Schapen Flashcards
Voordelen
- Kunnen over de hele wereld voorkomen - aangepast aan omgeving - geschikt voor koudere, gematigde en subtropische gebieden
- Niet zo kieskeurig - kunnen op veel verschillende gronden overleven
- Verwekken geen erosie
- Uitwerpselen worden homogeen verspreid - voordelig in minder vruchtbare gebieden
- Leveren uiteenlopende producten - vlees - melk - wol - huiden - in verschillende perioden van het jaar gewonnen - aparte rassen
- Gespleten bovenlip - beweeglijke mond - gras korter afgrazen - conditie grasmat verbeterd
- Graseters - geen bladeren
- Geinvesteerd kapitaal roteert sneller dan bij runderen - uitbating is relatief weinig lucratief
Nadelen
- Niet in vochtige/tropische gebieden - minder bestand tegen de hitte
- Seizoensgebonden voortplanting - ook bij geiten - wanneer dagen beginnen te korten, donkere dagen - zijn uitzonderlijke rassen, niet hieraan gebonden - meer naar evenaar neemt vruchtbaarheid af, dag even lang aan nacht - rassenverschillen
- Opbrengst niet zo groot en sterk fluctuerend
- Vleesconsumptie afhankelijk van gebied - religeuze redenen geen varkensvlees
- Zelden nog herders - kuddedieren
- Schapenomheining - specifiek voor schapen - geen prikkeldraad, wol semi-gevoelloos - dieren binnenhouden, vlechtwerk met relatief grote mazen
- Groepsverbond/kudde dieren - besmettelijke ziekten - snel overgedragen
4tal wilde soorten
gedomestificeerde schapen hieruit voortgekomen
Wild Moeflon schaap - Europese en Aziatische tak - Ardennen, paar 100
- Donzige ondervacht als zomervacht - langer haar als wintervacht
- Hoornen - altijd inkepingen - geen leeftijdsbepaling mogelijk - genetisch - hormonaal - gedomesticiceerde, vaak alleen rammen, hangt af van ras
- Bruinachtig - ook bont
- Hoogbenig - draadharige buitenvacht en een wolachtige binnenvacht
- Korte staart - gedomesticeerde lange staart
- Geen wol/haarvlies - gedomesiceerde, wel haarvlies, haar blijft aan elkaar
Wild Urial schaap - Centraal-Azie
- Kleiner - hoogbenig - slank gebouwd en draadharige halsmanen
- Imposantere hoornen - in beiden geslachten sterk spiraalvormig
In Irak gedomesiceerd
7.500 voor Christus - later dan geiten - na honden, vroeger dan andere dieren - van nature een kudde instinct dan overeenkwam met nomadische levenswijze
Schapenmelk
- Gespecialiseerde rassen
- Azie
- Schapenkaas - rocheford
- Lactatieduur - kort, 5-6 maanden - hoeveelheid minder dan bij geiten en runderen - melk is geconcentreerder en rijker, groter gehalve vet en eiwitten
- Lacone schaap - 2 miljoen in Frankrijk voor kaasproductie - hier ook selectieprogramma’s om fokwaarde te optimaliseren
Schapenvlees
- Typische smaak - gelokaliseerd in vet - oudere schapen hebben veel vet - lamsvlees heeft weinig vet - schapen vervetten snel
- 2 productie richtingen - rassenkeuze hieraan gekoppeld
- Stallammeren/vroege lammeren/paaslammeren - slachtklaar en goed gewicht eind maart/begin april, op tijd geboren, begin dec/jan/feb - drachtduur hiervanaf trekken, verwerkt middenin de zomer - dus specieke rassen, niet seizoensgebonden - suffel, hamshire
- Weidelammeren - gedekt vanaf begin oktober - geboren verloop van maart - in mei samen met moeder op weide gebracht - tot groter gewicht aangehouden - texel
Schapenwol
- In bepaalde landen - waar productie zodanig belangrijk is dat deze wetenschappelijk onderhouden wordt - fokwaarde - kenmerken van wol en classificatie
- Voordelen ten opzichte van kunstvezels - thermisch isolerend vermogen - lichtheid om te dragen - sterkte en duurzaamheid - spinbaarheid - soepelheid en mengbaarheid met allerlei kunstvezels - betandheid tegen brand - kon opgeslagen worden tot gunstigere prijzen
Mannelijke
ram
Vrouwelijk
ooi
Gecastreerde ram
hamel
Melkgebit
20 tanden - onder, 4Id, 3Pd - boven, 3Pd
Volwassen gebit
32 tanden - onder, 4I, 3P, 3M - boven 3P, 3M
Gebit
geen snijtanden in bovenkaak en geen haaktanden - onderste snijtanden, melksnijtanden zijn het kleinst en vergroter van binnen naar buiten toe (bij geiten omgekeerd) en hebben duidelijke hals bij kroon en wortel, kroon breder dan onderste deeltje - volwassen tanden zijn recht
Uitbotten melksnijtanden
enige houvast - de laatste tanden zijn er op 1 maand
Haarkleuren
rassenkenmerk
- Wol moet gekleurd kunnen worden - wit beste hiervoor
- Uniform wit -
- Witte vacht met aftekeningen
- Gekleurde kop en ledematen - zwart - zwarte kop met bles en zwarte poten - blauw
- Alleen zwarte kop - Uniform zwart of bruin - eventueel homogeen vemengd met witte haren
- Onregelmatige bontpatronen - komen voor bij primitieve schapenpopulaties in Afrika en Azie
Uitwendige weergave
Vleestype
- Analoog aan vleesrunderen
Melktype
- Analoog aan melkrunderen
Woltype
- Matig bespierd
- Langlijvig
- Hoog op de benen staan - lange wol
Tweeledig doel
- Compromis tussen de twee types
Dikbiltype
- Gevolg - betere bespierdheid achterhand - billen/zadel/rug - modester dan bij runderen
- Genetisch gebonden - calipiege gen - gen van het mooie kontje
- Niet nagestreefd - vezels zijn grof - uitzicht van soepvlees - minder smakelijk - geen hyperplasie - hypertrofie door dikkere spiervezels
Edele stukken - bout, bil - zadel, lenden en kruis - rugstuk, coteletten - schouder