Paarden Flashcards

1
Q

grhokad - signalement

A

geslacht, ras, hoogte, ouderdom, kleur, aftekeningen, datum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ruin

A

gekastreerde hengst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

snijtanden

A

incisivi, I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

haaktanden

A

canini, C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

maaltanden

A

premolares, P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kiezen

A

molares, M

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wolfskiesje

A

in bovenkaak, komt zelden voor, rudimentair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dentine/tandbeen/ivoor

A

hoofdmassa - geelachtig-wit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cement

A

buitenste laag van de gehele tand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kroon

A

deel dat in de mondholte uitsteekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wortel

A

een deel dat in het kraakbeen vastzit - kroon zit hiernaast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tandhals

A

overgang tussen kroon en wortel - waarop tandvlees vasthecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kroonholte

A

infidibilum - spleetvormige uitholling van de snijtand bij jonge paarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Glazuurkegel

A

op de bodem van het dentine vormt zich een lokale ophoping - dikkere laag van glazuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pulpaholte

A

stijgt uit de tandwortel van binnenin op - reikt tot diep in de kroon - bloedvaten en zenuwen - kanaal geleidelijk nauwer door afzetting van secundaire dentine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tandster

A

tandwortelkanaal loopt aan de voorzijde van de tand hoger op dan de bodem van de kroonholte - glazuurkegel slijt weg en een tandster ontstaat op het slijtvlak - secundaire dentine - verkleurd door voedselpigmenten - zit bovenop pulpaholte om deze af te sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Snijtanden

A

kleiner en witter - kroon bezet met talrijke kleine groefjes op de lipvlakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Melksnijtanden

A

kleiner en witter - kroon bezet met talrijke kleine groefjes op de lipvlakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Definitieve snijtanden

A

zwaarder en groter - vormverandering, van ovaal naar trapeziumvormig en driehoekig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Haaktanden

A

ingeplant in de lagen/gebitsruimten - onderaan iets meer naar voor dan bovenaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Blijvende kiezen

A

sterk ontwikkelende wortels - van buiten naar binnen oplopende wrijfvlakken hebben kammer - bovenkiezen iets breder dan onderkiezen - tandpunten, buitenzijde bovenste kiezen en binnenzijde onderste kiezen bij een smallere onderkaak dan de bovenkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Gevulde tand

A

kroonholte is weggeslepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Tandformule

Melkgebit

A
  • Bovenkaak - 3Id - 0Cd - 3Pd

- Onderkaak - 3Id - 0Cd - 3Pd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Tandformule

Volwassen gebit

A
  • 4-5 jaar oud - hengsten en ruinen, 40 - merries, 36
  • Bovenkaak - 3I - 1C - 3P - 3M
  • Onderkaak - 3I - 1C - 3P - 3M
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Isodontie

A

tandformules van bovenkaak en onderkaak zijn hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Anisodontie

A

tandformules van bovenkaak en onderkaak zijn niet hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Uitbotten

A

6 snijtanden in onderkaak, minstens 6 maanden oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Vulling

A

bij een gevulde snijtand is de kroonholte verdwenen door afslijting - 24 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Tandster

A

na wisselen van de tanden meest betrouwbare kenmerk - I1, 4,5-5 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Aftands paard

A

alle snijtanden zijn gevuld - kroonholte kwijt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

De haak/echancrure

A

ontstaat achteraan op de hoesnijtanden van de bovenkaak, wrijfvlakken passen niet goed in elkaar - bovenste deel steekt uit over onderste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Tandboog

A

snijtanden opgesteld als boog die bij veroudering vormverandering ondergaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Strekken van de snijtanden

A

de hoek waaronder de snijtanden van de onderkaak en de bovenkaak zijdelings gezien elkaar raken veranderd bij veroudering - snijtanden gaan steeds schuiner naar voren staan bij veroudering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Groef van Galvayne

A

ontstaat vertikaal op de bovenste snijtand - van boven naar beneden op snijtand - 10 tot 30 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Twijfelaar

A

paard die kroonholtes niet volledig gevuld hebben op de bekende leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Valse twijfelaar

A

glazuurkegel op bodem kroonholte blijft langer bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Snoeksgebit

A

onderbijten - ondertanden voor boventanden gepositioneerd - onderkaak te lang ten opzichte van de bovenkaak of de bovenkaak is te kort ten opzichte van de onderkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Kribbenbijten

A

aan harde voorwerpen bijten - tanden slijten overmatig - leeftijdsbepaling in de war, gaan er ouder uitzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Bruin

A
  • Gewoon bruin - op het lichaam roodbruin tot bruine haren met daarbij zwart behang (manen, staart en onderste ledematen) - verschillende schakeringen tussen lichtrood en donkerbruin
    2 hoofdgroepen
  • Bay - roodbruin pigment vrij homogeen en constant verspreid
  • Brown - intensiteit rood bruine kleur niet overal hetzelfde - lichtere zones bij snuit/binnenkant benen/flanken

Verschillende mogelijkheden

  • Lichtbruin - geelrode vacht - soms geappeld - soms samen met veel lichter gekleurde buik
  • Bruin - gewoon bruin
  • Kersenbruin - rodere tint
  • Donkerbruin - donkerder bruin
  • Kastanjebruin - donkerbruin met natuurlijke glans - appeling, donkere cirkelvormige haren
  • Zwartbruin - bijna volledig zwart - vooral in de winter - roodbruin gekleurde haren bij de flanken/liesplooi/neusrug/snuit - vossenneus/kopersnuit, blekere haren aan uiteinde van de neusrug, in praktijk kan dit erg discreet zijn

Verdunningen

  • Valk - 1x verdund bruin - zandgeel tot bruingeel - behang onverandert
  • Perlino - 2x verdund bruin - uiterst bleek haarkleed - bijna wit - bruine schijn - ook behang in proces betrokken en bleker - iris vaak lichtblauw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Vos

A
  • Gewoon vos - op het lichaam geelrode tot bruine haren met meer kleurschakeringen en geen zwart behang
    2 hoofdgroepen
  • Chestnut - behang dezelfde kleur als andere lichaamsbeharing of donkerder maar niet zwart
  • Sorrel - lichter, gewassen/blond behang
    Verschillende mogelijkheden
  • Licht vos/bleekvos - geelachtig tot geelrode vacht - meestal samen met een blekere buik en lichter tot vaskleurig behang
  • Goudvos - donkervos haarkleed - meestal met donker behang - soms grauwe glans
  • Kopervos - donker vos met veel glans
  • Zweetvos - donker vos, grauwrood met veel glans - geappeld en gewassen behang
  • Koolvos - gebrande koffie - bijna zwart - beenuiteinden hebben bronzen glans

Verdunningen

  • Isabel - 1x verdund vos - lichtgeel, creme tot geel-oranje - lijkt op licht vos - geen lichte buik - winterhaarkleed heeft melkachtig uitzicht - behang verbleekt tot lichtcreme/gewassen
  • Palomino - 1x verdund vos - bleekgouden haarkleed met wit behang
  • Cremello - 2x verdund vos - nog bleker dan isabel - bijna wit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Zwart

A
  • Gewoon zwart - hele haarkleed, ook neus, snuit, flanken en liesstreek zijn zwart
  • Gitzwart - blijvend diepzwart - veel glans - met appeling - onveranderlijk van seizoensinvloeden - constant
  • Koolzwart/zomerzwart - dof zwart zonder glans - in de zomer vaak verblekend - friezen en schetlandpony’s
  • Vaal zwart - dof zwart met donkerder zwart behang - rossige weerschijn - verandert niet in de zomer - constant
    Verdunningen
  • Donker muisvaal - smoky - 1x verdund zwart - grijsblauwe glans - in het zonlicht rossig - zwart behang
  • Bleek muisvaal - silver smokey - 2x verdund zwart - nog bleker dan smoky
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Schimmel

A

Schimmels - hoofd verst gevorderd in verouderingsproces - meer grijs rond mond en ogen
Grijs of veranderlijk schimmel - geappelde grijsschimmel - basis kleur geboren en veranderd met de leeftijd, wordt grijs en uiteindelijk wit schimmel na 7-9 jaar - gepaard met appeling - hoofd lichter dan lichaam
Wit paard - wit geboren - specifiek gen - 2x, homozygoot, niet leefbaar - te onderscheiden door roze mond bij wit paard, schimmel heeft grijze mond
Roeaan of onveranderlijk schimmel - 2 populaties van haren, bruine en grijze - vanaf geboorte - verschillende soorten, op basis van vergelijking grijs/kleur - hoofd donkerder dan lichaam
- Bruin roeaan/bruinschimmel - basiskleur is bruin - zwarte beenuiteinden - witte haren zijn homogeen vermengd in een bruin haarkleed
- Lichte bruinschimmel
- Wijnschimmel - veel rode haren
Vosschimmel/vos-roeaan/roodschimmel - alleen bruinrode en witte haren
- Lichte vosroeaan
- Gewone vosroeaan
- Donkere vosroeaan
Blauwschimmel/zwartschimmel/zwart-roeaan - alleen zwarte en witte haren - geeft de indruk van blauw
- Lichte blauwschimmel
- Gewone blauwschimmel
- Donkere blauwschimmel
- Moorkop - helemaal zwart hoofd
- Halve moorkop - zwarte onderste helft van het hoofd
- Stekelharigheid - lokale inmenging/vorm van grijze haren - is niet roeaan - komt niet voor op hele lichaam
- Muskaatschimmel - opkomend grijs in combinatie met bruinschimmel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Bontpatronen

A

wit in kleinere onderdelen/vlakken - bepaald door specifiek gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Platenbont/tobiano

A

oppervlakte/platen die wit zijn, relatief groot en niet grillig afgelijnt - wit overschrijd de ruglijn - altijd witte beenaftekeningen
Wanneer de oppervlakte van de grondkleur overheerst, wordt deze eerst genoemd
- Vb. Bruin platenbont - meer bruin dan wit
Wanneer de witte platen overheersen, wordt eerst wit genoemd
- Vb. Wit-vos platenbont - meer wit dan kleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Overo-bont

A

witte oppervlakte die grillig zijn afgelijnd - witte vlekjes kunnen voorkomen - overschrijd de ruglijn niet - kunnen witte beenaftekeningen zijn, maar hoeft niet - wit stijgt vaak uit van onder/buikstreek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Panterbont/tijgerbont

A

vlekkenpatroon op harenkleed vanaf de geboorte aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Gepigmenteerd

A

vlekken verspreid over een bleke of schimmelkleurige achtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Vliegenvlekken

A

zwarte vlekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Forellenvlekken

A

bruine vlekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Sneeuwvlekken

A

wit op een roeane of donkere achtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Schabrak panterbont

A

grote volkleurige zone - vooral op het kruis en soms op volledige achterhand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Sabino

A

sterke stekelharigheid met uitgebreide beenaftekeningen, hoog oplopend - grillig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Witkopbond

A

bont dat samengaat met een wit hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wildkleur

A

oorsprongelijke grijsbruine kleur van het wilde paard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Aalstreep

A

donkergekleurde streep op de rug - van nek tot staartbasis over de ruggengraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Schouderkruis

A

vertikale schuine streep op beide schouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Zebrastrepen

A

horizontale strepen aan proximale delen van de ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Kol

A

voorhoofd - tussen of boven de ogen - eindigt bij onderkant ogenhoeken

  • Grootte - varrieert - enkele witte haren tot grote plek - hoe groot in vergelijking met het voorhoofd
  • Vorm - vorm in te herkennen, ook die naam geven
  • Ligging en richting - opwaartse of benedenwaardse - buigt het af naar binnen/buiten
  • Samenstelling - niet noodzakelijk volledig wit - overgangszone - omzoomde aftekeningen, geen rechte lijn in rand - breed, zoom - smal, boord - spikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Bles

A

op de neustop en onder de neusgaten - boven- en onderlip apart in aanmerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Sneb

A

op de neustop en onder de neusgaten - boven- en onderlip apart in aanmerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Paddenmuil

A

donkere vlekken en stippen rond mond, lippen en neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Melkmuil

A

mond, lippen en neus zijn wit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Krotenmuil

A

mond, lippen en neus zijn roze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Meelmuil

A

ringvormige roomkleur rondom de mondopening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Volledige bles

A

doorlopende combinatie van kol, bles en sneb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Hoefballen

A

2 sferische behaarde structuren afterop de hoef - kan ook partieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Kroonrand

A

overgang hoef en behaarde huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Kroonrand

A

bereikt nog niet kogel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Sok

A

wit bereikt de kogel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Grote sok/witvoet

A

wit bereikt volledige omtrek van het onderste vierde van de pijp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Half gelaarsd/half witbeen

A

bereikt halfweg de pijp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Gelaarsd/witbeen

A

tot aan de voorknie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Hoog gelaarsd/hoog witbeen

A

hoger dan voorknie - tot voorarm of schenkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Kroon

A

kroonbeentje - net boven de kroonrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Koot

A

kootbeen - vormt kootstreek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Kogel

A

gewricht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Pijp

A

met achter griffelbeentjes en sesambeentjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Voorknie

A

aan de voorkant (er is ook een achterknie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Sprong

A

hecht achillispees aan vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Schenkel

A

achterkant bovenbeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Achterknie

A

heeft knieschijf - helemaal bovenaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Haarwervels/kruinen

A

vooral van belang bij effen paarden

  • Convergerende - haren komen samen op 1 punt - radwervel - draaiend - golvend, langere haren - kringwervel, centraal een kring bloot gesteld
  • Divergerende - haren komen niet op 1 punt samen - haarwortels vormen figuur die een stukjehuid laat zien - cirkel, kring of grillige lijn - ruitvormig - hartvormig
  • Veervormige - kring-streepwervel - streepwervel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Wigvormig hoofd

A

tijdelijk bij veulens - hoofd is versmalt aan de onderkant - neus- en lippenstreek is smal en ondiep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Littekens

A

duiden op regelmatig koliek/buikkrampen, paard slaat dan met het hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Diepe slaapgroeve

A

duid op ondervoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Ramshoofd

A

convex opgebogen over volledige lengte - plomper uitzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Half ramshoofd

A

alleen neuslijn is bol opgebogen - recht voorhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Snoekshoofd

A

ingevallen, concave profiellijn - in arabische volbloeden geen afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

In de nek liggende oren

A

duid op boosaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Oorfistel

A

grillige buisvormige zweer, ectopische tand/zwevende tand, ingekapseld in cyste/vocht, in contact met fister, mond vaak uit aan oor, vormt korstje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Ezelsoren

A

lang, breed en wijd uiteenstaand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Hazeoren

A

lang, smal en dicht bij elkaar ingeplant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Muizenoren

A

kort en breed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Loboren

A

brede, horizontaal gedragen oren met weinig natuurlijk spanning/tonus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Koeoren

A

brede, laag ingeplante oren met een afhangende punt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Varkensoren

A

hangen af langs de kaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Ringoog

A

‘mensoog’ - erfelijk - buitenste wit van het oog, sclera, is te zien - bij Appaloosa wordt naar gefokt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Glasoog

A

‘maanoog’ - blauwe iris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Valkoog

A

verbleekte iriskleur - lichtbruine, eikenhoutkleurige iris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Grijze staar

A

vertroebeling ooglens - staarvlek/staarpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Grijze staar

A

door een verhoogde oogdruk - glaucoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Zwarte staar

A

verlamde zenuw - blind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Traanoog

A

duid op oogontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

Spekoog

A

zwelling van het knipvlies/3e ooglid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

Entropion

A

ooglid naar binnen gekeerd - voornamelijk bovenste ooglid - wimpers irriteren oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Ectropion

A

ooglid naar buiten gekeerd - voornamelijk onderste ooglid - roze slijmvlies is zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

Ankyloblepharon

A

randen oogleden vergroeid - open te snijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

Symblepharon

A

1 ooglid vastgegroeid op oogbol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

Afhangende lippen

A

lymfatisch/niet energiek/lusteloos paard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

Slaande neusvleugels

A

ademhalingsproblemen - dempigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

Litteken op strottenhoofd

A

gevolg operatie - cornage - meestal linker stemband verlamd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

Voedselproppen

A

voedsel dat tussen tanden/wangen blijft zitten - kauw/tand problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

Tandpunten

A

scherpe uitsteeksels aan de buitenzijde van de bovenste molaren en ook aan binnenzijde van de onderste molaren - staan niet helemaal op elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

Gevoelige mond

A

tong laag in de mond - lagen alleen bedekt met tandvlees worden gewetst door bit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

Gevoelige mond

A

lymfatische paarden - weinig energiek - leidende paarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

Te horizontaal gedragen hoofd

A

lymfatische paarden - weinig energiek - leidende paarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

Te vertikaal gedragen hoofd

A

belemmert de ademhaling en evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

Zwanenhals

A

dunne hals met vooraan een holle onderrand en een bolle bovenrand - Friese halfbloeden, Andaloosiers, Arabische volbloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

Spekhals

A

korte hals - bolle bovenrand door meer vet - rechte onderrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

Hangende spekhals

A

spekhals met zijdelings hangende manenkam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q

Varkenshals

A

kort, dik en breed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
122
Q

Verkeerde hals

A

hol van boven en bol van onder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
123
Q

Hertenhals

A

bol onderaan en recht bovenaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
124
Q

Weinig gespierd/weinig volume/laag gewicht

A

gecomprimeerd - spelen met het evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
125
Q

Lansstreek

A

diepte in een zijvlak van de hals - lokale atrofie/wegsmelten van spiermassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
126
Q

Gebroken hals

A

inkeping in overgang naar schoft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
127
Q

Ingetrokken hals

A

overbelaste paarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
128
Q

Manenkam

A

kan dingen verbergen - bloedbuilen - abcessen - manen die samenklitten door exceem of schurft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
129
Q

Halsader

A

vena jugilaris - bloeddruk laag in aders - gebruikt voor bloedname/infusen - knobbels of fistels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
130
Q

Schoft

A

overgang tussen hals en rug - aanhechtingsplaats van de 2 schouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
131
Q

Overbouwd

A

kruis hoger dan schoft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
132
Q

Scherpe schoft

A

te weinig gespierd - zeer onderhevig aan drukverschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
133
Q

Afgespleten schoft

A

eindigt plots achteraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
134
Q

Gespleten schoft

A

met een groeve tussen de schouderbladen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
135
Q

Lage schoft

A

is een erger gebrek bij rij- dan bij trekpaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
136
Q

Drukvlekken

A

witte vlekken die niet aangeboren zijn, nieuw haar heeft niet meer de oorspronkelijke kleur - verwondingen - abcessen - schoftbuilen onstaan door druk van gareel en zadel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
137
Q

Geitenborst

A

smal en hol - punt borstbeen ligt ver achter boegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
138
Q

Haviksborst

A

smalle magere borst - punt borstbeen steekt voor de boegen uit - weinig gespierd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
139
Q

Kippenborst

A

brede borst - punt borstbeen steekt voor de boegen uit - veel gespierd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
140
Q

Leeuwenborst

A

zeer breed en effen - geen een wiegende gang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
141
Q

Te kort schouderblad

A

staat te steil - vaak samen met een te korte schoft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
142
Q

Te horizontale schouder

A

vaak slecht aangehecht aan de borstkas - onvoldoende gangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
143
Q

Te steile schouder

A

geeft hoge elleboog- en kniebewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
144
Q

Vette of overbeladen schouders

A

voorhand te veel belast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
145
Q

Te magere of kale schouders

A

te weinig schouderspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
146
Q

Losse schouders

A

te veel bewegingsvrijheid - hazenleger - uitholling aan achterkant van het schouderblad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
147
Q

Stijve of te vaste schouders

A

gangen onvoldoende efficient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
148
Q

Voorboegige schouders

A

boegen steken sterk naar voor uit - paard staat onder zich - voorwaardse bewegingen zijn gering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
149
Q

Teruggeschoven schouders

A

wegens te korte of te steile schouders - samen met borstafwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
150
Q

Karperrug/opgebogen rug

A

bij overbelastheid/kromwerken - gevolg is dat achterbenen meer naar voren gepositioneerd zijn en zich vangen. in hoefijzer klappen - de achterbenen maken contact met voorbenen

151
Q

Zadelrug

A

doorgezakte rug - zwakke rug

152
Q

Ezelsrug/scherpe rug

A

smal en dakvormig - weinig gespierdheid

153
Q

Gespleten rug

A

veel gespierdheid

154
Q

Hooibuik/grasbuik

A

te ver uitpuilend aan beide zijde - hinderlijk voor beweging en ademhaling

155
Q

Hooibuik/grasbuik

A

buik te diep doorhangend en uitpuilend aan beide zijde

156
Q

Opgeschorte/opgetrokken buik

A

vrij weinig volume - flanken ingezakt

157
Q

Gevoelig voor kolieken

A

heftige darmkrampen

158
Q

Wolfslenden

A

inzakking - duidelijk niveauverschil in overgang lenden naar kruis

159
Q

Karperlenden

A

te sterk opgebogen - duid vaak op beenletsels

160
Q

Dubbele lenden

A

in verlengde met rug - zeer gespierd - extreme vorm, bepalden lenden

161
Q

Lendenzwakte

A

schort iets met spieren/skelet/zenuwen - paarden willen niet naar achter stappen, liever gaan ‘zitten’

162
Q

Zwakke/slappe lenden

A

veroorzaken waggelende gang

163
Q

Spinale ataxie

A

dronkengang - afwijkingen hersenstam

164
Q

Holle/ingevallen flank

A

vertoont driehoekige verdieping - hongergroef

165
Q

Opgeschorte flank

A

bij paarden met opgeschorte buik

166
Q

Gewelfde flank

A

gistingsprocessen in de dikke darm, koliek - luchtzuigers, dieren die lucht inslikken, zeldzaam dat dit leid tot een gewelfte flank

167
Q

Flankenslag

A

frequentie van op- en neerwaartse beweging in de flanken

168
Q

Dempigheid

A

buitenste neusvleugels bewegen - moeite bij uitademen, COPD, werking ribben en middenrif niet goed genoeg, gaan buikspieren gebruiken om lucht naar buiten te brengen, relaxatie gebeurd schokkerig, dubbelslag in flanken

169
Q

Vlak/effen kruis

A

bovenvlak loopt horizontaal in het verlangde van de lenden - hoge staartinplanting

170
Q

Dakvormig kruis

A

de zijvlakken zakken af - middenlijn steekt uit naar boven

171
Q

Puntig kruis

A

het trapezium is achteraan erg smal

172
Q

Dubbel/gespleten kruis

A

middenlijn ligt lager dan de twee zijvlakken - zeer goede gespierdheid

173
Q

Rond/appelvormig kruis

A

afgerond naar achter en zijvlakken - moet voldoende breed zijn

174
Q

Meloenvormig/ovaal kruis

A

naar alle zijde afgerond - breder dan de voorgaande vorm

175
Q

Hoekig kruis

A

heupen, heiligbeen en zitbeenknobbels zijn goed zichtbaar

176
Q

Recht kruis

A

vlak - hoge staartinplanting - relatief lange bil/broekspieren

177
Q

Hellend kruis

A

stekpaarden tussen hellend en schuin in

178
Q

Afhangend kruis

A

lastdragers - ezelskruis, breed zitbeengedeelte - varkenskruis, smal zitbeengedeelte - hoe schuiner het kruis staat, betere lastdragers

179
Q

Gehoornde heupen

A

heupen steken uit - meestal wegens te schuin en te weinig gespierd kruis

180
Q

Ontheupte/eenheupige paarden

A

heupbeenuitsteeksel is door fractuur weggetrokken door spieren

181
Q

Ronde/afgesneden billen

A

bespierdheid in verhouding tot volume niet echt diep gaat - curve - gaan samen met een te lange achillespees

182
Q

Slecht gebroekt/windhondenbillen

A

weinig bespierdheid

183
Q

Achterknie - te dicht tegen de buik/te ver naar achter

A

nadelig voor de staplengte

184
Q

Achterknie - te breed uit elkaar

A

geeft koehakkigheid en Franse stand

185
Q

Achterknie - te dicht naar elkaar

A

geeft te wijde hakken en Vlaamse stand

186
Q

Kniegewrichtsgal

A

overproductie van gewrichtsvocht, synoviaalvocht, smeren van gewrichten, verlaagd wrijvingsweerstand - ten gevolg van ontstekingen, overbelasting

187
Q

Knieschijfontwrichting

A

mouw/eenzijdig of dubbele mouw/beiderzijds, aangeboren - kan ook verworven worden

188
Q

Nicteren

A

stukjes spiertjes weggehaald - staart meer naar beneden gedragen

189
Q

Gemberen

A

staart meer naar boven gedragen

190
Q

Te hoog ingeplante staart

A

eerder schoonheidsgebrek

191
Q

Te laag ingeplante staart/konijnenstaart

A

bij te schuin kruis

192
Q

Rattenstaart

A

smal - weinig gespierd en behaard

193
Q

Afgeschuurde haren

A

symptoom van jeuk - schurft, wormen

194
Q

Staart krachtig tussen de billen trekken bij aanraking

A

schikachtigheid en overdreven prikkelbaarheid

195
Q

Blijvende roos

A

gevolg van chronische diaree of overmatig gemberen - constante rode kleur

196
Q

Littekens aars

A

lastige verlossing

197
Q

Niet gesloten aars

A

algemene zwakte of hoge ouderdom

198
Q

Monorchidie

A

1 teelbal afgedaald, andere blijft in buikholte - bij hengstenveulens dalen teelballen al af in de embryonale ontwikkeling - castreren

199
Q

Cryptorchidie

A

geen teelballen afgedaald - gedrag, aggressief - klophengst - castreren

200
Q

Hyporchidie

A

1 of beide teelballen te klein

201
Q

Scrotum te groot

A

liesbreuk - darmlussen in scrotum

202
Q

Kokerzwelling

A

zwelling in voorhuid

203
Q

Fimosis

A

eind van koker te klein - uitschachten onmogelijk - ontstekingen

204
Q

Parafimosis

A

koker te smal - niet teruggetrokken in koker na uitschachting

205
Q

Te korte penis

A

voor natuurlijke bevruchting een probleem

206
Q

Penisverlamming

A

penis hangt blijvend uit de koker

207
Q

Vaginascheur

A

bovenzijde - moeilijke bevalling - moet gehecht worden

208
Q

Uierontsteking/mastitis

A

harde knobbels of algehele zwelling

209
Q

Pismerrie

A

merrie met rijpe eicellen die niet ovuleren - hormonaal in ovulatie - veel urineren, zijn luidruchtig en slaan en stampen

210
Q

Gewrichtsgal

A

zwelling aan buiten-voorzijde van het gewricht - chronische prikkeling

211
Q

Gewrichtsgal

A

zacht gezwel - gevolg van chronische prikkeling door liggen als een rund

212
Q

Nauw in de ellebogen

A

elleboog naar binnen, draaiing been en wat onderaan aan de voorzijde hoort gaat naar buiten - Franse stand

213
Q

Wijd in de ellebogen

A

elleboog naar buiten, voorzijde hoeven naar binnen - Vlaamse stand

214
Q

Zwammige knie

A

huid en eventueel bindweefsel verdikt

215
Q

Ronde knie

A

te kort/en of te smal

216
Q

Gekroonde knie

A

littekens vooraan door vallen of stoten

217
Q

Knierasp

A

in buighoek - horizontale kloven of dwarslopende groeven - moeilijk te helen

218
Q

Strijken in de knieen

A

bij beweging botsten voorknieen tegen steunbenen

219
Q

Peesschedegallen

A

uitpuilingen vanuit kokers die strekpezen omvatten

220
Q

Gewrichtsgallen

A

tussen de strekpezen op de voorzijde

221
Q

Beenwoekeringen

A

verkalkingshaarden op abnormale plaatsen - bv. arthrose

222
Q

Bokbenigheid

A

geen rechte zuil - voorknie te ver naar voren - kan eruit groeien - kan gepaard gaan met te recht kootbeen wat een teken kan zijn van slijtage - trillen/telegraferen

223
Q

Holle knie/schaapsknieen

A

voorknie meer naar achter - vooraan

224
Q

X-benen

A

voorknieen teveel naar elkaar toe gekanteld - geen draaiing/torsie - eng in de sprongen

225
Q

O-benen

A

voorknieen verder van elkaar gekanteld - geen draaiing/torsie - wijd in de sprongen

226
Q

Spillebenen

A

lange smalle pijpen

227
Q

Ingesnoerde knie

A

overgang voorknie en pijp te smal - pijp neemt te weinig volume in aan de onderkant - minder opvangend vermogen

228
Q

beenwoekeringen/schiefels/schuifels

A

nieuwe verkalkingshaarden - meeste impact bij neerkomen van dier

229
Q

Sore shin

A

reactie van periost op overbelasting met langwerpige plaat aan buitenkant

230
Q

Ronde pijp

A

geen groef zichtbaar tussen pijp en buigpezen - teveel bindweefsel - onsteking

231
Q

Peesinsnoering onder de knieplooi

A

onderontwikkeling

232
Q

Peesklap

A

gedeeltelijk scheuren van een verbindingspees - peeszwelling en kreupelheid

233
Q

Peesontsteking

A

pezen voelen warm aan - gezwollen

234
Q

Peesverkorting

A

chronische peesontsteking vervangt elastisch bindweefsel door niet-elastisch bindweefsel - paard staat steil in de koot

235
Q

Peesschedegal

A

zwelling van de peesschede onder de knie of boven de kogel

236
Q

Bindweefseloedeem

A

vochtopstapeling

237
Q

Laag gekoot

A

extensiehoek te klein - koot staat te schuin

238
Q

Steil gekoot

A

extensiehoek te groot

239
Q

Overkoot

A

koot valt achter de pijplijn - geen schokbreking

240
Q

Zwikken in de koten/koot laten schieten

A

instabieliteit in gewricht - koot eerst naar voor en dan naar achter in plaats van door te treden - gebrek aan peeselasticiteit

241
Q

Naar binnen gedraaide koten

A

vlaamse stand als gevolg - naar binnen wijzen - lagere buitenste hoefwanden - met rotatie

242
Q

Naar buiten gedraaide koten

A

franse stand als gevolg - lagere binnenste hoefwanden - met rotatie

243
Q

Laag gekoot

A

meestal samen met diepe koot - pezen te veel belast

244
Q

Stijf gekoot

A

meestal samen met ondiepe koot - gebrek aan soepelheid

245
Q

Beervoetigheid

A

lijn van kroon-koot-hoef staan bovenaan opgebold - samen met korte hoef en hoge hielen

246
Q

Kroonbetrapping

A

ene hoef op andere geplaatst in de stal

247
Q

Zijbenen

A

verbening van de hoefkraakbeenderen

248
Q

Platvoeten

A

te groot - elegant - strijkwonden

249
Q

Te kleine hoeven

A

te dunne hoornwand - scheuren gemakkelijk

250
Q

Ezelshoeven

A

lang en smal - klemmen gemakkelijk

251
Q

Varkenshoeven

A

lang en smal - zeer eng in de hielen

252
Q

Zijbenen

A

hoefkraakbeentje is verbeend - inwendige van de hoef minder gemasseerd, bloedcirculatie wordt minder

253
Q

Te lange hoeven

A

voorkomen - belasten hoefkwartieren en hielen - aanleiding zijbenen - buigpezen onder spanning

254
Q

Opgevulde zoolholte

A

voorkomen - aanleiding tot plathoef, volhoef en knol- of reehoef

255
Q

Te hoge hielen/te lage hielen/klemhoeven

A

met ingetrokken hielen

256
Q

Hoornkwaliteit

A

hoornbandringen - bij chronisch ziek paard wordt minder hoorn afgezet - inkepingen

257
Q

Waterhoef/murwe

A

weke en dunne hoorn

258
Q

Droge hoef

A

te weinig elastisch - extreme vorm is brokkelhoef - draagrand brokkelt af - hoefijzernagels zitten niet vast

259
Q

Hoornscheuren

A

in de lengterichting

260
Q

Hoornkloven

A

horizontaal - zeer pijnlijk

261
Q

Hoornzuil

A

hoorn niet mooi afgelijnd van binnen - uitstulping van hoorn naar binnen

262
Q

Holle wand/mierenhol

A

zool komt los van zachte weefsel - ontstekingen

263
Q

Rotstraal

A

stinkt - vochtige straal

264
Q

Hoefkanker

A

weefselverval aan zijkant van de straal

265
Q

Vlaamse stand/toontredersstand

A

voet is naar binnen gedraagd

266
Q

Franse stand

A

voet naar buiten gedraaid

267
Q

Bokkenhoeven/grasvoeten

A

toonhoogte gelijk aan hielhoogte

268
Q

Stelvoeten

A

op teen en voorwand gesteund

269
Q

Stomphoeven

A

op teen en voorwand gesteund

270
Q

Scheve hoeven

A

hellen naar binnen of naar buiten

271
Q

Vierkant staan

A

steunen op 4 benen - gedwongen stand

272
Q

Natuurlijke stand

A

passief op 2 voorbenen en actief op 1 achterbeen - schilderen - beurtelings op 1 achterbeen

273
Q

Voorbenen

Zijdelings gekeken - Standafwijkingen

A
  • Onder zich - been is wel recht - maar neigt naar achter
  • Holle knieen- voorknie naar achter
  • Steil gekoot - koot staat recht in plaats van schuin - bokbenig, voorknie naar voren
  • Gestrekte showstand - voorbenen staan verder naar voren en achterbenen staan te ver naar achteren
274
Q

Voorbenen
Vooraanzicht
Standafwijkingen

A
  • Onder zich - been is wel recht - maar neigt naar achter
  • Holle knieen- voorknie naar achter
  • Steil gekoot - koot staat recht in plaats van schuin - bokbenig, voorknie naar voren
  • Gestrekte showstand - voorbenen staan verder naar voren en achterbenen staan te ver naar achteren
275
Q

Voorbenen
Vooraanzicht
Standafwijkingen

A
  • Bodemnauw - benen zijn recht maar staan niet loodrecht naar beneden, nauwer naar de boden
  • Bodemwijd - wijder naar de bodem
  • X-benen - Franse stand
  • O-benen - Vlaams stand
  • Franse-/vlaamse stand kan ook voorkomen over het hele been
  • Wijd in de voorbenen - wel verticaal en evenwijdig maar relatief ver uit elkaar - breed paard, leeuwenborst - niet hetzelfde als bodemwijd
  • Nauw in de voorbenen - smal paard - wel evenwijdig aan elkaar - niet hetzelfde als bodemnauw
276
Q

Achterbenen
Zijdelings gekeken
Standafwijkingen

A
  • Gestrekt - de loodlijn komt neer op de hoef of zelfs ervoor
  • Onder zich - loodlijn komt neer achter de hoef
277
Q

Achterbenen
Achteraanzicht
Afwijkingen

A
  • Bodemnauw - wiegende gangen - strijken

- Bodemwijd - sprongafwijkingen

278
Q

Sterno-coostale ligging

A

eerst door voorknieen - op borstbeen en ribben van 1 lichaamszijde met hoofd en hals naar de andere richting

279
Q

Liggen als een rund

A

romp meer opgericht - beide voorbenen onder dier gericht

280
Q

Uitgestrekt liggen op 1 zijde

A

kan wijzen op oververmoeidheid

281
Q

Opstaan

A

eerst voorhand - tijdelijke hondenzit - daarna strekt achterhand

282
Q

Steigeren

A

op de achterhand staan - boosaardige paarden - spontaan - rivaliteit - op commando

283
Q

Levade

A

steigeren als dressuur oefening - relatief kleine hoek lichaamsas en bodem - 30 graden

284
Q

Pesade

A

steigeren als dressuur oefening - steiler - 45 graden

285
Q

Courbette

A

steigeren als dressuur oefening - een paar sprongetjes terwijl staan op de achterhand

286
Q

Wippen met de achterhand

A

benen omhoog en zijdelings slaan

287
Q

Bokken

A

wippen met steigeren

288
Q

Cabriole/capriool

A

opeenvolging wippen en bokken - paard in steigerhouding - springt op van de grond - strekken achterbenen - voorbenen naar voor strekken en voorknieen blijven hoek van 90 graden behouden

289
Q

Hoogte sprong

A

geen echte aanleg - engelse volbloed goed natuurlijk springvermogen door bouw

290
Q

Lengte sprong

A

betere aanleg

291
Q

Schapen sprong

A

benen onder zich gestrekt en holle rug

292
Q

Paslengte

A

afstand 2 opeenvolgende voetafdrukken van hetzelfde been - verband met romplengte en daarmee ook de schofthoogte - hoge schofthoogte, lange pas

293
Q

Hoefslag

A

geluid wanneer een hoef neerkomt

294
Q

Tempo/tact

A

aantal hoefslagen dat je hoort wanneer het paard zijn 4 benen gebruikt - 2 tact/tempo, 3 tact/tempo’s, 4 tact/tempo’s

295
Q

Instappen

A

achterbeen komt neer waar voorbeen van zelfde lichaamszijde heeft gestaan

296
Q

Overstappen

A

achterbeen komt na de plaats van het voorbeen

297
Q

Achterstappen

A

achterbeen komt voor de plaats van het voorbeen

298
Q

Steunfase

A

1 been contact met grond

299
Q

Zweeffase

A

los van bodem

300
Q

Stap

A
  • Stappen - benen in volgorde gebruikt - alfa teken, achter het paard - rechts voor, dan links achter, dan links voor en dan rechts achter - aantreden rechts voor - steunfase 1 t/m 8 - 4 tempo gang/ 4 tact - hoefslagen met 1 seconde tussentijd - isochroon, dezelfde tussentijd - elk been 5/8 in steunfase en 3/8 in zweeffase - altijd minstens 2 benen op de bodem, geen echte zweeffase - verband schofthoogte, romplengte en paslengte, berekening - 60 stappen per minuut
  • Verzamelde stap - zweeffase valt weg - alleen nog passen met 3 steunpunten - dressuurfiguur
  • Tolt - snelstap/renstap - hals verticaal - voorbenen vrij hoog geheven - ijslander pony’s - geen volledige zweeffase
301
Q

Stap afwijkingen

A
  • Stappen zonder impuls - vermoeidheid of slijtage
  • Stekende stap - weinig knie-actie - wel grote staplengte
  • Verkorte stap - soms op 1 been - pees- en/of gewrichtsaandoeningen
  • Scheppen - benen niet mooi recht naar voor - binnenwaardse boog - Franse stand
  • Maaien - buitenwaardse boog - Vlaamse stand
  • Biljarderen/uitwerpen - lijkt op maaien - kan soms verholen worden door hoefverzorging
  • Strijken - contact tussen ledematen
  • Kruisen - benen schuin vooruit gebracht naar middenvlak toe - wiegende gang - gevaar voor strijken
  • Struikelen - bij neerzetten van hoef kantelt deze over de teen naar voor toe
  • In de hoefijzers klappen - hoefijzer achterbeen raakt hoefijzer voorbeen - vaak samen met karperrug
  • Wiegel - sterke zijdelingse beweging van de voor- of achterhand
  • Hinken/manken - pijn - meestal eenzijdige verkorte stap
  • Draaien in de hakken - torsie beweging in de sprong - spronggewricht naar buiten - achterbeen bij begin zweeffase maakt torsie rond lengte-as
  • Hanentred - schokkende opwaardse bewegingen van een of beide achterbenen
302
Q

Draf

A
  • Diagonale draf - letter x - overgestaande benen hebben dezelfde beweging - 2 zweeffase en 2 steunfase - volledige zweeffase - 2 tempo’s/2 tact - 1 gemeenschappelijke hoefslag, 2 in totaal
  • Gewone draf - gewone snelheid - ingestapt - passen langer - 100 stappen per minuut
  • Rendraf - aangeleerd - hoger aantal passen per minuut - overstap met gestrekte benen
303
Q

Afwijkingen diagonale draf

A
  • Drieslag - 3 hoefslagen in plaats van 2 - afwijkende draf waarbij de benen van 1 van de diagonale paren niet gelijktijdig neergezet worden
  • Gebroken draf - vermoeide paarden - beenzetting niet meer isochroon
  • Doorslaan/sprongen bij renwedstrijd - voorbeen iets vlugger vooruit gezet - om terug in draf te komen moet sprongetje gemaakt worden
  • Steppen - zeer verheven knie/been actie
  • Stekende draf - te weinig beenheffing - knie-actie te klein
304
Q

Afwijkingen diagonale draf

A
  • Beide benen van eenzelfde lichaamszijde worden simultaan naar voor gebracht - hele lichaams wiegt van links naar rechts
  • Voorvoet komt iets vroeger neer dan achtervoet
305
Q

Galop - 3 tact - 1 diagonaal

A
  • Gewone galop - niet snelle galop
  • Rechter galop - been links achter alleen in steun, dan andere achterbeen met schuine voorbeen, dan rechtervoorbeen in steun, zweeffase met benen dichtbij elkaar/verzameld - 3e fase bepaald welke galop het is
  • Linker galop - been rechts achter alleen in steun, dan andere achterbeen met schuine voorbeen, dan linkervoorbeen in steun, zweeffase met benen dicht bij elkaar/verzameld - 3e fase bepaald welke galop het is
  • Rengalop - diagonaal ontbonden - beide voorbenen kort na elkaar op de bodem, daarna beide acherbenen kort na elkaar op de bodem - lichaam meer
    gestrekt - niet isochroon
306
Q

Rendraf

A
  • Rendraf - getraind om hogere snelheid te maken en diagonaalheid te behouden - drafvast - overgestapt - benen meer gestrekt - gestrekte rendraf
  • Trot monte - bereden diagonale rendraf
307
Q

Telgang

A
  • Telgang/laterale draf/pacing/pasgang - telgangers/pacers - benen van dezelfde zijde hebben dezelfde beweging, steunfase en zweeffase
308
Q

Dessuurgangen/oefeningen

A

Dessuurgangen/oefeningen

309
Q

Luchtzuigen

A

paard dat met de snijtanden langs de rand van de krib of harde

310
Q

Kribbenbijter

A

onregelmatige slijtage van de snijtanden

311
Q

Weven

A

horizontale links-rechts bewegingen met hoofd en hals

312
Q

Met de lippen klappen

A

met de bovenlip op de onderlip slaan

313
Q

Bijten

A

tic die sommige paarden gevaarlijk maakt

314
Q

Achteruitslaan in de standplaats

A

achterbeen en neusriem met elkaar verbinden om dit af te leren

315
Q

Masturbatie

A

spontane erectie en zaadlozing bij eenzame opstalling

316
Q

Klauwen/krabben

A

met de voorbenen een put gemaakt

317
Q

Materialen opeten

A

uit verveling of onevenwichtige voeding

318
Q

Kroonbetrappen

A

ene hoef op andere geplaatst

319
Q

Schrikachtigheid

A

slecht zichtvermogen

320
Q

Op hol slaan

A

bij zeer schrikachtige paarden - plotselingen schrikervaring

321
Q

Koppigheid

A

halsstarrigheid - steegheid - in koppel aanspannen

322
Q

Lijnvanger

A

trekpaard dat tijdens het werk de leidsels vangt met de staart - moeilijk bestuurbaar

323
Q

Spontaan achteruitgaan bij benadering

A

bij gevaarlijke paarden

324
Q

Boosaardigheid

A

veel oorzaken - vaak blijvend gevaar

325
Q

Pzwewalski paard

A

kruising tussen Mongools wild paard/Takh
- Bestand tegen guur klimaat - langlevend - minder dan 1000-tal dieren - schrikachtig - ontembaar
Morfologisch uitzicht
- Klein
- Wildkleur bruin met donker uiteinden aan de benen en een aalstreep
- Geen aftekening
- Meelmuil
- Grote pony
- Recht opstaande manen
- Onedel - zwaar hoofd en muizenoren

326
Q

Tarpan

A
  • Oorspronkelijke bestaat niet meer - wedersamengesteld door nieuwe kruisingen
  • Fijner en zwaarder hoofd - kleiner - grijs/bruine wildkleur - matig behang - manen staan deel rechtop
327
Q

Volbloeden

A
  • Raszuiver - genetisch gezien gesloten populaties - stamboek - geen inmenging van andere rassen - laten duidelijke stempel achter bij kruising - ondiepe, langgerekte borstkas - temperamentvol
328
Q

Arabische volbloed

A

kruising Mongoolse paarden en Tarpans in Klein-Azie - 6e eeuw
Morfologisch uitzicht
- Niet al te groot - eerder korte ledematen
- Dunne en soepele huid - droog
- Fijn maar hard skelet
- Zijdeachtig fijn behang - spaarzaam ontwikkeld op de ledematen
- Snoekshoofd - breed voorhoofd dat sterk versmalt naar neusgaten
- Kleine ver uit elkaar staande oren
- Uitpuilende en expressieve ogen - omgeven door zwart glanzende oogleden met lange wimpers - grote dunne neusvleugels die wijd open staan
- Korte en weinig gespierde hals - lange rug - vlak kruis - hoge staartinplanting
- Gebruikelijke haarkleuren - grijs, lichtbruin en donkerbruin, vos, zwart - weinig aftekeningen
2 types - woestijntype en Muniqi tentype - besloten populatie - 1 internationaal stamboek met regionale onderstamboeken
- Woestijntype - grote soberheid, hardheid, wendbaarheid, groot recuperatie en weerstands vermogen - niet de snelste - snoekshoofd - grote expressieve ogen - kleine oren - fijne huid - grote neusgaten - fijne lippen - fijn en hard skelet - borstkas, ondiep en lang - vlak kruis - hoge staartinplanting - staart en manen fijn en volumineus - opgeschorkte buik en flanken - bespierdheid aan onderzijde minder bespierd, zwanenhals -
- Saqlawi-woestijntype - vrouwelijk uitzicht - slanker - eleganter - Polen
- Kuhaylan-woestijntype - robuster - breder gebouwd
- Muniqi rentype - op renbanen - lijkt meer op engelse volbloed - vrij hoogbenig - hoge schofthoogte - langer en rechter hoofd - geen snoekshoofd - geen zwanenhals - kaakrondingen minder duidelijke - betere achterhandspieren - langer kruis - VS
- Shagya-arabier - kruising - rijpaard -
- Angle-arabier - kruising arabische- en engelse volbloed - complementariteit en win-win - verenigen van snelheid en springvermogen van engelse volbloed met goede kenmerken van arabische volbloed
- Pony rassen worden vaak veredelt met arabische volbloeden
- Berber - in kleine getalen - grote historische betekenis - zelfde oorsprong als arabische volbloed - grof, lelijk paard met ‘fouten’ - ramshoofd - zwakke bespiering - zadelrug - grote genetische aanleg voor mooie gestyleerde gangen

329
Q

Engelse volbloed/thoroughbred

A
  • Kunstmatig opgebouwd - meedogeloze selectie op renprestaties in galop
  • Snelste paarden eruit gehaald - later, snelste mannelijke paarden terug naar 3 basis hengsten - rencapaciteit is dus genetisch bepaald - bij vrouwelijke kant ook
  • Internationaal stamboek
  • Gesloten populatie
  • Veel gekruisd in warm- en koudbloed populaties
  • Vroegrijp, kunnen snel worden ingezet om te rennen en lange levensverwachting
    Morfologisch uitzicht
  • Zeer gestroomlijnde - aerodynamisch - niet al te zware bouw - grote snelheid - smallere voorborst
  • Groot springvermogen - lichtere voorhand - hals niet heel erg bespierd - hoofd met rechte neusrug, goed ontwikkelde schoft
  • Ondiepe en langgerekte borstkas
  • Lichtere voorhand dan achterhand (bij dravers is voorhand zwaarder) - goed ontwikkeld en lang kruis - vrij dunne huid
  • Beharing kort
  • Opgeschorte buik en flanken
  • Licht en hard skelet
  • Kleine hoeven - hoogbenig
  • Meer gespierd bij oudere paarden
  • Hals niet te breed en dus wendbaar
  • Fijn besneden hoofd, rechte profiellijn, bovenaan breed en versmallen naar beneden, fijne lippen, grote neusgaten
  • Fijne pijpen
  • Haarkleuren - 64% is gewoon of donker bruin, 30% is vos, 6% is zwart of grijs
    2 hoofdrichtingen
  • Sprintertype - beste resultaat op korte afstand - meer gespierd - verhoudingen blijven wel hetzelfde - grotere schofthoogte - diepere borst
  • Stayerstype - beste resultaat bij langere afstand - kleiner - hoogbeniger - komen overal voor
330
Q

Parameters voor selectie

A
  • Fokwaarde - goed renpaard hoeft niet ook een goede nakomeling hebben - maar deels erfelijk - famlilie context
  • Afstamming - analyse van de carriere van de ouders en hun fokresultaten
  • Eigen prestaties en verzameling van prijzengelden
  • Kwaliteit nakomelingen - eerst produceren - bewijs
  • Verzameling van prijzengelden van de nakomelingen
  • Kengetallen - winsomindex - absolute winsom - per jaar en per land
  • Stamina-index - geeft een idee over de productie van eerder spinterstypen of eerder stayerstypen door fokhengsten - erfelijke aanleg voor uithoudingsvermogen
331
Q

Amerikaanse draver/standardbred

A

gefokt naar een standaard - 1 mijl binnen een bepaalde tijd moet kunnen afleggen - in diagonale en laterale draf
- Mix van lokale paarden populaties - open populatie
- Drafrensport in de VS gemoedelijk ontstaan - uitzicht - hybriden - heterogene invloed ondergaan
Morfologisch uitzicht
- Minder edel dan volbloeden
- Grover gebouwd
- Hoofd - relatief zwaar - lichte ramshoofdigheid - langere oren - uitgeholde keelstreek
- Relatief zware voorhand en nek
- Achterhand ook goed ontwikkeld - broek- en dijspieren niet van zelfde volumeneus gehalte als volbloeden
- Korter kruis
- Veel spieren rond zitbeenknobbel
- Harmonieuzere gespierdheid, gangen
- Kruishoogte groter dan schoft hoogte
- Veel gewoon en donker bruin, ook vos en zwart, maar zelden grijs - weinig aftekeningen
- Rug heeft neiging tot zadelrug, zwakke rug, worden niet bereden
- In europa beter ontwikkelde rug, ook bereden
- Goed gemoedelijk
- Later vroegrijp

2 sub populaties op genetische aanleg op draven - trotters een pacers

  • Trotters - diagonale dravers
  • Pacers - laterale dravers - meerderheid - 80% - zijn sneller
  • Ook paarden die allebei kunnen - 1 genetisch en de andere wordt dan aangeleerd
  • Hobbles - riemen om de benen - laterale draf niet van nature aangehouden - zo gedwongen tot laterale draf en drafvastheid
  • Geen handycap - mijltijd/kilometertijd meet dus wel goed de potentie
  • Nakomelingen - hoeveel die mijl binnen een bepaalde tijd afleggen
  • Time trails - pacers zijn sneller dan diagonale dravers
  • Lange rencarriere - drafrennen is minder belastend dan vluchtkoersen - meer prijzengelden, wel minder per ren te verdienen
  • VS - fokkerij - semi-industrieel gebeuren - KI om astronomisch veel nakomelingen produceren met 1 hengst - paar 1000 nakomelingen per 1 hengst - competitie dreef - minder algemeen belang, individueel belang belangrijker - gefokt in ‘eilandjes’
  • Specialisatie - fokken op veulens of fokken op trainen
332
Q

Franse draver

A
  • Staat model voor europese draver
  • Normandie belangrijke regio
  • Ook bereden - meer aandacht aan de rug
  • Kilometertijden - geen handycap - de betere moeten iets achter de andere starten
    Uitwendige morfologie
  • Minder edel - hybride
  • Verschil Amerikaanse - betere rug - normaal ontwikkelde schoft en dus minder vlak - schouder meestal steil en los
  • Musculatuur voor en achter in evenwicht
  • Groter dan Amerikaanse
  • Haarkleuren - 70% is bruin, 28% is vos en 2% is zwart - grijs en schimmels komen niet voor
  • Laterale draver komen niet voor in europa, alleen diagonaal
  • Rendraf moet getraint worden, aangeleerd
  • Minder geschikt voor springen
  • Kwalificatietesten - laten zien dat bepaalde eisen gehaald worden - kilometertijden - om te kwalificeren voor wedstrijden - bevestigd worden in de praktijk - drafseizoen heel het jaar door
  • Vroegrijp - drafren minder belastend dan galop - gaan langer mee
  • Leeftijdsverschillen in renwezen
333
Q

Belgisch warmbloed

A
  • BWP stamboek - lange tijd paarden ingevoerd en dus niet zelf gefokt - relatief kort geleden begonnen met fokken eigen BWP paard in belgie - inkruising - smeltkroes verschillende invloeden
  • Uiterlijk - minder edel
  • Fokdoel redelijk complex - harmonieus paard met correct exterieur, voorzien van soepele gangen dat aangenaam is om te berijden, met een goed karakter maar toch voldoende temperamentvol - geschikt voor alle takken van de ruitersport - hengsten moeten goedgekeurd worden voor dekdienst - merries ook wel bekeken, maar nadruk ligt op hengsten
  • Selectieprogramma - evenwicht nagestreefd tussen correct uitwendig voorkomen en minimale prestaties - vrij springen - later ook zadel rijproeven - diergeneeskundig onderzoek, ook gekeken naar afwijkingen, met name benen - karakter/temperament
  • Nakomelingen - na 4 jaar dekdienst bekeken op extrieur
  • Fokwaardeberekening - indexen
334
Q

Nederlands warmbloed

A
  • Smeltkroes - van meet af aan veel paarden hoog in bloed ingekruist - KWPN - contrast Nederlandse en Vlaamse aanpak - Ndl stapje verder, hengten geselecteerd - terug gehouden hengsten in landelijk station gehouden en begeleid, belofte vollen hengsten worden begeleid en geperfectioneerd, op einde examen, streng
  • Gehouden voor lichte trekkracht - Groninger - Gelders paard
335
Q

Frans warmbloed

A

cheval de selle francais

  • Relatief heterogeen uitzicht - verschillende franse basisrassen - stampt af van anglonormandische zadelpaard
  • Veel belang aan eventing, fokwaarde, CCE (veelzijdigheidswedstrijd) index
  • Gemiddelde uitzicht, meer invloed engelse volbloed, lange benen, ondiepere buik, iets lichtere voorhand en hals - ook springvermogen
336
Q

Quarter horse

A

oudste Amerikaans ras - kruising Engelse volbloed en Spaanse paarden
- Rancing - oorspronkelijk renpaard - verwijst naar quartermijl - galoprenwedstrijden
Morfologisch uitzicht
- Robust paard
- Fijne benen
- Compact gebouwd, kort
- Overbouwd, kruis iets hoger dan schoft, gevolg van hellend kruis en relatief lage staartinplanting
- Hoofd relatief klein in vergelijking met lichaam
- Nauw in benen, voor en achter - goede ontwikkeling hals
- Rentype - veel gespierder - sterke hals - tengere benen - record snelheid, 80km/uur

337
Q

Brits

A

Hackney - verheven gangen vooraan - potsierlijk - koetspaard
Hunter - geappelde grijsschimmel - jachtpaard
Cleveland bay - allemaal bruin - geen kleurvariatie

338
Q

Duitsland

A

Hannoveraan - licht landbouwpaard
Holsteiner - zwaar - ingekruist met Anglo-Arabieren
Oldenburger - oud en nieuw type - invloed Engelse volbloed - koetspaard
Trakehner - veel Engelse volbloed ingekruist van begin af aan - hoog in bloed

339
Q

Denemarken

A

Knapstuper - zware warmbloed - circuspaard
Morfologisch uitzicht
- Altijd panterbont
- Grof
- Tonvormig naar buiten gewelfte borstkast
- Ronde kont
- Ruige beharing

340
Q

Frankrijk

A

Camargue - ruiterij - veel veranderlijke schimmel - kleine gestalte - zacht karakter

341
Q

Nederland

A

Fries paard - zware warmbloed - tuigpaard - hoge drafactie
Morfologisch uitzicht
- Typisch silouet
- Klein hoofd
- Neiging tot zwanelhals
- Uitbundig behang
- Vooruitstekend borstbeen
- Licht skelet
- Beharing achterzijde kogelstreek
- Altijd zwart zonder aftekeningen, wel ook zomerzwart
- Verheven voorknie en achterknie actie - berber

342
Q

Oostenrijk

A

Lippizaner - barokke paarden - dressuurpaard - alleen gefokt met witschimmel - mak - intelligent - leergierig - hoge knie-actie bij beweging - rij-, dressuus- en tuigpaard
Morfologisch uitzicht
- Vrij plomp
- Grof gebouwd
- Diepe borstkast
- Meestal witschimmels
- Licht ramshoofd
Kladruber - Barokke paarden - licht trekpaard
Morfologisch uitzicht
- Iets zwaarder dan lippizaner, maar eleganter
- Duidelijk ramshoofd

343
Q

Spanje

A

Andalusier - duidelijke zwanenhals - dressuur - invloeden van Arabieren en Berber - hoge gangen

344
Q

Portugal

A

Lusitanier - dressuur

345
Q

VS

A
Morgan - ruig behang - tuigpaard 
Amarican sadel horse - jumping en show - hoge staartdracht
Tenessee walking horse - wandelpaard - verheven gangen
Paint horse - bonte quarter horse
Morfologisch uitzicht
- Compact
- Overbouwd 
- Tobiano of overo bont 
- Zeer gespierd 
Pinto - Arabische volbloed ingekruist - elegant western paard
Morfologisch uitzicht
- Tengerder
- Minder gespierd
- Hoogbeniger 
- Niet overbouwd 
- Tobiane of overo bont
Paint en pinto vaak door elkaar gehaald - bespierdheid en elegantie

Palomino
Morfologisch uitzicht
- Vernoemd naar kleur - 1x verdund vos - gouden schijn

Appaloosa
Morfologisch uitzicht
- Niet al te zwaar uiterlijk - elegant - weinig gespierd - panterbont, volledig of deels, schabrak

Mustang - klein en compact - vaak gevlekt - semi verwilderd - makkelijk te temmen

346
Q

Koudbloeden

A

trekpaarden en pony’s

347
Q

Belgische trekpaard

A

ardenner sterk verwant hiermee, veel gelijkenissen, ardenner kleiner- nauwe familie teelt, inteelt problemen
- Bewaarpremies
- Fokdoel - zo zwaar mogelijke paarden
- Neventak, naast landbouw of fun, veulenvlees, merries groot lactatievermogen, spectaculaire groeicijfers
- Vroegrijp - snelle lichamelijke ontwikkeling
Morfologisch uitzicht
- Groot
- Breed
- Kort
- Zwaar skelet
- Gespierd
- Gespleten kruis
- Afgeronde billen
- Hoekig
- Soepele gangen
- Sterk ontwikkelend behang, oplopend tot achterknie/spring en onderaan rondomrond
- 90% bruin, 20% bruin, 70% bruinschimmel, onveranderlijk/roeaan

348
Q

Ardenner

A
bosbouw - light versie van belgisch trekpaard 
Morfologisch uitzicht
- Compacter 
- Minder grote schoft hoogte 
- Minder breed 
- Verhoudingsgewijs borstkastdiepte ten opzichte van benen groter
- Hoofd en hals relatief groter
- Duidelijke beharing onder knieen 
- Meerderheid bruin
349
Q

Nederlands trekpaard

A

lijkt op belgische

350
Q

Frankrijk

A
Percheron - zwaar 
Morfologisch uitzicht
- Verhoudingsgewijs, langgerekter 
- Achterhand minder goed ontwikkeld dan voorhand en hals 
- Hoogbenig 
- Niet al te zwaar hoofd 
- Veel zwart, al of niet vergrijzend, veranderlijke schimmel
Boulonnais - light versie van percheron 
Morfologisch uitzicht
- Fijne benen 
- Achterhand niet meer overontwikkeld, in evenwicht 
- Veel schimmels 

Shire - grootste paardenras ter wereld
Morfologisch uitzicht
- Groot
- Breed
- Sterk gespierd
- Altijd 4x gelaarst/witbenen en volledige bles
- Uitbundige beharing voeten, onderaan tot over de hoeven

Clydesdale - light versie shire 
Morfologisch uitzicht
- Beharing voeten 
- Volledige bles 
- Kleiner 
- Minder zwaar gespierd 
- Smaller 
- Meeste zijn sabino, ook bont 
- Nauw in de benen
351
Q

Oostenrijk

A

Noriker - lijkt op knapstrukker
Morfologisch uitzicht
- Panterbont - niet altijd

352
Q

Belgian

A

Amerikaans trekpaard - altijd vos - basis is oorspronkelijk belgische trekpaard - andere ingekruisd, hoogbenig

353
Q

Vlaams paard

A

uitzicht van oorspronkelijk belgische trekpaard - vos

354
Q

Pony’s

A

weinig eisend - sober - lang meegaan

355
Q

Shetland pony’s

A
weinig eisend - sober - lang meegaan
Shetland pony's - shetlanders - uitzicht minitrekpaard
Morfologisch uitzicht
- Duikelijke voorhoofdskuif
- Maximale schofthoogte 106cm 
- Veelzijdig 
- Robuust
356
Q

Amerikaanse shetty

A

groter - hoogbeniger - grove benen - slanker

357
Q

Mini-shetty

A

afgeleid van Amerikaanse shetty - miniatuurpaard - max 86cm

358
Q

Fababella

A

kleinste paardenras ter wereld - meestal 65cm

359
Q

Welsh (mountain) pony

A
veelzijdig 
Primitief type - in principe geen aftekeningen 
Arabische invloed - geen zuivere koudbloed - functioneel halfbloed - eleganter - hoogbeniger - opgebogen halslijn 
Morfologisch uitzicht
- Bruine wildkleur
- Aalstreep
- Zebrastrepen 
- Relatief lange hals en klein hoofd 
- Hoogbenig 
- Robuust
360
Q

Welsh cob

A

zwaarder uitgebouwd - geschikt voor zwaardere ruiters - opgebogen halslijn en buiging aanzet naar nek - in pootstreek langere beharing, bij gewone welsh niet
- Arabische invloed - groter - eleganter - klein hoofd

361
Q

Connemare

A

Iers - gebruikt om belgische rijpony op te richten - goede beweginsmoteriek - uitzicht van een paard, kleiner - soberheid van pony - geen hoogwaardige voedingsbehoefte - pony met paarden allures - veel schimmels

362
Q

Ijslandse pony

A
ijsland - robuust, tegen kou - tolt
Morfologisch uitzicht
- Smal 
- Korte benen 
- Potsierlijk, uitbundig behang, gering aan benen
363
Q

Fjord

A

Morfologisch uitzicht

  • Wildkleur
  • Geknipte manen, niet natuurlijke uitzicht
  • Aalstreep
  • Zebrastrepen
364
Q

Haflinger

A
alpen 
Morfologisch uitzicht
- Altijd vos met gewassen manen, minder of meerdere maten opklarende benen, met of zonder aftekeningen
- Signalement, op aftekeningen 
- Verschillende maten
365
Q

Wilde halfezels

A

paardezels - evolutionaire tussenvorm tussen paarden en ezels - bijna uitgestorven - morfologsche kenmerken van beide

366
Q

Somalische wilde ezel

A

grootste - zebrastrepen op volledige ledematen - geen aalstreep - geen schouderkruis - recht opstaande manen - geen gedomesticeerde afgeleiders

367
Q

Nubische wilde ezel

A

gedomesticeerde afleiders - kleiner - aalstreep - schouderkruis - geen zebrastrepen - veel variaties op kleur en grootte - verschillende rassen

368
Q

Poitou ezel

A

frans - vrij groot - langharig - bruine kleur - liggende manen - meelmuil - wit rond de ogen - lange oren

369
Q

Katalaanse/siciliaanse ezel

A

2 rassen, maar niet van elkaar te onderscheiden - kortharig - donkerbruin tot zwart - meelmuil - wit rond ogen - bleek rond buik

370
Q

Kenmerken van ezels

A
  • Niet koppig - willen niet altijd doen wat je van ze vraagt - paarden zijn vluchtdieren, ezels zijn stadieren - belangrijk bij africhten
  • Graag gezelschap
  • Rustige stap - zijn ook ezels die kunnen draven en galoperen, grote
  • Last- en trekdier
  • Hoeven typisch
  • Gering springvermogen
371
Q

Verschillen ezel en paard

A
  • Ezels hebben drachtduur van 12 maanden - paarden 11 maanden
  • Ezels hebben een efficientere vertering
  • Ezels hebben een dikkere huid en een vetlaag
  • Ezels hebben geen haarwervels en langere vacht
  • Ezels hebben een kwast staart en geen been behang
  • Ezels hebben alleen zwiltwratten aan voorbenen
  • Ezel balkt - paard hinnikt - anatomisch verschil in strottenhoofd
  • Ezels hebben langere oren
  • Ezels hebben een kortere, schralere bespierde en minder verticale beweeglijke hals
  • Ezels hebben een onopvallende schoft, smallere borstkas - korter en schuin kruis
372
Q

Muildier

A

ezelhengst met paardenmerrie - lichaam van paard en hoofd van ezel - lange oren - onedel hoofd - paardenstaart

373
Q

Muilezel

A

ezelmerrie met paardenhengst - lichaam van ezel en hoofd van paard - kwast staart - schouderkruis - aalstreep - rechtopstaande lichamen - kortere oren - fijner besneden hoofd

374
Q

Kruisingen paarden en ezels

A

hybriden - lichaam meest gelijkend op moeder en hoofd meer op vader - vruchtbaarheid - mannelijke zijn onvruchtbaar - vrouwelijke zijn zeldzaam vruchtbaar - kruisen met soort van de moeder