Varkens Flashcards
Geschiedenis
Domesticatie haarden
- Vanuit westelijk en Klein-Azie vanaf 8000 jaar voor Christus naar Noord-Afrika en Zuid-Europa
- Eigenlijke domesticatie begon 7000 jaar voor Christus in China
- 5000 jaar voor Christus in zuidoosten van China naar zuidoos Azie
- Familie - Suidae
- Everzwijn - Sus scrofa ferus
- Gedomestificeerde varkens - Sus scrofa domesticus
- Omnivoren - plantaardige als dierlijke voedselbronnen verteren - alleseters
- Engeland weer belangrijke pionier in ontwikkeling van rassen
Gebruik
- Vlees en vet productie - eetgewoonten en culturele achtergronden - verschil in uitbatingsomstandigheden
- Magere slagersvarkens - Europa
- Magere spekvarkens - VS - half vette varkens
- Goedkoper geproduceerd dan rundvlees
Everzwijn
sus scrofa ferus
- Grote kop - nek - voorhand
- Kort
- Sterk behaard - dikke huid
- Achterhand relatief rudimentair ontwikkeleld
- In gedomesticeerde varken is dit allemaal verandert - Jongen, frislingen - haarkleed, livrei, vervaagd na verloop van tijd
Vrouwelijk
zeug
Mannelijk
beer
Gecastreerde beer
bargen
Tweeslachtige zeug
kween
Biologische evoluties onder invloed van de domesticatie en selectie
- In China enorm gewerkt aan vruchtbaarheid - vroegrijpheid en vruchtbaarheid zijn beter geworden
- Rijke melksamenstelling
- Niet seizoensgebonden voortplanting
- Meer dan 2 worpen per jaar per zeug - worpindex
- Productiegetal - aantal gespeende biggen per zeug per jaar
- Vleesproductie per dag - groeisnelheid toegenomen
- Voederconversie - afgenomen
- Sanitel systeem
Drachtduur
3,3,3 - 3 maanden, 3 weken en 3 dagen - 115 dagen
Melkgebit
28 tanden
Volwassen gebit
44 tanden - bovenkaak- en onderkaakshelft , 3I, 1C, 3P en 3M
Uitbotten van de melksnijtanden
Id3 en Cd aanwezig vanaf de geboorte
Tandwisseling
na 18 maanden alles uitgebot - meeste vleesvarkens worden geslacht met het grootste deel van hun melkgebit
Kop en hals
- Lippen en oorschelpen niet beweegbaar - oorstand rasgebonden
- Kopomvang - rasgebonden - moet droog zijn en soepel overgaan naar keel en hals
- Neus - recht
- Hals - voldoende breed en droog gespierd
- Afwijkingen
- Gebitsafwijkingen - overbijten en onderbijten
- Spekwangen - te sterk beladen wangen
- Kromme neus en scheef rostrum - specifieke ontsteking - atrofisch rhinitis
- Spekhals - korte en sterk met vet beladen hals
- Te smalle hals - vaak hele varken te smal
Romp
- Fokbeer - gespierder
- Fokzeug - uier - 2 rijen met aparte paketten
- Om opgenomen te worden in een stamboek - fokdieren met 14 spenen
- Bij beren ook gekeken naar spenen - erfelijk naar dochters - Fokvarkens - plomper - ouder
- Vleesvarkens - eleganter, tonvormige buik
- Afwijkingen
- Caree ziekte - (stuk op de rug, cotalette) - rugspier atrofie - rugstrekspieren zwellen aan 1 zijde
- Asymmetrie hammen - kop femur komt los - hondenzit, op achterse - kan ook caree ziekte zijn die zich naar de hammen heeft uitgebreidt
- Hangbuik, spekbuik - te weinig gespierdheid
- Breuken - zwakere plaatsen in de lichaamswand - navelbreuk - liesbreuk - scrotumbreuk
- Staartbijten - sommige varkens - extreem afbijten - frustratie
- Zeug
- Tweeslachtigheid - vergroting clitoris - kween
- Slechte uierklieren - knobbels
- Dopspenen/berentepels - ingetrokken in eigen uierweefsel - biggen kunnen er niet bij - deels erfelijk
- Valse tepels - tepels die niet in verbinding staan met een melkklier
- Beer
- Gecastreerde beer - barg
- Monorchidie en cryptorchidie
- Hyporchidie - te kleine testis
- Preputiumzwelling - zuigen door andere dieren
- Onvoldoende libido - te geringe erectie van de penis - te kleine penis
Ledematen
- Droog - goede standen
- Klauwen - 4 tenig - 2 grote steuntenen met daarachter 2 kleinere die niet in steun komen
- Afwijkingen
- Leg weakness - osteochondrose - zwellingen aan benen - overbelasting
- Te steil in de sprongen
- Sabelbenigheid
- Uitgespreide klauwen
- Asymmetrie van de 2 steunklauwen - binnenste kleiner
Karkassen
huid blijft eraan - naadloos vast op spierlaag
- Seurop - met apparatuur - niet menselijk gedaan
- Bepaling van het %vlees - magervleesaandeel - in een gekoeld karkas
- Bepaling van het type - conformatie - van een karkas
Landrassen
- Intrinsieke waarde en morfologie - verschillen op basis van land en fokdoelen
- Gemeenschappelijk
- Wit - door vervuiling licht-bruin
- Hangende oren - niet verticaal ten opzichte van de neklijn
Deens landras - Deens landvarken
- Denen zijn de 1e die selectie bij varkens hebben aangepakt
- Groei - lage voederbehoefte - karkasontwikkeling
- Genetische aanleg van oudere dieren
- Onderbrengen van biggen in selectie mesterijen - 2 zeugjes en 2 bargen
- Opgroeien in dezelfde omgeving - verschillen te wijten aan genetica
- Export naar engeland - lange ruggen - volume kotaletten langer
- Negatieve korrelatie lengte van varken en dikte van vlees - steeds langer - Lange varkens en hoogbenig
- Lange snuit en rug
- Behoorlijke bespierdheid van de rug en minder van de ham
- Relatief vroeg rijp - groeisnelheid goed
- Behoorlijk mager
Europees landras
- Nederlands - Duits - Frans
- Behoorlijke bespierdheid
- Niet strak in de huid
- Behoorlijk mager
Belgisch landras - Belgisch landvarken
- Hele goede bespierdheid
- Gedrongener - breed van romp, rug, lenden en kruis - korte hals
- Ruggengraad lager dan spieren - spieren puilen uit - fijn skelet
- Geringe buikontwikkeling
- Droger bespierd
- Goede groeisnelheid
- Goede karkaskwaliteit
- Gebruikt om in te kruisen - Duitsland
- Nadelen
- Vleeskwaliteit gemiddeld niet goed - mager vlees - bleek - verliesd veel vocht - taai
- Omgekeerd gekorreleerd an karkaskwaliteit
- Vruchtbaarheid matig
- Stress gevoeligheid - groter sterfte percentage - fragieler - accute harsdood
Belgisch negatief - Subpopulatie - niet stress gevoelig
- Groeien sneller - vetter
- Minder bespierd
- Als zeugenlijnen gebruikt met Belgisch landvarken of Pietrain
Pietrain
- Vaderras in de praktijk veel gebruikt om in te kruisen
- Beste slagersvarken ter wereld
- Zwart-bont varken
- Staande oren
- Goede bespierdheid
- Beer - droge sterke bespierdheid
- Weinig onderhuidsvet
- Opgeschorte buiken
- Geen spekhals
- ‘Body-builders-type’
- Spieren puilen uit op de rug
- Beste karkaskwaliteit
- Matige vruchtbaarheid
- Kleinere groeisnelheid
- Stress gevoelig - fragiele dieren
Hybriden
- Pietrain met Belgisch landras
- Witte dieren
- Opstaande oren
Large white - Yorkshire - Edelschwein
- Wit
- Opstaande oren
- Niet al te lang - plomp - kwabbig uitzicht
- Spekwangen
- Niet droog - vrij vet
- Minder vlees typische bouw
- Minder goede karkaskwaliteit
- Goede vruchtbaarheid - grote worpgrootte - melkrijkheid - biggen groeien dus snel
- Stress ongevoelig - kan tegen een stootje - landen met mindere levensstandaard - grotere temperatuurschommelingen
- Goede vleeskwaliteit
- Gebruikt als moederlijn bij inkruisingen
Gottinger Miniaturschwein
- Duits
- Als model - kruising miniatuur- en hangbuik varkens
- Geen consumptie
- Hangbuik - spekdikte - vet
- Klein van formaat
- Gelijkenissen in organen met de mens - proefdier - model voor de mens
Mangalitza
- Hongarijen - Balkan landen
- Wol varken - lange ‘wol’ - lange krullerige haren
- Uitmunten door gehardheid - zomer en winter buiten
- Vette vleesvarkens - geen goede karkaskwaliteit
- Matige vruchtbaarheid
- Inkruisen andere rassen voor de gehardheid
Duroc
- Amerikaans
- Ingekruisd
- Rood-bruin varken - bleker of donkerder - zwarte stippeltjes
- Hangende oren
- Vruchtbaarheid relatief matig - kleine worpen
- Moedereigenschappen goed
- Vette varkens - gehoorlijke bespierdheid
- Depot vet - rug en buik
- Hoger gehalte aan intramusculair vet - betere vleeskwaliteit
Hampshire
- Behoorlijk gespierde rug en ham
- Altijd zwart met een witte strook en witte voorbenen - singel
- Kleine kop
- Goede vruchtbaarheid in verhouding met bevleesdheid
- Ingekruisd
Hangbuikvarken
- China - gefokt naar vet en vruchtbaarheid
- Hangbuik - opstapeling vet - 100tal verschillende rassen
- Kleine spitse oortjes
- Zadelneus - ingedeukte neuslijn
- Vet - vooral in buikholte
- Wandelende vetbollen
Meishan - maskervarken
- Veel huidplooien
- Ogen die nauwelijks open gaan
- Kleur - grijs roze
- Vruchtbaarheid - geslachtsrijp bij 2,5 maand - zeer grote worpen waarvan vrij veel overleven
- Zeer weinig embryonale sterfte - bij andere rassen relatief veel, 25%+
- Karkaskwaliteit slecht
- Vet en weinig bespierd