordt ingezet bij een klasse III afwijking?

A

Reverse pull
- Kracht naar mesiaal BK

steunt af op voorhoofd en kin

34
Q

Hoe werkt een clear aligner?

A

Het werkt door steeds hele kleine beetjes te verplaatsen.

Op maat gemaakt > programma > reeks van gemaakt hoesjes > om de 2 weken een nieuwe

35
Q

Waarbij werkt een clear aligner het best?
Wat doe je bij ruimtegebrek?

A

Bij geroteerde elementen
Slicen

36
Q

Welk hoesje (clear aligner) wordt als retainer gebruikt als de verplaatsing klaar is?

A

Het laatste gemaakte hoesje

37
Q

Een myobrace is vergelijkbaar met een activator (maar niet op maat gemaakt = niet op maat). Wat corrigeert en bevorderd het? (4)

A
  • Corrigeert afwijkende mondgewoonten.
  • Ontwikkelt de kaken en lijnt deze uit.
  • Optimaliseert de gezichtsontwikkeling.
  • Bevorderd gezonde spierfuncties.
38
Q

Bij welke leeftijd vaak een myobrace?

A
  • Van 3 – 15 jaar.

3 is iets te jong en 15 te oud

39
Q

Dient een logopedist te worden ingezet bij een myobrace?

A

Vrijwel altijd

40
Q

Juist of onjuist: De myobrace dient vooral voor de spierfunctie

A

Juist

41
Q

Hoe werkt de myobrace (4)

A

o Door de neus ademen
o Tong in juiste positie in rust.
o Op de juiste manier laten slikken
o Lippen op elkaar houden.

42
Q

Wat heeft Edward angle (1855-1930) ontwikkelt en uitgevonden?

A

o Ontwikkeling van Angle classificatie.
o Uitvinder vaste apparatuur.

43
Q

Waarom is Six keys of occlusion zo belangrijk?

A

Dit is de gouden standaard bij orthodontische behandelingen

44
Q

Wat wil je bereiken met met alle orthodontische behandelingen > DE six keys of occlussion? (6)

A
  • Optimale interdigitatie.
  • Optimale kroonangulatie.
  • Optimale krooninclinatie.
  • Afwezigheid van rotaties
  • Goede approximale contactpunten.
  • Vlak occlusievlak.
45
Q

Vaste voorziening:

Wat is expansie?

A

Het verbreden van de kaak.

46
Q

Waardoor ontwikkelen de kaken zich niet goed?

A

Door de druk van de lippen of de tong. Ze worden te smal

47
Q

Expansie apparaten
Wat moet je als mondhygiënist controleren bij de ringen van een Transpalatale Arch?

A

Of de banden/ringen bij de molaren heel mooi aansluiten en of het cement niet afgebrokkeld is

> > voedselimpactie met alle gevolgen van dien

48
Q

Expansie apparaten
Wat voor krachten bij Transpalatale Arch en Quadhelix?

A

Continue kracht op de molaren/tussen de molaren

49
Q

Expansie apparaten
Wat voor krachten heeft de Hyrax?
Hoe wordt deze bijgesteld?

A

Intermitterende kracht.

door zelf 1-2x pd te draaien

Vaak gebruikt > effectief

50
Q

Uitneembaar = expansieplaat.
Hoe bijstellen?
Wat is lastig?

A

o Zelf draaien 1-2 keer per week.
o Onderkaak is lastig.

51
Q

Juist of onjuist: Expansie is het meest gevoelig voor relapse

A

Juist

52
Q

Ieder element heeft zijn eigen type bracket. Waarmee is er hier rekening gehouden?

A

Met de six keys of occlussion

53
Q

Wat is er ingebouwd in de brackets? (3)

A
  • Mate van rotatie/offset door dikte van de basis.
  • Mate van tip.
  • Mate van torque:
    Nooit 100% expressie.> geen individu voldoet exact aan de gemiddelden
54
Q

Hoe is de expressie van de brackets Tip of angulatie?
Hoe is de speling van het draad

A
  • Bijna volledige expressie
    o Draad heeft nauwelijks speelruimte in de bracket.
55
Q

Hoe is de expressie van brackets bij Torque of inclinatie.
Hoe is de speling van het draad

A
  • Expressie pas bij full size rechthoekige draden.
  • Er blijft speling tussen draad en slot.
56
Q

Wat zijn Zelfligerende brackets?

A

Hierbij zijn geen elastiekjes nodig

57
Q

Wat is het voordeel van linguale brackets?

A

Niet zichtbaar

58
Q

Voor het niet zichtbaar laten zijn van brackets zijn er ook clear/ceramic brackets. Wat is hiervan het nadeel?

A

meer frictie en kans op schade aan glazuur bij verwijderen.

59
Q

Wat zijn Botankers?

A

Mini-implantaat die voor extra verankering zorgen.

60
Q

Hoe vindt de plaatsing van de bracket plaats? (6)

A
  • Uitgaan van het midden van de kroon.
  • Bracket parallel aan lengteas van klinische kroon.
  • Verticaal = meethulp gebruiken.
  • Op model plaatsen -> mal over de brackets -> plaatsen in de mond
  • Foutieve plaatsing leidt tot geen juiste stand.
    o Wordt soms bewust gedaan.
61
Q

Wat gebeurt er als een brackets onjuist op het element staat

A

Je krijgt een onjuiste stand; komt heel nauw

62
Q

Waarom wil je soms overcorrectie (bij een gedraaid/geroteerd element)?

A

Het element heeft de neiging om terug te draaien

63
Q

De bracket zelf doet niets. Wat is er nodig om te verplaatsing mogelijk te maken?

A

Bogen en draadeigenschappen.
> de draden

64
Q

Welke 2 soorten draden heb je in grote lijnen?

A

Ronde en rechthoekige draden.

65
Q

Wat zijn eigenschappen van Nikkel titanium draden? (4)

eerste deel behandeling

A

o Vaak aan het begin van de behandeling.
o Flexibel
o Lichte continue kracht.
o Geheugen.

66
Q

Wat zijn eigenschappen van stainless steel draden?

tweede deel behandeling

A

o Stug, minder flexibel.
o Permanente vervorming.
o Betere expressie van boogvorm en torque.

67
Q

Wat is een nieuw type bedrading?
Welke eigenschap heeft dit?

A

Legering Titanium
- combinatie van nikkel/titanium en stainless steel

Koel = flexibel, lichaamstemp = stug

68
Q

Welke fasen van behandeling heb je bij vaste apparatuur? (6)

A
  1. Behandelplanning maken.
  2. Plaatsen van brackets.
  3. Nivelleren en oplijnen.
    - Verkeerde standen van elementen.
  4. Working phase.
    - radixen nog goed tip, torque
    - Klasse II/III correctie, elastieken.
    - Sluiten van diastemen.
  5. Finishen (om nog kleine correcties te doen)
  6. Verwijderen en retentie.
69
Q

Wanneer vindt chirurgische behandeling plaats bij een ortho-traject?

A

Vaak bij volwassenen
- Bovenkaak.
o Le Fort I (sutuur)

  • Onderkaak.
    o Bilaterale sagittale slijtingsosteotomie (voorwaarts of achterwaarts)
70
Q

Na de het ortho-traject, wil je dat het behaalde resultaat behouden wordt. Hoe doe je dat?

Waarom doe je dit? Wat is er aan de hand bij de gingivale en parodontale vezels?

A

Doormiddel van retentie

  • Reorganisatie gingivale en parodontale vezels duurt enige tijd.
  • Element staan nog instabiel > spieren en weke delen kunnen dit dan verplaatsen
  • Groet kan een negatieve invloed hebben op het resultaat
71
Q

Welke mogelijkheden hebben we van retentie?

A

o C-C-bar = spalkje.
- Bij PMO kijken naar bevestiging en tandsteen.
o Clear overlay.
o Plaat.

72
Q

Waarmee moet je na afloop behandeling rekening houden? (4)

A

o Veranderingen gelaat en weke delen.
o Groei -> post-puberale groei -> klasse III
o Occlusale aanpassingen.
o Relapse van verplaatste elementen (in oude stand neiging)

73
Q

Wanneer treedt de meeste relapse op?

A

In de eerste 2 jaar na afbehandeling

Vooral onderfront
(zowel bij onbehandelde mensen als behandeld)

74
Q

Welke iatrogene (problemen aan elementen en gingiva) effecten kunnen er optreden bij vaste apparatuur? (4)

A
  • Mondhygiëne.
    o Decalcificaties (witte vlekken)
    o Gingivitis of gingivahypertrofie (na verwijdering herstel)
    o Recessie gingiva in geval van dunne corticale botplaat (onderfront)
    o Wortelresorptie (te snel verplaatsen)
    2mm of meer vaak