Runderen Flashcards

1
Q

Herkomst

A
  • Bakermat is Indie - verspried in 5 verspreidingsbewegingen
    - 1e - in India werden uit langhoornige runderen korthoornige met thoracocerviale bulten voortgebracht - zebu’s - naar oostkust van Afrika
    - 2e - Sanga’s migreerde vanuit Egypte naar centraal Afrika - langhoornig en voorlopers van Ankole
    - 3e - tak korthoornige runderen verplaatste over noord-Afrika naar west-Europa via het Iberisch schiereiland - kleinere dieren - aanleiding naar melkrunderen en afsplitsing naar west-Afrika - N’dama - weerstand tryposoma
    - 4e - naar zuid-oost Europa - podolisch steppenvee - basis vleesrassen
    - 5e - naar centraal Europa, braunvieh, alpenvee, aangepast aan hoogtes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorloper

A

wild oerrund/oeros - bos primigenius - lange hoornen - aanleiding tot bos taurus, rund, en bos indigus, zebu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fylogenie

A

Onderfamilie - Bovinae - familie - Bovidae of holhoornigen - suborde - Ruminantia of herkauwers - orde - Artiodactyla - evenhoevigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gebruik

A
  • Dierlijke trekkracht
  • Statussymbool
  • Godsdienstige betekenis
  • Opgevoerd voor vechten
  • Vleesvee - melkveel - dubbeldoel
  • Productiecapaciteit - verschilt tussen landen en aantal runderen -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4 hoofdgroepen

A

Melkvee - Vleesvee -
Supervleesrassen
- Dubbeldoel rassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Supervleesrassen

A

dikbillen - grotere dagelijkse gewichtstoename - minder vet, meer spier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dubbeldoel rassen

A

compromie melk en vlees vee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vleesvee

A

weinig melk - veel bespierd - dagelijkse gewichtstoename - groei - grootste groeipotentieel in 1e jaar - voederconversie, hoeveelheid voeder nodig om 1kg aan te komen - negatieve corellatie tussen gewichtstoename en voederconcersie, voederbehoeften worden minder na meer gewichtstoename - uitslachtingspercentage, wegen voor slachting of wegen na slachting, gekoeld karkas - karkas, ingewanden, hoofd en voeten weg, gewicht voor en na slaching min 5% = nuchter slachtrendement - karkasrendement, hoeveelheid vlees

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Melkvee

A

veel melk - weinig bespierd - hoeveelheid melk, ik kg - vet en eiwit in melk - gecontroleerd - registratie - nakomelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Melkproductieparameters

A
  • Kg melk - hoeveelheid melk die per koe in de eerste 305 dagen geproduceert wordt
    - Melksamenstelling - vetgehalte voor boterproductie - eiwitgehalte voor kaasproductie
    - Kg melkeiwit - per koe in een lactatie - kg melk x % melkeiwit
    - Kg melkvet - per koe in een lactatie - kg melk x % melkvet
    - Kg melkeiwit + melkvet - per koe in een lactatie
    - MPR - melkproductieregistratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vleesproductie-eigenschappen

A
  • Groei - uitgedrukt door de dagelijkste gewichtstoename - dubbeldoel sneller
    - Voederconversie - gelijk aan hoeveelheid standaardvoeder nodig om 1kg gewichtsaanzet te realiseren
    - Nuchter slachtrendement of uitslachtingspercentage - koud karkasgewicht gedeeld door 95% van het levend gewicht juist voor de slachting
    - Karkasrendement - gewicht van al het spiervlees in het karkas, gedeeld door het koud karkasgewicht - het komt overeen met het %vlees dat onderscheiden wordt van het % vet en het % been
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drachtduur

A

285 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Koe

A

vrouwelijke runderen die 2x gekalft heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Os

A

gecastreerd mannelijk dier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stier

A

mannelijke runderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pink

A

vruchtbare vrouwelijke dieren of voor de 1e maal drachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vaars

A

vruchtbare vrouwelijke dieren of voor de 1e maal drachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Schot/munt

A

dieren die 1x gekalft hebben en daarna nooit meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gerlachse zoom - ouderdom

A

bij de geboorte - bloedige vaatrand op tandvlees - bleker van blauw-paars naar roze - 1e levensweek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Terugtrekken van tandvlees - ouderdom

A

opgezwollen bij pasgeboren kalven - snijtanden nog niet volledig te zien - trekt langzaam terug in 1e maand - donkerrode band, verschompeld overblijfsel, zoom van Schwartzg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Melkgebit

A

20 tanden - boven, 3Pd - onder, 4Id, 3Pd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Volwassen gebit

A

32 tanden - boven, 3P, 3M - onder, 4I, 3P, 3M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Aanleg en groei van de hoornen - ouderdom

A
  • Haarwervel op de plaats waar de horens zullen komen
    - Haar valt uit op de verdikte opperhuid
    - Harde beenmassa is voelbaar en wat verschuifbaar
    - Hoornuitsteekseltjes van 1 cm en vaak nog beweegbaar
    - Horentjes zijn 4-6cm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Klauwen - ouderdom

A

bij geboorte een zoolkussentje, foetaal zoolkussen dan binnen 4 dagen verdwijnt - 1e klauwring, dicht bij haargrens, na 2 weken verdwenen - 2e klauwring, hoorn wordt hard, schuift op met een ring, begint bij kroonrand, zichtbaar bij 4/5 weken, ligt aan voederniveau en dus type hoelang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Tanden

A
  • Geen snijtanden in bovenkaak - dentaalplaat
  • Geen haaktanden
  • Geen kroonholte in snijtanden
  • Niet echt goed houvast voor leeftijd - minder nauwkeurig dan bij paarden
  • Eruptie van melktanden - ligt aan ras en vroegrijpheid - na kleine 2 weken allemaal doorgebroken
  • Liggen schuin, dakpansgewijs
  • Wisselen van de tanden - veel variatie, individueel, ras en vroegrijpheid - tanden wisselen van binnen naar buiten met 8tal maanden interval
  • Slijtage - zeer relatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Ringen op de hoornen (- ouderdom)

A

bij vrouwelijke individuen en gehoornd ras - iedere keer dat een rund drachtig is, relatief voeder tekort, eigen lichaamsopbouw ‘on holt’ - versmalde ringen op de hoornen - indicatie van leeftijd

  • Vleesvee - aantal ringen + 2 - laatrijper
  • Melkvee - aantal ringen + 1 - eerste kalving bij 2 jaar
  • Hoe ouder, hoe onnauwkeuriger - niet precies om het jaar een kalving, bij 6 kalvingen kan er al 6 maanden naast zitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Kleur haarkleed

A

vaak een raskenmerk - in naam

  • Wit - neusspiegel roze of zwart
  • Rood - omgezet in zandkleur door verdunning
  • Brandrood - bijna uniform rood met witte uiter
  • Zwart
  • Reekleurig of vaal - bruin met zware neusspiegel en zwarte beenuiteinden
  • Bruin - koffiekleurig met donkere beenuiteinden
  • Geel of tarwekleurig - soms samen met lichter gekleurde ring rond neus en lichtere beenuiteinden
  • Blackish - grijs met donkerdere arealen
  • Blauw - onveranderlijk schimmel uitzicht, zwarte naast witte haren geeft blauwe indruk
  • Roeaan - rood schimmel - rode en witte haren zijn homogeen door elkaar vermengd
  • Platenbont - gekleurde arealen
  • Kakel- of spikklebont - kleine bontvlekjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Blaarkop

A

gekleurde ring rond ogen op een bleke achtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Vaste blaar

A

vast aan hals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Vaste blaar

A

los van hals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Reemuil

A

lichtgekleurde ring op een donkere muil - muilring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Gespikkeld

A

kleinere vlekjes op wangen of hals - wit, rood, zwart, enz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

WItte gordel

A

voor de heupen doorlopende witte band - ten hoogte van flanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Witte reep

A

voor de heupen doorlopende witte band - ten hoogte van flanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Laken

A

witte gordel en witte reep vormen een geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Witrug

A

witte band langs de ruggengraad van hals tot staart samen met een witte buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Getijgert/gestroomd

A

zwarte roetstrepen op een rode ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Vleesvee

A

gespierd - vet - kort hoofd en nek - meer verticale ribben - voorborst en hals hoekig - dikke huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Melkvee

A

ribben meer naar achter - betere verwerkingscapaciteit van voeder - stompere hoeken - weinig gespiert - dunnere huid - uier - hoogbeniger, melken - achterhand schraal bespierd, meer ruimte voor uier - skelet vrij breed, van smal naar breed van voor naar achter, trapezium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Kossum

A

huidplooi op voorborst - bij vleesvee meer volumineus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Vleestype

A
  • Brede en eerder korte neus - breed voorhoofd - rustige blik
  • Korte hals - dik - droog gespierd
  • De voorzijde van de borstkas vormt een rechte hoek met de onderkant van de hals - soms bekleed met een dikkere en geplooide huid - overgang hoofd-hals is onderaan rechthoekig
  • Overgang hals-boeg goed opgevuld met spieren - schouder dik gespierd - cossum is goed opgevuld en soms sterk ontwikkeld
  • Cossum - huidplooi in de mediaanlijn van voor het borstbeen tot hald weg de onderzijde van de hals
  • Rug - breed - goed gespierd - ze vlak mogelijk - bij moderne vleestypes is hij langer dan bij de oudere types
  • Ribben - duidelijk gebogen - goed met spierweefsel bedekt - slecht weinig naar achter gericht, borstdiepte praktisch gelijk aan de buikdiepte
  • Romp - rechthoek
  • Heupen - steken slechts weinig uit
  • Lenden en kruis - dubbel gespierd en vlak gericht
  • Billen/broek - breed en goed gespierd - achteraan rechthoekig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Melktype

A
  • Neus en voorhoofd - lang en smal - bedekt met een fijne huid - liche hoornen - grote vinnige ogen
  • Hals - tamelijk lang - matig gespierd - lichte huid - glanzend en zonder plooien - scherp cossum - hoek onderkant hals en voorborst is stomp - overgang hoofd-hals is vloeiend
  • Voorzijde boeg komt overduidelijk uit - overgang hals-boeg is smaller - schouder is schaler bespierd - onderbenen zijn langer dan bij het vleestype en lichter van bouw
  • Rug - dakvormig - goed uitkomende ribben die boogvormig zijn en behoorlijk schuin naar achter gericht zijn - de huid is soepel - lang
  • Borstdiepte kleiner dan buikdiepte - romp heeft zijwaarts en van boven gezien een trapezium vorm - romp wordt breder naar de lenden en het kruis toe
  • Goede uier
  • Achterhand - gespierder - schraal - heupen en flankholte zijn duidelijk zichtbaar
  • Bekken - breed - voor brede uier
  • Beenwerk - goed - voor lange gebruiksduur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Dubbeldoel

A
  • Compromis - uitzicht tussen melk- en vleesrunderen
  • Vleestypisch dubbeldoel
  • Melktypisch dubbeldoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Dikbillen

A
  • Super zwaar gespierd, over hele lichaam
  • Hypertrofie van de spieren - niet te wijten aan dikkere spiervezels - spiervezels dunner, vlees is malser - veel talrijker - groter finaal volume - met name schouders en billen - sterk hellend en afhangend kruis
  • Klein hoofd
  • Aangeboren tonghypertrofie
  • Verkorte onderkaak
  • Compactheid
  • Lagere schofthoogte
  • Geringe buikontwikkeling - iets geringere orgaanontwikkeling
  • Smalle heupen - rijkgespierde dubbele lenden
  • Fijne en soepele huid
  • Licht, fijn skelet - nijging tot dwerggroei
  • Wijdbenigheid - standafwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Ondersteuning fokkerij - evaluatiesysteem - lineaire uitwendige beoordeling - classificatie

A
  • Appriciatie van lichaamsdelen uitdrukken in cijfers, 1-50
  • Gestalte - ontwikkeling dieren - 2 breedte maten
    - Schofthoogte
    - Lengte
    - Borstbreedte
    - Bekkenbreedte
  • Conformatie en bespiering - lichaamsbouw
    - Schouder
    - Bovenhand - rug
    - Ribben
    - Huid
    - Kruis
    - Bekkenlengte
    - Staartinplanting
    - Dijen - zijzicht en achteraanzicht
  • Skelet - standafwijkingen
    - Beenwerk
    - Schouder
    - Ruglijn
    - Voorbenen - vooraanzicht
    - Achterbenen - achteraanzicht
    - Spronggewricht
    - Beweging
    - Kogelhoek - voorbenen en achterbenen
  • Bedoeling - modulair te kunnen fokken - corrigeren naar nakomelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Methodes op levende dieren - vleesvetgrepen

A
  • Keelgreep
  • Schouder-halsgreep
  • Voorborstgreep
  • Ribbengreep
  • Vanggreep - liesplooigreep - gemengde greep - bevleesdheid en magerheid in te schatten
  • Buikgreep - belangrijk bij jonge dieren - vroegtijdige vetaanzetting - navel
  • Lendengreep - hoogwaardigste vlees - weinig bindweefsel - mals
  • Staartgreep - vroegtijdige vetgreep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Karkaskwaliteit

A

ontwikkeling spieren, gespiertheid - ook magerheid, zo weinig mogelijk vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Vervetting

A

eerst onderhuids en in buikholte - nutteloos - hierna pas vet afgezet tussen spieren, intramusculair vet - liever omgekeerd gezien, meer smaak - dikbil te mager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Methodes op karkassen - geslachte dieren - europees - SEUROP

A
  • Codes gekoppeld aan cijfers - waarde op veilig
  • Cijfers - vetheidsgraad van weinig,1, naar veel, 5, vet
  • Codes - letters - bespierdheid, conformatie - van goed, s, naar slecht, p
  • Niet letterlijk te kennen - van boven naar onder van S naar P - conformatie neemt af - S zijn dikbillen, uitpuilende spieren - P oude melkkoeien, beperkte bespiering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Geslachtsdimorfisme

A

verschillen tussen de geslachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Kop en hals

A
  • Kop - soms rastypisch - snoekshoofd - ramshoofd
  • Geslachtsgebonden - stier heeft kortere massievere kop dan koe - os heeft een smallere kop
  • Hoornen - rastypisch - mannelijke, punten naar buiten - vrouwelijke, punten naar binnen
  • Oren - horizontaal tot iets schuin naar beneden bij Europese rassen - bij Zebu’s breed en lang, temperatuur, oppervlakte regulatie voor termoregulatie
  • Ogen - zijwaards - geen nauwkeurig dieptezicht
  • Neusgaten - beetje neusvloei mag - neusspiegels
  • Geen beweeglijke lippen - bij grazen wordt alleen de tond gebruikt
  • Tong - sterk gespierd - van zeer groot belang - grazen - gras afrukken - beweeglijk
  • Smaak en reuk - niet optimaal - abnormale voorwerpen opgenomen
  • Hals - horizontaal gedragen - cossum zeer groot bij Zebu en Zebu-kruisingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Liervormige hoornen

A

achteraan relatief recht - plots een knik - opwaarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Stoothoornen

A

stierengevechten - naar boven en naar voor - gevaarlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Slofhoornen

A

hoornen groeien in mond/voorhoofd - naar beneden gericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Houten tong

A

infectie van schimmel - niet meer wendbaar - actynomycose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Houten tong

A

oppervlakte niet meer ruw, verhoornde papillen - erfelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Voorhand

A
  • Schoft - niet zo duidelijk verhoogd als bij paard - evenhoog als de rug
  • Thoraco cervicale bult - ter hoogte van de schoft - spier- en bindweefsel - zebu - bespierdheid - hangt af aan type - overbouwd
  • Schouder - goed aansluiten - schouderblad vormt met bovenarm benaderend een hoek van 90 graden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Melksleuf of gespleten

A

intstaat door te weinig gespierdheid tussen de schouderbladen - melktype

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Middenhand

A
  • Rug - lang - recht - breed - secundaire melktekens - Friese knoop, spinaaluitsteeksels van enkele ruggenwervels zijn langer dan de omgevende zodat lokaal een bultje verschijnt - bovenste melkkuiltjes of melknapjes, spinaaluitsteeksels van de ruggenwervels staan iets wijder uit elkaar en door de spaarzame lokale bespiering buigt de rughuid tussen deze uitsteeksels iets naar beneden
  • Lenden - minder belangrijk bij beweging dan bij het paard - vlees van beste kwaliteit
  • Borst - borstomtrek, onmiddelijk achter de elleboog gemeten en hieruit kan het gewicht benaderd afgeleid worden - verhouding borstsdiepte-schofthoogte wijzigt in de tijd, jonge dieren hebben een relatief kort lichaam en zijn hoogbenig
  • Buik- 3 streken - navelstreek - borststreek - schaamstreek
  • Tonvormige buik - navelstreek is weinig dieper dan de borststreek en flanken zijn goed gevuld - stieren en vleestype
  • Hooibuik - vanelstreek en schaamstreek zijn sterk ontwikkeld en de buik is breder dan de borstkas
  • Flanken - rechter meer gevuld als linker - linker, penswerking controleren door penscontracties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Zadelrug

A

doorgebogen rug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Karperrug

A

opgebogen rug - iets mis met achterhand/klauwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Opgetrokken buik

A

de navelstreek is iets minder onwikkeld en de schaamstreek is duidelijk onvoldoende ontwikkeld - vaak samen met dof haar en slechte/chronische spijsvertering problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Hangbuik

A

hangt diep door en is onvoldoende breed - vaak samen met zadelrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Diepe, holle flanken

A

vaak samen met hangbuik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Sterk opgezette linker flank

A

pensovervulling - trommelzucht - overmatig begisting van jong grasvoeder - bij het begin van het weideseizoen en overproductie van gassen hierdoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Pistoolsnede

A

waardevolste delen van het karkas - dijen, billen, rug, lenden en kruis

67
Q

Achterhand

A
  • Kruis - vooraan, achteraan en in het midden breed - lang - even lang als breed, vierkant
  • Kruishoogte - afstand tussen de bodem en de bovenlijn van het kruis - gemeten ter hoogte van de verbindingslijn tussen de 2 heupbeenuitsteeksels
  • Dij - bil - schenkel
  • Dijen - breed - diep - erg gespierd
  • Schenkel - bij melk- en dubbeldoelrassen, loodlijn uit de zitbeenknibbel raakt de hiel net niet
68
Q
  • Dij - bil - schenkel
  • Dijen - breed - diep - erg gespierd
  • Schenkel - bij melk- en dubbeldoelrassen, loodlijn uit de zitbeenknibbel raakt de hiel net niet
A

belangrijk bij melkvee - melkmachine - zijn hiervoor geschikt gemaakt

 - Uiervenen - ader sterk opgezwollen - afvoer van bloed dat inwendig via slagders in de uier wordt gepompt - voor elke kilogram melk die in de uier wordt geproduceerd wordt 300-500liter bloed debiet ingepompt
 - Melknapjes/kuiltjes - opening op de plaats waar de aders de buik beiderzijds binnendringen - wanneer deze groot zijn, goede afvoermogelijkheid voor het bloed uit de uier en dus een goed melkteken
 - Mens heeft melkvee aangepast tot machinemelken
      - Hoog kruis - lange benen - minder kans op tepelbetrapping bij opstaan 
      - Goed karakter - laten leiden - niet slaan - enigsinds erfelijk 
      - Uier en spenen geschikt voor machine en grote productie 
      - Hanteerbaarheid
      - Melkvloei moet vlot zijn - melkbaarheid - gemak waarmee melk de uier/spenen verlaat 
      - Uier groot
 - Goede uitzetbaarheid en voornamelijk bestaan uit klierweefsel
 - Diepte - zijdelings
 - Hoogte - van achter 
 - Vierkante uier - van rund die uit 4 kwartieren bestaat - zo gelijk mogelijk, 44% door voorste kwartieren en 64% door achterste kwartieren
 - Uier index - productie voorste kwartieren ten opzichte van productie van de gehele uier
 - Goed opgehangen - inwendige bh - middenste ophangband
 - Dam - streek tussen de uier, de vulva en de binnenvlakte van de billen
 - Melkspiegel - onderste deel van de dam
 - Bedrijfsinspectie - meten is weten - fokwaarde - veel is erfelijk 
 - Vooruieraanhechting - mate waarin de voorste kwartieren aansluiten bij de buikwand - voorste kwartieren zijn goed ontwikkeld
69
Q

Heupigheid

A

heupbeenuitsteeksels steken uit - grofheid - normaal bij melkvee

70
Q

Spits kruis

A

versmalt te snel ten opzichte van de dijbeenderen en de zitbeenderen - samen met abnormale standen

71
Q

Dakvormig kruis

A

sterk afhellend aan zijkanten - te smal - nadelig voor bespierdheid en uierbreedte - staartinplanting te hoog

72
Q

Koekoeksgaten

A

holte tussen zitbeenknobbel, kruis en staartinplanting

73
Q

Hellend kruis

A

te weinig ruimte voor uier bij melktypes - abnormale standen

74
Q

Varkenskruis

A

helt sterk af - te smal tussen zitbeenderen - ongunstig voor uierontwikkeling - geboortekanaal vernauwt

75
Q

Rond kruis

A

te smal vooraan en achteraan - breder in het midden - goede gespierdheid, bij melkvee heeft uier te weinig ruimte en bij vleesvee is vleesproductie niet optimaal

76
Q

Doosuier

A

vierkant van vorm - sterk vollimineus - achterste kwartieren sterk ontwikkeld ook naar boven, soort eerste verdieping - uier puilt uit naar achter

77
Q

Kogeluier

A

minder volumineus - meer bolvormig - dubbeldoelvee - minder grote melkproductie

78
Q

Normale uierindex

A

absolute melkhoeveelheid is te klein

79
Q

Wilduier

A

klein, weinig klierweefsel, meestal lange grove haren

80
Q

Vet of vleesuier

A

uier wel groot genoeg, maar veel vet, littekenweefsel - ontstekingsprocessen - beperkte hoeveelheid klierweefsel

81
Q

Spitze uier

A

uier hangt laag door, maar is te kort

82
Q

Hang uier

A

hangt te diep door - normaal tot midden van de sprongplooi - verzwakking ophangbanden

83
Q

Scheve uier

A

1 kwartier geeft minder melk dan het overeenkomstig kwartier - door onsteking

84
Q

Onkant uier

A

1 kwartier geeft helemaal geen melk

85
Q

Buikuier

A

kwartieren dichtstbij buik, voorste, sterker ontwikkeld

86
Q

Schenkeluier

A

voorste kwartieren veel minder ontwikkeld, zelfs onderontwikkeld, dan achterste kwartieren - frequent

87
Q

Geitenuier

A

2 helften - geen 4 kwartieren - extreme schenkeluier - vaak te grote tepels

88
Q

Gespleten uier

A

begrenzing van ieder kwartier is duidelijk te zien en tussen de 2 uierhelften ligt in de lengte een groef

89
Q
  • Spenen/tepels
A
  • Spenen hebben tepelkanaal - tot in tepelcysterne - kanaal eindigt op opening, slotgat - op slot door spiervezels, sfincter - diepste punt
    • Platte spenen - opening en normale kringspier liggen in 1 vlak
    • Bordvormig - plat met grote diameter van opening, kringspier en omgevend tepelweefsel
    • Rond tot spits - kringspier ligt deel boven de opening
    • Melkbaarheid - gemak waarmee melk speen verlaat - maximale melksnelheid - in kg/min - optimum kenmerk - maximale is niet het hoogst nagestreefde - gulden middenweg - niet te gering, zuig beweging door melkmachine, slijtage, taaimelksekoeien - ook niet te snel/los, spontaan druppeld melk eruit, slotgat sluit onvoldoende af - alles dat te is, is niet goed
    • Exterieur tepel - aansluiting van machine op uier - ver genoeg uit elkaar, afstand - voldoende lengte - loodrecht naar beneden, goede aansluiting en flow - erfelijk
90
Q

Trechtervormig

A

opening tepel hoger dan omgevend tepelweefsel - inkeping - melkdruppel kan blijven hangen - opstijgende infecties

91
Q

3 speen

A

3 spenen waar melk uitkomt - meestal verworven - kan verholpen worden

92
Q

2 speen

A

2 spenen waar melk uitkomt - meestal verworven

93
Q

Bijtepels achteraan

A

klein - alleen in de huid - niet

94
Q

Vleesspenen

A

lang en dik - vullen de tepelhouders te veel, geen goede melking

95
Q

Potloodspenen

A

lang en smal - vullen de tepelhouders te weinig, geen goede melking

96
Q

Potloodspenen

A

kort en afgerond - geen goede melking

97
Q

Flesvormige tepel of windtepel

A

van hoog smaller dan van onder, smallere basis - lang en slap

98
Q

Geitenspenen

A

normale lengte - sterk vergrote basis - geen goede melking

99
Q

Versmolten tepels

A

2 tepels ontstaan uit een gemeenschappelijke basis

100
Q

Steekspenen

A

naar voor en zijdelings gericht - voor zoogkalven beter

101
Q

Tepelrozet

A

te lang blind melken, machine zuigt en uier al leeg en machine blijft aangekoppeld, gevolgen voor binnenbekleding van spenen, door vaccuum naar buiten gezogen, irritatie, wratachtig weefsel rond uiteinde

102
Q

Mannelijke geslachtsorganen

A
  • Scrotum langgerekt

- Bijtepels

103
Q

Cryptochordy en Monochirdy

A

zeldzaam

104
Q

Onder ontwikkelde teelballen

A

hyporchidie - grootste teelballen zijn het vruchtbaarst

105
Q

Vrouwelijke geslachtsorganen

A
  • Vulva - gesloten - geen scheuren of littekens - niet gedeformeerd - mooi verticaal - geen uitvloei/afscheiding behalve in bronstige periode of voor partus
106
Q

Pneumovagina

A

luchtvagina - staat deels open - niet geheelde/gehechte scheur - anus erboven, mest passeert, infecties

107
Q

Prolapsus van de vagina

A

bovenzijde stulpt uit naar buiten - einde van dracht

108
Q

Vagina en baarmoederprolaps

A

bovenzijde vagina en baarmoeder stulpen naar buiten uit, binnenstebuiten - zwelt vaak op

109
Q

Doorlopend verlies van wit slijm

A

wijst op ontsteking - wit vuilen

110
Q

Aars

A

gesloten en zoveel mogelijk achteraan tussen de zitbeenknobbels - rechte rug en normaal buikvolume

 - Diep tussen de zitbeenderen - oudere of verzwakte dieren
 - Slecht gesloten - chronische diarree
111
Q

Staart

A

fijn en lang - brede staartinplanting

- Staartpluim - onderhoud en hygiene van het bedrijf

112
Q

Ledematen

A
  • Benen in recht vlak naar voren geplaatst
    • Alleen op stap beoordeeld
    • Klauwen - belangrijk en meoten hard zijn - bestand tegen moderne stallen - aan elke voet 2
      • Voorklauwen korter en ronder dan de achterklauwen - voetindruk vormt een halve circel
113
Q

Voorbenen

A

loodrecht, gewichtsbelasting gelijk

114
Q

Pantoffelklauwen

A

te groot, breed - binnen en buitenklauwen zijn te groot

115
Q

Kruisklauwen of schaarklauwen

A

binnen en buitenklauwtoppen groeien over elkaar heen

116
Q

Snavelkauwen

A

het teengedeelte is naar boven gedraaid

117
Q

Posthoornklauwen of rolklauwen

A

de erge vorm van het voorgaande

118
Q

Kurkentrekkerklauwen

A

buitenste tenen van de achterklauwen - rotatie

119
Q

Spreikauwen

A

de 2 klauwen staan te ver uiteen - kwetsuren en infecties

120
Q

Varkensklauwen

A

lang en smal met lage hielen

121
Q

Bokkenklauwen

A

te hoge hielen - kort en steil - smalle zool en verhoogde hiel

122
Q

Stalklauwen of volvoetigheid

A

tenen te lang - overdreven veel hoorn op de zoolvlakte

123
Q

Tyloma of tussenklauwwoekering

A

de huid tussen de 2 klauwen is verdikt

124
Q

Kniebuil

A

vochtophoping aan de voorzijde van de knie

125
Q

Kniezwam

A

bindweefselwoekering

126
Q

Koehakkig

A

Franse stand (maar Franse stand hoeft niet samen te gaan met koehakkigheid)

127
Q

Rassen van runderen

A
  • Eerste veredelde rundveepopulatie - Shorthorn
  • Rassenzones
  • Stamboekwerking met zuivere rassen - in aanmerking voor staatsondersteuning
  • Bepaling van de genetische waarde van fokdieren - eigen prestaties - productinformatie van andere verwanten en nakomelingen
  • KI - genen beste stieren globaal kunnen verspreiden - geslachtsziekten kunnen elimineren van besmet sperma - KI centra, dieren worden hier verzameld en moeten regelmatig sperma afstaan - grote genetische vooruitgang
128
Q

Klassiek zwartbont

A

dubbeldoeltype - dieren die niet uitblinken in of vlees of melk

129
Q

Nederlands zwartbont - dubbeldoel

A
  • Zwart in combinatie met wit - bont
  • Historiek
  • Uitgezwermt naar tal van landen - Noord-Amerika
  • Vroegrijp - op jonge leeftijd, 2 jaar, kalveren
130
Q

Holstein friesian - melktype

A
  • Gemetamorfiseerde versie van zwartbond - in Noord-Amerika
  • Gespecialiseerd op melkproductie
  • Stroom in omgekeerde richting - begin jaren 80 - terug naar Europa
  • Stieren gebruikt op oog van melkproductie - sperma - veredeling van zwartbond
  • Verdringingskruising - lokale rassen systematisch ingekruisd met holstein friesian - uitzicht omgezet - holsteinisatie - bestaand ras veranderen
  • Cijfers - niet van buiten studeren - rode draag - verdringing
  • Kruising met bedoeling - grotere melkproductie en beter ontwikkelde uier - schofthoogte en kruishoogte toegenomen
  • Krachtvoeder/ruwvoeder - verschillende verhouding in landen - effect op melkproductie
  • Zero grazing - komen niet meer buiten - ruwvoer in stallen - ook smiddags gemelkt, stimulus op uier, meerproductie
  • Hoogbeniger - langere hals - grotere kop - bekken steken uit, geringe gespierdheid - breed bekken, voor brede uier - weinig gespierde dijen
    - Roodbont - iets minder productief - zwart vervangen door rood - in proces holsteinisatie, veel roodbont hierin, recessieve eigenschap, keuze
    - Veel platenbont
    - Wit-zwartbont - meer wit dan zwart - zelfde gen als zwartbont
    - Wit-zwart kakelbont - kleinere vlekjes
    - Zwartbont
    - Stier - gespierdheid groter - voorhand ontwikkeling en hals veel groter dan achterhand - doorgegeven aan dochters
  • Holstein friesian - vanuit Friesland naar Noord-Amerika geimporteerd - ook vanuit Duitsland
  • Internationaal
131
Q

Rood van West-Vlaanderen - dubbeldoel

A
  • Alleen in West-Vlaanderen toegelaten na de 2e wereldoorlog
  • Uitzicht - rond - in rechthoek - kogeluier
  • Praktische betekenis verloren - polarisatie - dubbeldoel in verdrukking - specialisatie
132
Q

Wit-rood ras van Oost-Vlaanderen - dubbeldoel

A
  • Meer wit dan rood - veel rood in hals en kop - romp, veel niet al te grote vlekken
133
Q

(Kempisch) Rood-bont / Maas-Rijn-Yssel (MRY) - dubbeldoel

A
  • Uitrafeling aan vlekken op de romp
  • Maas-Rijn-Yssel - Nederlandse variant - niet te onderscheiden - melktypisch
  • Ook geholsteiniseerd
134
Q

Belgisch wit-blauw - dikbil

A
  • Helemaal wit
  • Blauw-bont - witte naast zwarte haren
  • Zwartbont
  • Zwart niet in naam - liefst niet gezien - doet teveel denken aan holstein friesian - kan niet uitgeselecteerd worden, bij kruising 2 blauwen komt er 1/4 zwart uit
  • Oorspronkelijk dubbeldoel
  • Vrouwelijke niet zo extreem bespierd als mannelijke
  • Keizersnede - vaarsen kunnen niet meer natuurlijk verlossing - bij oudere dieren ook nog groot percentage keizersnedes - inwendige bekkenmaat nauwer en ondieper - zware kalveren
135
Q

Groninger blaarkop - dubbeldoel

A
  • Zwart in combinatie met wit
  • Rood in combinatie met wit
  • Gekleurde ring rond ogen in zelfde kleur rest van dier - rest kop wit - onderzijde wit - aftekeningen aan poten
    - Losse blaar - geen contact met hals
    - Vaste blaar - contact met hals
    - Erft dominant over
136
Q

Lakenvelder - dubbeldoel - liefhebberij

A
  • Witte cirkel rond romp
  • Meestal zwart in combinatie met wit - ook rood in combinatie met wit
  • Hoofden volledig gekleurd
137
Q

Normande - dubbeldoel

A
  • Rood in combinatie met wit en tijgerstrepen - 3 kleurig
  • Bonte kop
  • Kleur ook rond ogen - ‘uitgebreide blaar’
  • Ingedeukt neuslijnprofiel - snoekshoofd
  • Geen vet in de melk - gelige boter
138
Q

Maine-Anjou - dubbeldoel - vleestypisch

A
  • Veel vlees aangefokt
  • Altijd rood-wit - contrast met andere rassen
  • Volledig gekleurde kop, behalve kol op hoofd
  • Rood dat in grote arealen voorkomt
  • Vrij goed bespierd
  • Ook dikbillen - beperkte mate - spierbundels beter afgetekend
  • Robuste, zware dieren
139
Q

Charolais - vleesras

A
  • Wit - gebroken wit
  • Groot, plomp
  • Laatrijp
  • Lange vaak doorgezakte rug
  • Grote groeisnelheid - veel melk gegeven door moeder en genetisch
  • In grote kuddes gehouden - bestand tegen belastingen
  • Nadeel - zwaar skelet
  • Vlees mager en mals
  • Ook dikbillen - beperkte mate
140
Q

Limousin - vleesras

A
  • Lichter van bouw
  • Hoekiger van uitzicht
  • Altijd niet al te effen geel/bruin/rood - tarwekleur - nooit bont
  • Relatief weinig geboorte problematiek
  • Skelet relatief fijn
  • Fijnvezelig vlees - mals - vetarm
  • Nadeel - kunnen schuw worden tot agressief
141
Q

Blonde d’aquitaine - vleesras

A
  • Langgerekt en ondiep van romp
  • Weinig geboorteproblematiek
  • Altijd blond/zandkleurig
  • Super fijn skelet
  • Vlees been verhouding uitstekend
  • Mals en vetarm
  • Zeer weerstandbiedig - gaan lang mee
142
Q

Salers - dubbeldoel

A
  • Primitief rund - hard klimaat - gedrag, kalf in nabijheid/gezogen om met de hand te kunnen melken
  • Lange hoornen
  • Volledig donker rood
  • Langere haren over hele lichaam gekruld
143
Q

Vosgienne - vogezenrund - dubbeldoel

A
  • Uit de Vogezen
  • Witrug aftekening - witte rug, maar ook witte buik en onderkant van de buik
  • Basiskleur is altijd zwart - met wit
  • Aftekening van arealen grillig - kleine vlekjes daarrond
  • Hoofd is (kakel)bont
144
Q

Jersey - melkvee

A
  • Tenger, klein, weinig bespierd
  • Reekleur - geelachtig bruin - nooit bont - wel bleker/donkerder
  • Blackish - donkerdere blekken op bepaalde delen lichaam
  • Vetgehalte in de melk groot
145
Q

Ayrshire - dubbeldoel - niet te herkennen

A
  • Stamvorm MRY
  • Duidelijke primitieve doosuier
  • Liervormige hoornen
146
Q

Dairy shorthorn - dubbeldoel - melktypisch

A
  • Roeaan - wit - rood - basispigment anders - rood veralgemeend - rood als basiskleur
  • Op examen altijd roeaan
147
Q

Meat shorthorn - dubbeldoel - vleestypisch

A
  • Vroegrijp
  • Klein
  • Gedrongen
  • Roeaan - wit - rood - basispigment anders - rood veralgemeend - rood als basiskleur
148
Q

Aberdeen Angus - vleesras

A
  • Volledig zwart
  • Hoornloos van nature
  • Primitief - compact - laagbenig
  • Kudde
  • Vetter vlees - meer smaak
  • Wandelaars - veel kilometers afleggen op zoek naar voedsel
  • Oud, compact type
  • Modern type - groter - bevleesder - nog wel vette dieren - verbetering
149
Q

Hereford

A
  • Oud, compact type
  • Klein
  • Cillindrisch
  • Compact
  • Altijd rood met wit
  • Altijd witte kop
  • Witte streep van achterhoofd tot schoft, witte onderzijde en aftekeningen aan benen
  • Vet vlees
  • Modern type - groter
150
Q

Dexter - dwergvleesras

A
  • Meestal zwart - uitzondering rood
  • Gehoornd
  • Korte benen
  • Hoofd relatief in verhouding tot lichaam
  • 2x dwerggroei gen, homozygoot - geaborteerd tussen 5e en 9e maand
151
Q

Scottisch highland cattle - primitief vleesras

A
  • Lang haar - niet gekruld
  • Hoornen - relatief lang
  • Meeste roodbruin - af en toe wit
  • Voorhoofdskuif
152
Q

Fleckvieh/Simmental - dubbeldoel - melktypisch - niet visueel te kunnen onderscheiden

A
  • Fleckvieh - Duits ras
  • Simmental - Zwitsers ras - kruisbevruchting tussen beide rassen
  • Rood-wit - veel meer rood dan wit
  • Witte kop
  • Benen altijd wit en ook vaak de onderzijde
  • Soms liervormige hoornen
  • Verdunningsgenen voor rode basiskleur
    - Zandkleur
153
Q

Braunvieh - dubbeldoel - melktypisch

A
  • Alpen vee - geadapteerd aan grote hoogte - grazen op steile hellingen
  • Klassiek type
  • Bruine vacht - variabel op intensiteit - van licht naar donker - stieren vaak donkerder, hormonaal
  • Bleke ring rond de muil, witte neusring - contrast met hoofd
  • Geholsteiniseerd type
154
Q

Pinzgauer - dubbeldoel

A
  • Onderscheiden van Volgezenrund
  • Witrugaftekening
  • Basispigment is rood/bruin/kastanjebruin
  • Geen vlekjes aan randen
155
Q

Pinzgauer - dubbeldoel

A
  • Robuste dieren
  • Natuurlijk agressief - kalf zogen
  • Basiskleur mahonierood/bruin
  • Vermannelijkte dieren - macho
  • Wedstrijden - vechten
156
Q

Piemontees - dikbilras - vleesras

A
  • Enige waar dikbillen voorkomen in Italie
  • Grijsachtige basiskleur - met verdonkeringse arealen/blackish
  • Zeer fijn skelet - zeer weinig geboorteproblematiek
  • Kalfjes zijn enkele maanden roodbruin gekleurd - vergrijzing van de vacht
  • Sterke ontwikkeling halsspieren bovenaan - invloed zebu, halsbult
157
Q

Chianina - vleesras

A
  • Massief ras - plomp
  • Zeer sterk uit de kluiten gewassen - grootste van de wereld
  • Zeer kort harig - densiteit niet overal even groot - donkere huid - gebroken wit met grijsachtige zones - haren wel allemaal wit - huid schemerd door de vacht
  • Zwarte neusspiegel - klauwen en bijklauwen
  • Staartpluim zwart
  • Relatief zwaar skelet
158
Q

Raza de lidia - vechtras

A
  • Stierengevechten
  • Kleine runderen
  • Donkere kleuren - grijs/zwart/rood
  • Voorhand en vooral hals sterk ontwikkeld
  • Steekhoornen - naar voren en boven
159
Q

Podolisch of Hongaars grijs Steppenvee

A
  • Oerrund
  • Grijsachtig
  • Basisras voor Italiaanse rassen
  • Roodgeboren kalven
  • Lange hoornen
  • Verdonkerings arealen
  • Gehouden in natuurgebieden - liefhebberij
160
Q

Brown Swiss - dubbeldoel - melktypisch

A
  • Alpenvee in Europa - getransformeerd naar laagvlaktes
  • Hoornloos
  • Brown vieh en brown Swiss niet te kunnen onderscheiden
161
Q

Zebu - bos Indicus - vleestype en melktype - geen topproductie

A
  • Vanuit oeros ontstaan - hiervoor allemaal van bos taurus afgestamt
  • Subtropisch en tropische gebieden
  • Aangepast aan warme temperaturen en lokale parasieten
    Vleestype
  • Bult op de schoft/hals/rug - thoraco-cenvicale bult - zit vol met spier, pees en bindweefsel - functie onbekent - bijdrage aan thermoregulatie
  • Groot cossum
  • Grote voorhuid
  • Grote hangende oren
  • Oppervlaktevergroting - verkoeling
  • Niet allemaal hoornen - naar boven of naar achteren - niet lang
    Melktype
  • Schraler bespierd
  • Bult
  • Modeste uier - in vergelijking met water tot beschikking
  • Neerwaarse oren
    Dwerg zebu
  • Kleine vlekjes - bont - lokaal of veralgemeent - kan ook bij alle zebus
162
Q

Brahman

A
  • Zuid-Amerika
  • Kruising 4tal andere zebu rassen
  • Imposant dier - groeicapaciteit - grote gewichten - vroegrijp
  • Instrumenten voor thermoregulatie
  • Vlees
  • Variabele kleuren - ook bont
  • Lange oren
  • Vrouwelijk - minder bespierd
  • Op examen altijd stier en imposant
163
Q

Santa Gertrudis - kruising Bos Inducus en Bos Taurus

A
  • Vruchtbaar - aantal chromosomen gelijk - 60
  • Lokale rassen geadapteerd aan hitte en lokale parasieten - vleesrassen van hier niet te importeren, kwa klimaat en bedreigingen - inkruisen Europese rassen in lokale vrouwelijke individuen voor betere bevleesdheid
  • Altijd rood
  • Midden tussen 2 types
  • Lichaamsbouw van Bos Taurus
  • Grote voorhuid - bult van Bos Indicus
164
Q

Afrikaander - kruising Bos Indicus en Bos Taurus

A
  • Zebus met portugese en spaanse rassen van vroeger
  • Trekjes van Indicus en Taurus
  • Hoornen naar onder en naar voor
  • Altijd rood bruin met verschillende intensiteiten op het lichaam
  • Relatief lange en smalle ramskop
  • Verenigen van lokale vrouwelijke kenmerken met meer bevleesdheid van Europese rassen