Schapen Flashcards

1
Q

Voordelen

A
  • Kunnen over de hele wereld voorkomen - aangepast aan omgeving - geschikt voor koudere, gematigde en subtropische gebieden
  • Niet zo kieskeurig - kunnen op veel verschillende gronden overleven
  • Verwekken geen erosie
  • Uitwerpselen worden homogeen verspreid - voordelig in minder vruchtbare gebieden
  • Leveren uiteenlopende producten - vlees - melk - wol - huiden - in verschillende perioden van het jaar gewonnen - aparte rassen
  • Gespleten bovenlip - beweeglijke mond - gras korter afgrazen - conditie grasmat verbeterd
  • Graseters - geen bladeren
  • Geinvesteerd kapitaal roteert sneller dan bij runderen - uitbating is relatief weinig lucratief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nadelen

A
  • Niet in vochtige/tropische gebieden - minder bestand tegen de hitte
  • Seizoensgebonden voortplanting - ook bij geiten - wanneer dagen beginnen te korten, donkere dagen - zijn uitzonderlijke rassen, niet hieraan gebonden - meer naar evenaar neemt vruchtbaarheid af, dag even lang aan nacht - rassenverschillen
  • Opbrengst niet zo groot en sterk fluctuerend
  • Vleesconsumptie afhankelijk van gebied - religeuze redenen geen varkensvlees
  • Zelden nog herders - kuddedieren
  • Schapenomheining - specifiek voor schapen - geen prikkeldraad, wol semi-gevoelloos - dieren binnenhouden, vlechtwerk met relatief grote mazen
  • Groepsverbond/kudde dieren - besmettelijke ziekten - snel overgedragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

4tal wilde soorten

A

gedomestificeerde schapen hieruit voortgekomen
Wild Moeflon schaap - Europese en Aziatische tak - Ardennen, paar 100
- Donzige ondervacht als zomervacht - langer haar als wintervacht
- Hoornen - altijd inkepingen - geen leeftijdsbepaling mogelijk - genetisch - hormonaal - gedomesticiceerde, vaak alleen rammen, hangt af van ras
- Bruinachtig - ook bont
- Hoogbenig - draadharige buitenvacht en een wolachtige binnenvacht
- Korte staart - gedomesticeerde lange staart
- Geen wol/haarvlies - gedomesiceerde, wel haarvlies, haar blijft aan elkaar
Wild Urial schaap - Centraal-Azie
- Kleiner - hoogbenig - slank gebouwd en draadharige halsmanen
- Imposantere hoornen - in beiden geslachten sterk spiraalvormig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In Irak gedomesiceerd

A

7.500 voor Christus - later dan geiten - na honden, vroeger dan andere dieren - van nature een kudde instinct dan overeenkwam met nomadische levenswijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Schapenmelk

A
  • Gespecialiseerde rassen
  • Azie
  • Schapenkaas - rocheford
  • Lactatieduur - kort, 5-6 maanden - hoeveelheid minder dan bij geiten en runderen - melk is geconcentreerder en rijker, groter gehalve vet en eiwitten
  • Lacone schaap - 2 miljoen in Frankrijk voor kaasproductie - hier ook selectieprogramma’s om fokwaarde te optimaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schapenvlees

A
  • Typische smaak - gelokaliseerd in vet - oudere schapen hebben veel vet - lamsvlees heeft weinig vet - schapen vervetten snel
  • 2 productie richtingen - rassenkeuze hieraan gekoppeld
    - Stallammeren/vroege lammeren/paaslammeren - slachtklaar en goed gewicht eind maart/begin april, op tijd geboren, begin dec/jan/feb - drachtduur hiervanaf trekken, verwerkt middenin de zomer - dus specieke rassen, niet seizoensgebonden - suffel, hamshire
    - Weidelammeren - gedekt vanaf begin oktober - geboren verloop van maart - in mei samen met moeder op weide gebracht - tot groter gewicht aangehouden - texel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Schapenwol

A
  • In bepaalde landen - waar productie zodanig belangrijk is dat deze wetenschappelijk onderhouden wordt - fokwaarde - kenmerken van wol en classificatie
  • Voordelen ten opzichte van kunstvezels - thermisch isolerend vermogen - lichtheid om te dragen - sterkte en duurzaamheid - spinbaarheid - soepelheid en mengbaarheid met allerlei kunstvezels - betandheid tegen brand - kon opgeslagen worden tot gunstigere prijzen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mannelijke

A

ram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vrouwelijk

A

ooi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gecastreerde ram

A

hamel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Melkgebit

A

20 tanden - onder, 4Id, 3Pd - boven, 3Pd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Volwassen gebit

A

32 tanden - onder, 4I, 3P, 3M - boven 3P, 3M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gebit

A

geen snijtanden in bovenkaak en geen haaktanden - onderste snijtanden, melksnijtanden zijn het kleinst en vergroter van binnen naar buiten toe (bij geiten omgekeerd) en hebben duidelijke hals bij kroon en wortel, kroon breder dan onderste deeltje - volwassen tanden zijn recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uitbotten melksnijtanden

A

enige houvast - de laatste tanden zijn er op 1 maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Haarkleuren

A

rassenkenmerk

  • Wol moet gekleurd kunnen worden - wit beste hiervoor
  • Uniform wit -
  • Witte vacht met aftekeningen
    - Gekleurde kop en ledematen - zwart - zwarte kop met bles en zwarte poten - blauw
    - Alleen zwarte kop
  • Uniform zwart of bruin - eventueel homogeen vemengd met witte haren
  • Onregelmatige bontpatronen - komen voor bij primitieve schapenpopulaties in Afrika en Azie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uitwendige weergave

A

Vleestype
- Analoog aan vleesrunderen
Melktype
- Analoog aan melkrunderen
Woltype
- Matig bespierd
- Langlijvig
- Hoog op de benen staan - lange wol
Tweeledig doel
- Compromis tussen de twee types
Dikbiltype
- Gevolg - betere bespierdheid achterhand - billen/zadel/rug - modester dan bij runderen
- Genetisch gebonden - calipiege gen - gen van het mooie kontje
- Niet nagestreefd - vezels zijn grof - uitzicht van soepvlees - minder smakelijk - geen hyperplasie - hypertrofie door dikkere spiervezels
Edele stukken - bout, bil - zadel, lenden en kruis - rugstuk, coteletten - schouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kop

A

meestal rastypisch en beinvloed door geslacht

  • Kort en breed - bij kortlijnige vroegrijpe rassen
  • Lang en smal - bij langlijnige rassen
  • Voorhoofd - wel of niet begroeid met wol - rassen onderscheiden
  • Hoornen - typische vorm naargelang ras - altijd inkepingen - vaak alleen rammen of beide rasloos - hormonen en genetica - thermoregulatie
  • Bovenlip - gespleten en gescheiden door een dwarse middengroef- beweeglijk - geen neusspiegel - grasmat kort afmaaien
18
Q

Hals

A
  • Ligt aan gebruikstype
  • 3 types in functie van huidoppervlakte
    - Type A - veel huidplooien - oppervlakte vergroting - meer wol
    - Type B - alleen plooien aan hals - 3 plooien
    - Wam - voorste - bovenste
    - Kravat - middenste - middenste
    - Schort - achterste - onderste
    - Type C - geen plooien
    - Nu alleen nog maar vooral type C - ook nog wel type B
    - Negatieve korrelatie vastgesteld aan huidplooien en vruchtbaarheid
19
Q

Romp

A
  • Uier - 2 helften met inkeping tussen beide en 1 tepel met tepelkanaal aan iedere helft - ook machinaal gemolken
    - Afwijkingen
    - Hanguier - tot onder sprongplooi
    - Flesuier - van boven smaller dan onderaan
    - Uierontsteking - mastities - schadelijk voor lameren
  • Rammen - diep hangend scrotum - niet bij alle rassen bewold
  • Vetstuit en vetstaart schapen
    - Vetstuit - vet aan stuit - streek zitbeenderen - staartbasis en erboven
    - Vetstaart - staartwervels omgeven door veel vet
20
Q

Ledematen

A
  • Rotkreupel - specifieke omstandigheden - vocht - drassige weide - tussenklauwhuid verweekt en gemakkelijke toegangspoort voor bacterien, ontsteking - dringen de huid binnen en tasten aan - gaan tot lederhuid - vorming hoorn aangetast - veroorzaakt rotten en kreupelheid - besmetting zit in de grond - vaccineren
21
Q

Wol

A
  • Wolkwaliteit - beoordeling door specialisten - lengte - fijnheid - uniformheid van de vezeldiameter - krulvorming - breeksterkte - kleur - zuiverheid - zachtheid - veerkracht
  • Wolvlies - wol blijft aan elkaar hangen na scheren - aaneengesloten geheel van afgeschoren wol - huid specifieke klieren die wololie/lanoline afscheiden - kleverig - basis wolharen aan elkaar klit
  • Verhoudingen per benadering, maximaal voor 50% aan zuivere wol, 25% wololie, 15% vervuiling en 10% vocht, variabel
  • 100 miljoen wolharen die 3% van de huid in beslag nemen
  • Vacht histoogisch volwassen bij 4 maanden
  • Wolharen in wolzakje - follikel
    - Primaire follikel - ruwe wolharen - stevig, strak, ‘ruggengraad’
    - Secundaire follikel - zacht
    - Verhouding bepaald de fijnheid van de wol
  • Pijpkrullen - bundeltjes haren op de huid die cirkeltjes vormen
  • Schuurletsels - letsels veroorzaakt door parasieten die bij scheren zichtbaar worden
22
Q

Rassen

A

Verschillende productie richtingen - gespecialiseerde rassen ontstaan

  • Vlees - wol vaak kort
  • Wol - veel en lange wol - weinig vlees en melk
    - Merino, fijne wol
    - Lange of korte wol
    - Grove wol
  • Melk - karig bespierd - meer melk
  • Haarschapen - korte wolharen - warme gebieden - warmte regulatie - adaptatie
23
Q

Beeld van de indeling van de rassen op basis van de vacht

A
  • 20% rassen met zeer fijne wol - Merinos - Merinokruisingen
  • 20% langwollige - Lincoln - Leicester - Romney - Fries en Vlaams melkschaap - Texel
  • 4% kort- en middellangwollige - Hamshire - Suffolk - Shropshire - Southdown - Dorset Horn - Ile de France
  • 50% grofwollige - Heidschnucken - vetstuit- en vetstaartschapen in Azie en Afrika - leveren tapijtwol
  • 6% - haarschapen - in tropische en subtropische gebieden - voor melk- en vleesproductie
24
Q

Merinos - wolschaap

A
  • Zeer belangrijk ras op wereldschaal - stamvorm is wilde Urial - doelbewust geselecteerd op fijne gekrulde wol
  • Dichte, zeer fijne wol - zeer grote densiteit
  • Beste in zijn nopjes in droge en hete omstandigheden - lage vochtigheid
  • Rammen met gekrulde hoorden - ooi geen hoorn
  • Wolkuif
  • Snuit alleen kort behaard - grove neusvleugels - smal
  • Oorspronkelijk voor wolproductie - weinig gespierd
  • In Frankrijk een substam gecreerd met meer vlees - Ranbouiet stam - snuit blijft hierin
  • Leicester Longwolschaap gekruisd met merinos - vroegrijper - Merino precos - vergekruisd met Ranbouiet stam tot Franse vleesras - Ile de France
  • Australie - rand van woestijngebied - veel merinos - in die omstandigheden geen seizoensgebonden voortplanting, gehele jaar mogelijk, 3 bevallingen mogelijk op 2 jaar
  • Ingekruisd aan kust Australie, Nieuw-Zeeland en in Zuid-Afrika
  • Nieuwvormingsrassen
    - Columbia - 50% Rambouiller en 50% Lincoln
    - Corriedale - 50% Merinos en 50% Lincoln
    - Polwarth - 75% Merinos en 25% Lincoln
25
Q

Leicester longwool - wolschaap

A
  • Lang wollig schaap
  • Lange wolkruin - wol in rollen
  • Hoogbenig - wol raakt grond niet
  • Zwaar - vroegrijp
  • Lange smalle koppen met puntige snuit en oren die horizontaal zijn ingeplant
  • Poten kort behaard - niet bewold
  • Stapelen overdadig dekvet op - niet geschikt als vlees schaap - te vet
26
Q

Langwollige rassen

A

hoornloos in beide geslachten - volledig wit

27
Q

Lincoln longwool - wolschaap

A
  • Lijkt heel erg op leicester dus ook lange smalle koppen met puntige snuit en oren die horizontaal zijn ingeplant
    - Verschil - bewolde poten tot aan de uiteinden
  • Hoog - vruchtbaar - geschikt voor afmesting
28
Q

Kentisch Romney Marsh

A
  • Bestand tegen rotkreupel en leverbot

- In vochtige omstandigheden gehouden kunnen worden

29
Q

Corriedale - 50% merinos en 50% lincoln longwool

A
  • Complementariteit - iets tussen beide

Middenlang wollige rassen - vlees - beide geslachte hoornloos - kop en poten veelal gekleurd - wol is wit en van behoorlijke kwaliteit

30
Q

South down - vleesschaap

A
  • Vleesschaap - zeer gedrongen/rechthoekige/brede bouw
  • Hals, voorborst en bouten zijn zeer verbreed - korte poten staan wijd uiteen
  • Wit schaap - vervuild naar bruinig
  • Snuit/neusrug/poten/wangen zijn grijs van kleur
  • Kleine oortjes - driehoekige kop - poten bedekt met korte wol
  • Vervetten makkelijk
31
Q

Hampshire down - vleesschaap

A
  • Vervetten ook snel, maar hier wel te zien
  • Goort
  • Witte schapen met donkerbruine/tot zwarte poten/snuit/oren
  • Oorschelpen lang en zwart
  • Wolkuif
  • Poten bedekt met dichte, korte wol
  • Korte gedrongen kop - kort en breed
  • Vruchtbaarheid matig tot goed
  • Trekken zich iets minder aan van seizoenen met voortplanting - vroegrijp - paaslammeren
32
Q

Suffolk down - vleesschaap

A
  • Middelgroot - gedrongen gebouwd - kortbenig - lang en breed van rug - sterke gespierdheid van rug, zadel en bout
  • Donkerbruin tot zwarte beharing aan de kop en oren - geen wolkuif
  • Beste Engelse vleesschaap - minder snel vervet - op Europees niveau 2e beste
  • Benen - kort en donkerbruin behaard - geen wol
  • Kop langer en smaller
  • Trekken zich iets minder aan van seizoenen met voortplanting
  • Vetarm lamsvlees - zeer mals en smakelijk
  • Wolproductie ondergeschikt
33
Q

Texel - vleesschaap

A
  • Beste vleesschaap
  • Sterk bespierd - relatief mager
  • Niet al te zwaar skelet - relatief veel vlees
  • Oorspronkelijk melkschaap - ingekruisd tot vleesschaap
  • Vruchtbaarheid goed
  • Volledig wit met onbewolde poten en kop
  • Korte brede kop - diepe oogkas
  • Korte hals
  • Geboorte problematiek - kop
  • Weideschaap - lammetjes eind februari/maart - samen met de moeder de weide op
  • Nederlandse type
  • Frans type - oplossen geboorteproblematiek
    - Diepe ooggroeve
    - Minder bespierd
    - Langgerektere kop
    - Betere moedereigenschappen - meer melkproductie - vruchtbaarder
  • Blauwe texel - kleurvariant van nederlandse type - ‘blauw’ uitzicht - populatie paar 1000 dieren
34
Q

Ile de france - vleesschaap

A
  • Hoekig, compact, breed
  • Merinos - zware snuit met zware lippen en neusvleugels
  • Typische kop - zware snuit - zware lippen en neusvleugels
  • Kleine wolkuif
  • Verticaal ingeplante oren
  • 2 functionele zaken
    - Bronst periode - loopt door tot diep de lente - wanneer de dagen langer worden - meer worpen in een jaar
    - Kan goed opgefokt worden op stal - vrij zware robuste en harde klauwen
  • Vruchtbaarheid - lange periode bronstig - minder grote worpgrote
35
Q

Blue de maine - vleesschaap

A
  • Weides
  • Korte beharing op poten en kop ‘blauw’ - gelokaliseerd onveranderlijk schimmel - witte naar zwarte haren
  • Goed bevleesd
  • Rug en lende - zadelstreek - goed ontwikkeld
  • Achterhand matig op gebied van bevleesdheid
  • Vrij vruchtbaar schaap - grote worpgrote - melkrijk - goede moedereigenschappen
36
Q

Laucaune - Frans melkschaap

A
  • Lokale rassen versmeld tot 1
  • Rocheford kaas - 2 miljoen in frankrijk, onderste helft - gaan op wandel, herders, zwervers
  • Goed kudde instinct en zwervers eigenschappen
  • Weinig bespierd
  • Hoogbenig - lange hals - lang hoofd
  • Lange oren die schuin naar beneden hangen
  • Onderzijde heel schraal behaard - naar gefokt - in uierstreek zo proper mogelijk
  • Gefokt met programma’s en KI - wetenschappelijke ondersteuning
37
Q

Belgisch/Vlaams melkschaap

A
  • Lijkt op Fries/Duits melkschaap
  • Kort wollig
  • Lang lijnig
  • Breed genoeg
  • Schale bespierdheid achteraan - ruimte uier
  • Vrij vruchtbaar - grote worpgrote, ook 3-lingen en 4-lingen
38
Q

Fins landschaap

A
  • Zeer vruchtbaar - beter dan bij melkschapen - nieuwe rassen ontstaan
  • Smal - fijn skelet
  • Lang, driehoekig hoofd met kleine oortjes
  • Wol in slierten
  • Wit schaap - kort behaarde kop en poten
  • Ingekruisd met vleesrassen, zoals texel
39
Q

Romanov - (Rusisch)

A
  • Zeer vruchtbaar
  • Niet wit - grauwe vacht - naast witte haren ook zwarte haren - kleurbaarheid wol minder goed
  • Inkruisen vruchtbaarheid
  • Stevig uitzicht
  • Witte aftekeningen - kol of meer - eventueel ook aan de benen
  • Geen seizoensgebondenheid - 3 worpen per 2 jaar - nogmaal 2 per 2 jaar
40
Q

Vetstaart

A
  • Lang en recht of kort, breed en krom
  • Omvang afhankelijk van seizoen
  • Overgangsvormen tussen vetstaart en vetstuit
  • Voornamelijk voor vlees - ook wel gemolken - wol is zeer grof, tapijtweverij
41
Q

Vetstuit

A
  • Karakul - krullerig - bontmantels

- Afkomstig van gure steppen in Centraal-Azie