Runderen Flashcards
Herkomst
- Bakermat is Indie - verspried in 5 verspreidingsbewegingen
- 1e - in India werden uit langhoornige runderen korthoornige met thoracocerviale bulten voortgebracht - zebu’s - naar oostkust van Afrika
- 2e - Sanga’s migreerde vanuit Egypte naar centraal Afrika - langhoornig en voorlopers van Ankole
- 3e - tak korthoornige runderen verplaatste over noord-Afrika naar west-Europa via het Iberisch schiereiland - kleinere dieren - aanleiding naar melkrunderen en afsplitsing naar west-Afrika - N’dama - weerstand tryposoma
- 4e - naar zuid-oost Europa - podolisch steppenvee - basis vleesrassen
- 5e - naar centraal Europa, braunvieh, alpenvee, aangepast aan hoogtes
Voorloper
wild oerrund/oeros - bos primigenius - lange hoornen - aanleiding tot bos taurus, rund, en bos indigus, zebu
Fylogenie
Onderfamilie - Bovinae - familie - Bovidae of holhoornigen - suborde - Ruminantia of herkauwers - orde - Artiodactyla - evenhoevigen
Gebruik
- Dierlijke trekkracht
- Statussymbool
- Godsdienstige betekenis
- Opgevoerd voor vechten
- Vleesvee - melkveel - dubbeldoel
- Productiecapaciteit - verschilt tussen landen en aantal runderen -
4 hoofdgroepen
Melkvee - Vleesvee -
Supervleesrassen
- Dubbeldoel rassen
Supervleesrassen
dikbillen - grotere dagelijkse gewichtstoename - minder vet, meer spier
Dubbeldoel rassen
compromie melk en vlees vee
Vleesvee
weinig melk - veel bespierd - dagelijkse gewichtstoename - groei - grootste groeipotentieel in 1e jaar - voederconversie, hoeveelheid voeder nodig om 1kg aan te komen - negatieve corellatie tussen gewichtstoename en voederconcersie, voederbehoeften worden minder na meer gewichtstoename - uitslachtingspercentage, wegen voor slachting of wegen na slachting, gekoeld karkas - karkas, ingewanden, hoofd en voeten weg, gewicht voor en na slaching min 5% = nuchter slachtrendement - karkasrendement, hoeveelheid vlees
Melkvee
veel melk - weinig bespierd - hoeveelheid melk, ik kg - vet en eiwit in melk - gecontroleerd - registratie - nakomelingen
Melkproductieparameters
- Kg melk - hoeveelheid melk die per koe in de eerste 305 dagen geproduceert wordt
- Melksamenstelling - vetgehalte voor boterproductie - eiwitgehalte voor kaasproductie
- Kg melkeiwit - per koe in een lactatie - kg melk x % melkeiwit
- Kg melkvet - per koe in een lactatie - kg melk x % melkvet
- Kg melkeiwit + melkvet - per koe in een lactatie
- MPR - melkproductieregistratie
Vleesproductie-eigenschappen
- Groei - uitgedrukt door de dagelijkste gewichtstoename - dubbeldoel sneller
- Voederconversie - gelijk aan hoeveelheid standaardvoeder nodig om 1kg gewichtsaanzet te realiseren
- Nuchter slachtrendement of uitslachtingspercentage - koud karkasgewicht gedeeld door 95% van het levend gewicht juist voor de slachting
- Karkasrendement - gewicht van al het spiervlees in het karkas, gedeeld door het koud karkasgewicht - het komt overeen met het %vlees dat onderscheiden wordt van het % vet en het % been
Drachtduur
285 dagen
Koe
vrouwelijke runderen die 2x gekalft heeft
Os
gecastreerd mannelijk dier
Stier
mannelijke runderen
Pink
vruchtbare vrouwelijke dieren of voor de 1e maal drachtig
Vaars
vruchtbare vrouwelijke dieren of voor de 1e maal drachtig
Schot/munt
dieren die 1x gekalft hebben en daarna nooit meer
Gerlachse zoom - ouderdom
bij de geboorte - bloedige vaatrand op tandvlees - bleker van blauw-paars naar roze - 1e levensweek
Terugtrekken van tandvlees - ouderdom
opgezwollen bij pasgeboren kalven - snijtanden nog niet volledig te zien - trekt langzaam terug in 1e maand - donkerrode band, verschompeld overblijfsel, zoom van Schwartzg
Melkgebit
20 tanden - boven, 3Pd - onder, 4Id, 3Pd
Volwassen gebit
32 tanden - boven, 3P, 3M - onder, 4I, 3P, 3M
Aanleg en groei van de hoornen - ouderdom
- Haarwervel op de plaats waar de horens zullen komen
- Haar valt uit op de verdikte opperhuid
- Harde beenmassa is voelbaar en wat verschuifbaar
- Hoornuitsteekseltjes van 1 cm en vaak nog beweegbaar
- Horentjes zijn 4-6cm
Klauwen - ouderdom
bij geboorte een zoolkussentje, foetaal zoolkussen dan binnen 4 dagen verdwijnt - 1e klauwring, dicht bij haargrens, na 2 weken verdwenen - 2e klauwring, hoorn wordt hard, schuift op met een ring, begint bij kroonrand, zichtbaar bij 4/5 weken, ligt aan voederniveau en dus type hoelang
Tanden
- Geen snijtanden in bovenkaak - dentaalplaat
- Geen haaktanden
- Geen kroonholte in snijtanden
- Niet echt goed houvast voor leeftijd - minder nauwkeurig dan bij paarden
- Eruptie van melktanden - ligt aan ras en vroegrijpheid - na kleine 2 weken allemaal doorgebroken
- Liggen schuin, dakpansgewijs
- Wisselen van de tanden - veel variatie, individueel, ras en vroegrijpheid - tanden wisselen van binnen naar buiten met 8tal maanden interval
- Slijtage - zeer relatief
Ringen op de hoornen (- ouderdom)
bij vrouwelijke individuen en gehoornd ras - iedere keer dat een rund drachtig is, relatief voeder tekort, eigen lichaamsopbouw ‘on holt’ - versmalde ringen op de hoornen - indicatie van leeftijd
- Vleesvee - aantal ringen + 2 - laatrijper
- Melkvee - aantal ringen + 1 - eerste kalving bij 2 jaar
- Hoe ouder, hoe onnauwkeuriger - niet precies om het jaar een kalving, bij 6 kalvingen kan er al 6 maanden naast zitten
Kleur haarkleed
vaak een raskenmerk - in naam
- Wit - neusspiegel roze of zwart
- Rood - omgezet in zandkleur door verdunning
- Brandrood - bijna uniform rood met witte uiter
- Zwart
- Reekleurig of vaal - bruin met zware neusspiegel en zwarte beenuiteinden
- Bruin - koffiekleurig met donkere beenuiteinden
- Geel of tarwekleurig - soms samen met lichter gekleurde ring rond neus en lichtere beenuiteinden
- Blackish - grijs met donkerdere arealen
- Blauw - onveranderlijk schimmel uitzicht, zwarte naast witte haren geeft blauwe indruk
- Roeaan - rood schimmel - rode en witte haren zijn homogeen door elkaar vermengd
- Platenbont - gekleurde arealen
- Kakel- of spikklebont - kleine bontvlekjes
Blaarkop
gekleurde ring rond ogen op een bleke achtergrond
Vaste blaar
vast aan hals
Vaste blaar
los van hals
Reemuil
lichtgekleurde ring op een donkere muil - muilring
Gespikkeld
kleinere vlekjes op wangen of hals - wit, rood, zwart, enz
WItte gordel
voor de heupen doorlopende witte band - ten hoogte van flanken
Witte reep
voor de heupen doorlopende witte band - ten hoogte van flanken
Laken
witte gordel en witte reep vormen een geheel
Witrug
witte band langs de ruggengraad van hals tot staart samen met een witte buik
Getijgert/gestroomd
zwarte roetstrepen op een rode ondergrond
Vleesvee
gespierd - vet - kort hoofd en nek - meer verticale ribben - voorborst en hals hoekig - dikke huid
Melkvee
ribben meer naar achter - betere verwerkingscapaciteit van voeder - stompere hoeken - weinig gespiert - dunnere huid - uier - hoogbeniger, melken - achterhand schraal bespierd, meer ruimte voor uier - skelet vrij breed, van smal naar breed van voor naar achter, trapezium
Kossum
huidplooi op voorborst - bij vleesvee meer volumineus
Vleestype
- Brede en eerder korte neus - breed voorhoofd - rustige blik
- Korte hals - dik - droog gespierd
- De voorzijde van de borstkas vormt een rechte hoek met de onderkant van de hals - soms bekleed met een dikkere en geplooide huid - overgang hoofd-hals is onderaan rechthoekig
- Overgang hals-boeg goed opgevuld met spieren - schouder dik gespierd - cossum is goed opgevuld en soms sterk ontwikkeld
- Cossum - huidplooi in de mediaanlijn van voor het borstbeen tot hald weg de onderzijde van de hals
- Rug - breed - goed gespierd - ze vlak mogelijk - bij moderne vleestypes is hij langer dan bij de oudere types
- Ribben - duidelijk gebogen - goed met spierweefsel bedekt - slecht weinig naar achter gericht, borstdiepte praktisch gelijk aan de buikdiepte
- Romp - rechthoek
- Heupen - steken slechts weinig uit
- Lenden en kruis - dubbel gespierd en vlak gericht
- Billen/broek - breed en goed gespierd - achteraan rechthoekig
Melktype
- Neus en voorhoofd - lang en smal - bedekt met een fijne huid - liche hoornen - grote vinnige ogen
- Hals - tamelijk lang - matig gespierd - lichte huid - glanzend en zonder plooien - scherp cossum - hoek onderkant hals en voorborst is stomp - overgang hoofd-hals is vloeiend
- Voorzijde boeg komt overduidelijk uit - overgang hals-boeg is smaller - schouder is schaler bespierd - onderbenen zijn langer dan bij het vleestype en lichter van bouw
- Rug - dakvormig - goed uitkomende ribben die boogvormig zijn en behoorlijk schuin naar achter gericht zijn - de huid is soepel - lang
- Borstdiepte kleiner dan buikdiepte - romp heeft zijwaarts en van boven gezien een trapezium vorm - romp wordt breder naar de lenden en het kruis toe
- Goede uier
- Achterhand - gespierder - schraal - heupen en flankholte zijn duidelijk zichtbaar
- Bekken - breed - voor brede uier
- Beenwerk - goed - voor lange gebruiksduur
Dubbeldoel
- Compromis - uitzicht tussen melk- en vleesrunderen
- Vleestypisch dubbeldoel
- Melktypisch dubbeldoel
Dikbillen
- Super zwaar gespierd, over hele lichaam
- Hypertrofie van de spieren - niet te wijten aan dikkere spiervezels - spiervezels dunner, vlees is malser - veel talrijker - groter finaal volume - met name schouders en billen - sterk hellend en afhangend kruis
- Klein hoofd
- Aangeboren tonghypertrofie
- Verkorte onderkaak
- Compactheid
- Lagere schofthoogte
- Geringe buikontwikkeling - iets geringere orgaanontwikkeling
- Smalle heupen - rijkgespierde dubbele lenden
- Fijne en soepele huid
- Licht, fijn skelet - nijging tot dwerggroei
- Wijdbenigheid - standafwijkingen
Ondersteuning fokkerij - evaluatiesysteem - lineaire uitwendige beoordeling - classificatie
- Appriciatie van lichaamsdelen uitdrukken in cijfers, 1-50
- Gestalte - ontwikkeling dieren - 2 breedte maten
- Schofthoogte
- Lengte
- Borstbreedte
- Bekkenbreedte - Conformatie en bespiering - lichaamsbouw
- Schouder
- Bovenhand - rug
- Ribben
- Huid
- Kruis
- Bekkenlengte
- Staartinplanting
- Dijen - zijzicht en achteraanzicht - Skelet - standafwijkingen
- Beenwerk
- Schouder
- Ruglijn
- Voorbenen - vooraanzicht
- Achterbenen - achteraanzicht
- Spronggewricht
- Beweging
- Kogelhoek - voorbenen en achterbenen - Bedoeling - modulair te kunnen fokken - corrigeren naar nakomelingen
Methodes op levende dieren - vleesvetgrepen
- Keelgreep
- Schouder-halsgreep
- Voorborstgreep
- Ribbengreep
- Vanggreep - liesplooigreep - gemengde greep - bevleesdheid en magerheid in te schatten
- Buikgreep - belangrijk bij jonge dieren - vroegtijdige vetaanzetting - navel
- Lendengreep - hoogwaardigste vlees - weinig bindweefsel - mals
- Staartgreep - vroegtijdige vetgreep
Karkaskwaliteit
ontwikkeling spieren, gespiertheid - ook magerheid, zo weinig mogelijk vet
Vervetting
eerst onderhuids en in buikholte - nutteloos - hierna pas vet afgezet tussen spieren, intramusculair vet - liever omgekeerd gezien, meer smaak - dikbil te mager
Methodes op karkassen - geslachte dieren - europees - SEUROP
- Codes gekoppeld aan cijfers - waarde op veilig
- Cijfers - vetheidsgraad van weinig,1, naar veel, 5, vet
- Codes - letters - bespierdheid, conformatie - van goed, s, naar slecht, p
- Niet letterlijk te kennen - van boven naar onder van S naar P - conformatie neemt af - S zijn dikbillen, uitpuilende spieren - P oude melkkoeien, beperkte bespiering
Geslachtsdimorfisme
verschillen tussen de geslachten
Kop en hals
- Kop - soms rastypisch - snoekshoofd - ramshoofd
- Geslachtsgebonden - stier heeft kortere massievere kop dan koe - os heeft een smallere kop
- Hoornen - rastypisch - mannelijke, punten naar buiten - vrouwelijke, punten naar binnen
- Oren - horizontaal tot iets schuin naar beneden bij Europese rassen - bij Zebu’s breed en lang, temperatuur, oppervlakte regulatie voor termoregulatie
- Ogen - zijwaards - geen nauwkeurig dieptezicht
- Neusgaten - beetje neusvloei mag - neusspiegels
- Geen beweeglijke lippen - bij grazen wordt alleen de tond gebruikt
- Tong - sterk gespierd - van zeer groot belang - grazen - gras afrukken - beweeglijk
- Smaak en reuk - niet optimaal - abnormale voorwerpen opgenomen
- Hals - horizontaal gedragen - cossum zeer groot bij Zebu en Zebu-kruisingen
Liervormige hoornen
achteraan relatief recht - plots een knik - opwaarts
Stoothoornen
stierengevechten - naar boven en naar voor - gevaarlijk
Slofhoornen
hoornen groeien in mond/voorhoofd - naar beneden gericht
Houten tong
infectie van schimmel - niet meer wendbaar - actynomycose
Houten tong
oppervlakte niet meer ruw, verhoornde papillen - erfelijk
Voorhand
- Schoft - niet zo duidelijk verhoogd als bij paard - evenhoog als de rug
- Thoraco cervicale bult - ter hoogte van de schoft - spier- en bindweefsel - zebu - bespierdheid - hangt af aan type - overbouwd
- Schouder - goed aansluiten - schouderblad vormt met bovenarm benaderend een hoek van 90 graden
Melksleuf of gespleten
intstaat door te weinig gespierdheid tussen de schouderbladen - melktype
Middenhand
- Rug - lang - recht - breed - secundaire melktekens - Friese knoop, spinaaluitsteeksels van enkele ruggenwervels zijn langer dan de omgevende zodat lokaal een bultje verschijnt - bovenste melkkuiltjes of melknapjes, spinaaluitsteeksels van de ruggenwervels staan iets wijder uit elkaar en door de spaarzame lokale bespiering buigt de rughuid tussen deze uitsteeksels iets naar beneden
- Lenden - minder belangrijk bij beweging dan bij het paard - vlees van beste kwaliteit
- Borst - borstomtrek, onmiddelijk achter de elleboog gemeten en hieruit kan het gewicht benaderd afgeleid worden - verhouding borstsdiepte-schofthoogte wijzigt in de tijd, jonge dieren hebben een relatief kort lichaam en zijn hoogbenig
- Buik- 3 streken - navelstreek - borststreek - schaamstreek
- Tonvormige buik - navelstreek is weinig dieper dan de borststreek en flanken zijn goed gevuld - stieren en vleestype
- Hooibuik - vanelstreek en schaamstreek zijn sterk ontwikkeld en de buik is breder dan de borstkas
- Flanken - rechter meer gevuld als linker - linker, penswerking controleren door penscontracties
Zadelrug
doorgebogen rug
Karperrug
opgebogen rug - iets mis met achterhand/klauwen
Opgetrokken buik
de navelstreek is iets minder onwikkeld en de schaamstreek is duidelijk onvoldoende ontwikkeld - vaak samen met dof haar en slechte/chronische spijsvertering problemen
Hangbuik
hangt diep door en is onvoldoende breed - vaak samen met zadelrug
Diepe, holle flanken
vaak samen met hangbuik
Sterk opgezette linker flank
pensovervulling - trommelzucht - overmatig begisting van jong grasvoeder - bij het begin van het weideseizoen en overproductie van gassen hierdoor