Vaardigheidsonderwijs Flashcards

1
Q

Wat wordt er verstaan onder fysisch lichamelijk onderzoek?

A

Een compleet lichamelijk onderzoek

van kop tot teen. Het is de inspectie, auscultatie, percussie en palpatie van de lichaamsdelen en organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is inspectie?

A

Het kijken naar de cliënt en het horen van de cliënt (evt. ook ruiken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is auscultatie?

A

Beluisteren met de stethoscoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is percussie?

A

Het bekloppen van het lichaam zodat je een schatting van grootte kan maken van de organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is palpatie van de lichaamsdelen?

A

Voelen van de lichaamsdelen om er een indruk van te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is belangrijk bij inspecteren?

A
  1. Goed licht; bijvoorbeeld daglicht
  2. Goed zicht op het te inspecteren lichaam, dit kan je doen door te vragen het betreffende deel te ontbloten
  3. Neem de tijd
  4. Vergelijk links met rechts en verder weg en dichterbij
  5. Controleer altijd zelf na
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten inspectie heb je?

A

Lokale en algemene inspectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar moet je op letten bij lokale inspectie?

A

Het desbetreffende probleemgebied, hierbij kan je letten op zwelling, kleur, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar moet je op letten bij algemene inspectie?

A
  1. Geslacht
  2. Geschatte biologische leeftijd
  3. Algemene gezondheidstoestand
  4. Opvallende lichaamskenmerken
    a. Lengte
    b. Gewicht
    c. Gezichtsuitdrukking
    d. Houding
  5. Geur
  6. Bewegingen
  7. Asymmetrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe voer je percussie uit?

A

Door met je linkerhand je middelvinger stevig op de plek te drukken waar je de percussie wilt uitvoeren en vervolgens met je rechter middelvinger kloppen op je linker middelvinger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarvoor wordt percussie gebruikt bij verloskunde?

A

Voor bijvoorbeeld het onderscheiden van organen bij de zwangere vrouw, denk aan de uterus bij een jonge zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar let je op bij palpatie?

A
  1. Grootte
  2. Oppervlakte
  3. Vorm
  4. Consistentie
  5. Kwaliteit
  6. Bewegelijkheid
  7. Temperatuur
  8. Pijnlijkheid
  9. Turgor van orgaan of weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn voorbeelden van aanvullend onderzoek?

A

Bloedonderzoek, röntgenonderzoek, echoscopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn onderzoek voorwaarden?

A
  1. Informatieplicht: Vertellen wat, waarom en hoe je iets gaat/wil gaan doen. Vervolgens vraag je duidelijk aan de cliënt of diegene hier akkoord mee gaat.
  2. Zorgen voor juiste hygiëne
  3. Informeer of de blaas leeg is van de cliënt
  4. Geef instructies aan de cliënt tijdens de handeling
  5. Cliënt niet langer ontkleed laten zitten dan nodig
  6. Bespreek de bevindingen
  7. Dossierplicht: Het zo correct mogelijk noteren van je bevindingen in het dossier

Wenselijk is:

  1. Geen omgevingsgeluid
  2. Prettige temperatuur, ook van je handen
  3. Ontspannen en professionele uitgangshouding van jezelf als verloskundige
  4. De bevindingen pas zeggen nadat de cliënt zich heeft aangekleed, je kan tijdens het onderzoek wel al informatie geven, gewenst wel op het taalgebruikt te letten (geen tumor maar zwelling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke vier handelingen doe je in fysisch diagnostisch onderzoek?

A
  1. Inspectie
  2. Ausculatie
  3. Percussie
  4. Palpatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is UZO?

A

Uitwendig Zwangeren onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de logische volgorde van handelingen bij een fysisch diagnostisch onderzoek gericht op UZO?

A
  1. Inspectie, Percussie, Palpatie, Ausculatie
  2. Boven naar beneden
  3. Buiten naar binnen
  4. Voor-, zij-, achterkant
  5. Algemeen en dan lokaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom komt palpatie voor ausculatie?

A

Omdat je eerst moet bepalen wat de meest waarschijnlijke plaats is waar je geluiden kan horen met je stethoscoop. Bijvoorbeeld wanneer je de cortonen van een foetus wilt horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef aan hoe je gebruik kan maken van referenties

A

Bij fysisch diagnostiek onderzoek ga je kijken naar normaal en abnormaal. Met behulp van referenties kan je gaan bepalen waar op het lichaam je gaat onderzoeken.

Denk aan referenties: Cliënt heeft aan de ene kant een pijnlijke borst en aan de andere kant niet; Je vergelijkt de ene met de andere qua klachten en uiterlijk.

Plaatsbepaling: Bij problemen met de uterus bepaal je de plaats door te bedenken ter hoogte van wat de fundus ongeveer ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Uit welke gedeeltes bestaat een stethoscoop?

A
  1. Borststuk
    - Kelk/klok
    - Membraan
    - Omschakelsysteem
  2. Slangen
  3. Beugels met oordopjes en veer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarvoor wordt het membraan gebruikt bij ausculatie?

A

Het beluisteren van hogere tonen, bijvoorbeeld eerste twee harttonen/cortonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarvoor wordt de kelk/klok gebruikt bij ausculatie?

A

Het beluisteren van lagere tonen, bijvoorbeeld de foetale harttonen/cortonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is ontsluiting?

A

Het openen van de baarmoedermond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn ontsluitingsweeën?

A

Pijnlijke krampen tijdens de bevalling, waardoor de baarmoedermond zo ver mogelijk open gaat voor het babyhoofdje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een disposable speculum?

A

Een wegwerp eendenbek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is strippen?

A

Een handeling tijdens het inwendig onderzoek, hierbij worden twee vingers naar binnen gebracht naar de baarmoedermond en vervolgens wordt er geprobeerd te vliezen te bereiken en los te woelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is meconium?

A

Vruchtwater met ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de definitie van abortus provocatus?

A

Abortus, afbreken van een intacte graviditeit bij een zwangerschapstermijn waarbij de vrucht nog niet buiten het moederlichaam in leven kan blijven

Voor de 24 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat betekent de afkorting G1P0?

A

Gravida één, Para nul. Dat betekent eerste zwangerschap nog nooit bevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is amonerroeduur?

A

De tijd zonder menstruatiebloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat betekent de afkorting AD 10+5?

A

Amenorroeduur, 10 weken en 5 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is dysmenorroe?

A

Pijnlijke menstruaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de combinatietest?

A

Bloedtest voor twee zwangerschapshormonen en een echo waarmee de nekplooi van het kindje wordt bepaald. De combinatietest geeft een inschatting/kansberekening of het kindje een chromosoomafwijking heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de NIPT?

A

Screeningstest door middel van een bloedtest om te kijken of het kindje een chromosoomafwijking heeft

35
Q

Welke anticonceptiemiddelen mag je gebruiken tijdens de borstvoeding?

A
  1. De oestrogeen vrije anticonceptie-pil (start 21-28 dagen postpartum)
  2. Prikpil (niet eerder dan 6 weken postpartum)
  3. Anticonceptiestaafje (na 4 weken postpartum)
  4. Spiraaltje, koper of hormoon (niet eerder dan 6 weken postpartum, uterus moet een gangbare grootte hebben)
36
Q

Op basis van welke vragen kan je het baringsproces evalueren?

(Bron: LVOV richtlijn Baring in aav)

A
  1. Wanneer zijn de weeën begonnen?
  2. Wat is de frequentie van de weeën?
  3. Hoe lang duren de weeën?
  4. Is er bloedverlies (al dan niet vermengd met cervixslijm)?
  5. Is er vruchtwaterverlies?
  6. Zijn er kindsbewegingen?
  7. Hoe is het algemeen welbevinden van de barende?
37
Q

Hoe vaak moet je de bloeddruk meten bij een baring?

Bron: LVOV richtlijn Baring in aav

A

Minimaal 2 keer tijdens de baring:

  • 1 keer tijdens de ontsluitingsfase
  • 1 keer een uur na partus
38
Q

Bij het meten van een bloeddruk boven de ……. moet ik de barende naar de tweede lijn sturen.

Vul bovenstaande zin in.

(Bron: LVOV richtlijn Baring in aav)

A

Tensie ≥ 150/90 naar de tweede lijn

Bij een tensie ≥ 140/90 na een uur nog eens meten

39
Q

Op welke factoren moet je letten bij de algehele conditie van de barende?

(Bron: LVOV richtlijn Baring in aav)

A
  1. Conditie:
    a. Ademhaling
    b. Tensie (meten en uitvragen PE-klachten)
    c. Beoordeel pols
  2. Observeren van weeën en eventueel bloed- of vochtverlies
  3. UZO en cortonen luisteren
40
Q

Welke metingen moet je doen m.b.t. controle op gezond neonaat tijdens de baring?

(Bron: LVOV richtlijn Baring in aav)

A
  1. Hartonen luisteren (na elke wee of om de 15 minuten)

2. Controleren eventueel vruchtwater

41
Q

Hoelang duurt gemiddeld de actieve fase van de baring?

Bron: LVOV richtlijn Baring in aav

A

12 uur

42
Q

Wat zijn indicaties voor vaginaal toucheren?

Bron: LVOV richtlijn Baring in aav

A
  1. Strippen,
  2. Aan het begin van de baring om de uitgangssituatie te beoordelen,
  3. Ter beoordeling van de progressie,
  4. Vaststellen van volkomen ontsluiting en vaststellen van de beginsituatie voor de uitdrijving
43
Q

Wat zijn contra-indicaties voor vaginaal toucheren?

Bron: LVOV richtlijn Baring in aav

A
  1. Gebroken vliezen zonder goede weeën activiteit,
  2. Helder bloedverlies (anders dan tekenen),
  3. Uitpuilende vochtblaas (bij prematuur),
  4. Geobjectiveerde voorliggende navelstreng bij staande vliezen.
44
Q

Wat zijn aandachtspunten voor vaginaal toucheren?

Bron: LVOV richtlijn Baring in aav

A

POVIAS:

Portio, Ontsluiting, Vliezen, Indaling, Aard, Stand.

45
Q

Wat is een amniotomie?

Bron: LVOV richtlijn Baring in aav

A

Het kunstmatig breken van de vliezen

46
Q

Wat zijn indicatie’s voor een amniotomie?

Bron: LVOV richtlijn Baring in aav

A
  1. Stagnatie van de baring zonder aanwijzingen voor pathologie,
  2. Vlak voor of na de geboorte van het caput - (indien gewenst) bij VO en persdrang.
47
Q

Wat zijn contra-indicatie’s voor een amniotomie?

Bron: LVOV richtlijn Baring in aav

A
  1. Hoogstaand caput,
  2. Bloedverlies,
  3. Afwijkende ligging,
  4. Niet verstreken, onrijpe portio,
  5. Sub-optimale cortonen,
  6. Vermoeden op voorliggende vaten (vasa previa),
  7. Vermoeden op voorliggende navelstreng,
  8. Wanverhouding hoofd / bekken.
48
Q

Wat zijn de voordelen van een verticale baringshouding?

Bron: LVOV richtlijn Baring in aav

A
  1. Zwaartekracht werkt mee
  2. Minder druk op de vena cava
  3. Grotere anteposterior
  4. Grotere transverse diameters van de bekkenuitgang
49
Q

Vanaf hoeveel weken kan een zwangere vrouw (gemiddeld) braxton hicks contractions krijgen?

Macdonald, S. (2011). Mayes’ Midwifery: A Textbook for Midwives (14th Revised edition). Elsevier Gezondheidszorg. https://doi.org/10.7748/ns.11.17.28.s38.

blz 414

A

16 weken tot het einde van de zwangerschap

50
Q

Wat zijn braxton hicks contractions?

Marshall, J. E., & Raynor, M. D. (2014). Myles’ Textbook for Midwives E-Book. Elsevier Gezondheidszorg.

blz 146

A

Onregelmatige, (in principe) pijnloze samentrekkingen van de baarmoeder. Ook wel harde buiken genoemd. Deze kunnen voor meerdere minuten aanhouden

51
Q

Hoe ontstaan braxton hicks?

Marshall, J. E., & Raynor, M. D. (2014). Myles’ Textbook for Midwives E-Book. Elsevier Gezondheidszorg.

blz 146

A
  1. Verandering in oestrogeen en progesteron hoeveelheden in de baarmoeder veroorzaken hogere hoeveelheden calcium en kaliumkanalen die elektrische activiteit dempen
  2. Gap junctions komen maar in kleine hoeveelheden voor tussen de cellen, waardoor er weinig elektrische activiteit is tussen de cellen
  3. Gefragmenteerde uitbarstingen vinden plaats van onregelmatige, slecht gecoördineerde, lage elektrische activiteit die een paar minuten kunnen duren
52
Q

Waar kunnen braxton hicks goed voor zijn?

Marshall, J. E., & Raynor, M. D. (2014). Myles’ Textbook for Midwives E-Book. Elsevier Gezondheidszorg.

blz 148

A

Braxton hicks bevorderen het verkorten van het onderste gedeelte van de baarmoeder, ter voorbereiding van de ontsluiting van de cervix

53
Q

Waarom zou je een UZO uitvoeren?

Bron: Richtlijn UZO

A
  1. Bepalen grootte uterus om zo ook de grootte en groei van het kind te bepalen
  2. Een idee te krijgen van de hoeveelheid vruchtwater
  3. Ligging van het kind vast te stellen
  4. Mate van indaling bepalen
  5. Conditie van het kind beoordelen aan de hand van kindsbewegingen en harttonen luisteren
54
Q

Hoe kan je een pijnbeoordeling doen m.b.t. baringspijn?

Veringa, I., & van Cranenburgh, B. (2015). Handboek psychiatrie en zwangerschap (1ste editie). Amsterdam University Press.

A

Volgens het biopsychosociaal model

  1. Biologische factoren zoals het verloop van de eerdere bevallingen of het
    gezondheidsstatus van het zwangere lichaam
  2. Psychologische factoren (emoties en
    denkbeelden)
  3. Sociale factoren (invloed vrienden en familie)
55
Q

Welke vragen stelt een verloskundige standaard bij een controle in de kraamweek m.b.t. de kraamvrouw?

Bron: multidisciplinaire richtlijn postnatale zorg van de KNOV

A

Buiten beantwoorden van vragen / zorgen, vraagt de verloskundige standaard naar:

  • De algehele gezondheid
  • Het welbevinden van de vrouw
  • Eventuele klachten (uitnodigend vragen)
  • (Zo nodig lichamelijk onderzoek doen)

Aan de kraamverzorgende in aanwezigheid van de vrouw:

  • Overlegt de controles
  • Te volgen beleid
56
Q

Welke handelingen voer je uit bij klachten zoals koorts, gevoeligheid van de buik en abnormale lochia in de kraamweek?

Bron: multidisciplinaire richtlijn postnatale zorg van de KNOV

A

Bepalen hoogte fundus uteri –> involutie
- Evalueren tonus, gevoeligheid en stand

Niet standaard –> NICE-richtlijn geeft aan dat het routinematig uitvoeren van deze controle geen toegevoegde waarde heeft

57
Q

Hoe vaak moet (aanbeveling) je de bloeddruk meten bij een kraamvrouw post partum?

Bron: multidisciplinaire richtlijn postnatale zorg van de KNOV

A
  • 24-48 uur na de bevalling
  • Achtste dag van de kraamweek

of

  • Elke controle bij een kraamvrouw waarbij in de zwangerschap een hypertensieve aandoening zich heeft voorgedaan
  • Elke controle bij een kraamvrouw met twee of meer risicofactoren

–> bij een eenmalige gevonden hypertensie na 4 uur nog eens controleren

58
Q

Wanneer moet je iemand doorverwijzen bij een hoge bloeddruk post partum?

Bron: multidisciplinaire richtlijn postnatale zorg van de KNOV

A

Systolische druk boven de 150
Diastolische druk boven de 95

–> ook bij pre-eclampsie klachten en/of proteïnurie

59
Q

Wanneer komt de verloskundige langs post partum bij de kraamvrouw? Welke handelingen moeten verricht worden bij de kraamvrouw bij deze controles?

Bron: multidisciplinaire richtlijn postnatale zorg van de KNOV

A
  1. In de eerste 24 uur
    - Stand fundus uteri
    - Temperatuur kraamvrouw
    - Bloedverlies
  2. Tweede tot zevende dag
    - Bloeddrukmeting (24-48 uur post partum)
    - Stand fundus uteri (tot 5 dagen post partum)
    - Temperatuur kraamvrouw (tot 5 dagen post partum)
    - Bloedverlies
    - Informeren naar ontlasting (na 3e dag)
  3. Tweede tot zesde week
    - Bloeddrukmeting
  4. Nacontrole van zes weken
    - Bloeddrukmeting
60
Q

Wanneer komen andere zorgmedewerkers langs bij de kraamvrouw post partum?

Bron: multidisciplinaire richtlijn postnatale zorg van de KNOV

A

Kraamverzorgende:

  • Tijdens eerste 24 uur post partum aanwezig
  • Dagelijks aanwezig tot zevende dag
  • Afsluitende dag zevende tot tiende dag

Huisarts:

  • Kan een sociaal huisbezoek doen
  • Eventueel huisbezoek na tiende dag

Jeugdverpleegkundige:

  • Vierde tot zevende dag aanwezig voor hielprik en gehoorscreening
  • Huisbezoek voor het einde van de tweede week

Jeugdarts:
- Lichamelijk onderzoek van kind op het consultatiebureau in week vier

61
Q

Op basis van welke onderzoeken kan je de foetale groeivertraging opsporen als verloskundige?

Hoe betrouwbaar zijn deze?

Bron: KNOV standaard foetale groeivertraging

A
  1. Fundushoogte gerelateerd aan anatomische referentiepunten
    - Niet erg betrouwbaar, omdat de referentiepunten (met name navel) kunnen verplaatsen tijdens de zwangerschap en de referentiepunten bij iedereen erg anders zijn
  2. Fundus-symfysemeting
    - Betrouwbaarheid wordt beïnvloed door veel factoren. Continuïteit in techniek moet plaatsvinden voor betrouwbaarheid
  3. (derdetermijnsecho) Echoscopie
    - Betrouwbaar indien de echo apparatuur van kwaliteit is, de verloskundige ervaring heeft en bekwaam is
62
Q

Welke omvangen worden gemeten bij een groeiecho?

Knov, D. B. V. V. (z.d.). Echo’s. de Verloskundige. Geraadpleegd op 28 februari 2021, van https://deverloskundige.nl/zwangerschap/subtekstpagina/37/echo-s/

A
  1. Het hoofdje
  2. De buikomvang
  3. De beenlengte
63
Q

Welke soorten groeicurves bestaan er?

Bron: KNOV standaard foetale groeivertraging

A
  1. Populatiecurves
    A. Geboortegewichtcurve: Gebaseerd op Gewichten van pasgeborene in een populatie van de 28e week tot 8e dag post partum –> Deze curve geeft een vertekend beeld voor prematuren
    - In NL: PRN-geboortegewichtcurves

B. Foetale populatiecurve: Gebaseerd op foetale echoscopische gewichten –> Deze curve geeft GEEN vertekend beeld voor prematuren
- Verburgcurve en Hadlockcurve

  1. Geïndividualiseerde curves: Het uiteindelijke gewicht van de foetus wordt berekend aan de hand van een formule die alle factoren meeneemt
    - Formule van Gardosi
    - NL: Formule van Gaillard
64
Q

Wat is versio?

A

De hoek tussen de lengteas v.d. cervix en de lengteas v.d. vagina

65
Q

Wat is flexio?

A

De hoek tussen de lengteas v.h. corpus en de

lengteas v.d. cervix

66
Q

Wat is het:

  • Frontale vlak?
  • Sagittaal vlak?
  • Transversaal vlak?
A

Frontaal: De verticale ventrale doorsnede
Sagittaal: De verticale mediale doorsnede
Transversaal: De horizontale mediale doorsnede

67
Q

Wat is:

  • Ventraal/anterior
  • Dorsaal/posterior
  • Distaal
  • Proximaal
  • Mediaal
  • Laternaal
  • Parasternaal
A
Ventraal/anterior: Aan de voorkant
Dorsaal/posterior: Aan de achterkant
Distaal: Richting uiteinde (ledematen)
Proximaal: Richting aanhechting (ledematen)
Mediaal: Richting het midden
Laternaal: Richting de zijkant
Parasternaal: Naast het borstbeen
68
Q

Waar ligt fossa iliaca links en rechts?

A

Van de 9 verdeelde vlakken op de buik,

Fossa iliaca links: Onderaan rechts

Fossa iliaca rechts: Onderaan links

69
Q

Waar ligt regio hypogastrica?

A

Van de 9 verdeelde vlakken op de buik,

Onderaan in het midden

70
Q

Waar ligt regio abdominalis lateralis links en rechts?

A

Van de 9 verdeelde vlakken op de buik,

Regio abdominalis lateralis links: Middelste rij rechts

Regio abdominalis lateralis rechts: Middelste rij links

71
Q

Waar ligt regio umbilicalis?

A

Van de 9 verdeelde vlakken op de buik,

Middelste rij in het midden

72
Q

Waar ligt regio hypochondriaca links en rechts?

A

Van de 9 verdeelde vlakken op de buik,

Regio hypochondriaca links: Bovenaan rechts

Regio hypochondriaca rechts: Bovenaan links

73
Q

Waar ligt regio epigastrica?

A

Van de 9 verdeelde vlakken op de buik,

Bovenaan in het midden

74
Q

Wat zijn belangrijke aandachtspunten voor het doen van het onderzoek neonaat?

Bron: Richtlijn neonaat

A
  1. Maak het de pasgeborene zo aangenaam mogelijk. Bij een constant huilende baby kan je het onderzoek namelijk niet goed uitvoeren
    A. Werk van boven naar beneden, voor naar achter of meest tot minst aangenaam
    B. Heb warme handen
    C. Werk rustig
  2. Vermijd warmteverlies
  3. Hygiënisch werken en handschoenen aandoen
  4. Stel de ouders gerust van onschuldige afwijkingen, dit heb je zelf misschien niet meer door, probeer dit dan wel uit te leggen aan de ouders
  5. Rapportage, noteer je bevindingen en het tijdstip
  6. Verricht het onderzoek wanneer de ouders erbij zijn
75
Q

Uit welke vier grote onderdelen bestaat het onderzoek neonaat?

Bron: Richtlijn neonaat

A
  1. De algemene indruk
  2. Het algemene lichamelijke onderzoek
  3. Het specifieke lichamelijke onderzoek
  4. Het neurologische onderzoek
76
Q

Wat beoordeel je allemaal tijden het onderdeel “De algemene indruk” bij het onderzoek neonaat?

Bron: Richtlijn neonaat

A

Apgar score: Na 1, 5 en 10 minuten

  1. Hartslag: Bepaal met wijs en middelvinger op de borstkas de hartfrequentie (0: geen, 1: <100/min, 2: >100/min)
  2. Ademhaling: Luister en kijk om een indruk te krijgen van het geluid, diepte en frequentie (0: geen, 1: langzaam/zwak/onregelmatig/zacht gehuil/naar lucht happend, 2: regelmatig/huilend schreeuwend)
  3. Kleur: Beoordeel perifeer en centraal de kleur (0: blauw/bleek, 1: romp roze/extremiteiten blauw, 2: geheel roze)
  4. Spiertonus: Door vastpakken onder de armen of passief armpjes en beentjes bewegen bepaal je de spiertonus (0: slap, 1: hypotoon/lichte buiging van extremiteiten/trage flexiebewegingen, 2: actieve weerstand/spontane bewegingen)
  5. Reactie op prikkels: Tik op de voet of uitzuigen (0: geen, 1: grimas/enige beweging, 2: hoesten/niezen/huilen/trekt voetje terug)

Algemene indruk bij start lichamelijk onderzoek:
Leg het kindje op zijn/haar rug en krijg een algemene indruk. Let hierbij met name op de punten van de apgar score (behalve hartslag)

77
Q

Wat beoordeel je allemaal in het onderdeel “Het algemeen lichamelijk onderzoek” van het onderzoek neonaat?

Bron: Richtlijn neonaat

A
  1. Wegen
  2. Temperatuur
  3. Meten van schedelomtrek (circumferentia fronto-occipitalis)
  4. Lengte meten
78
Q

Hoe beoordeel je de huid in het onderdeel “Het specifieke lichamelijke onderzoek” van het onderzoek neonaat?

Bron: Richtlijn neonaat

A

Tijdens het gehele onderzoek kijk je naar de huid van de neonaat. Je kijkt met name naar:

  • Bleekheid
  • Cyanose (centraal of perifeer blauw zien door O2 tekort)
  • Onderhuidse bloedingen
  • Icterus (geelzien)
  • Huiduitslag
  • Geboortevlekken
  • Oedeem, etc.

Huidafwijkingen beschrijf je aan de hand van PROVOKE
P plaats; R rangschikking (verdeling van de plekken); O omvang, V vorm, O omtrek (begrenzing), K kleur en
E efflorescentie.

79
Q

Hoe beoordeel je het hoofd in het onderdeel “Het specifieke lichamelijke onderzoek” van het onderzoek neonaat?

  • Deel 1 - De drie algemene onderdelen

Bron: Richtlijn neonaat

A

Je hebt drie algemene onderdelen die je gaat bekijken bij het onderzoek van het hoofd:

  1. Algemene indruk: Je kijkt naar de gelaatsuitdrukkingen (aanwijzingen voor syndromen), asymmetrie (facialisparese, oftewel aangezichtsverlamming) en de maten van de schedel (caput succedaneum, cefaal hematoom, moulage)
  2. Schedel: Strijk zachtjes over de pijlnaad om deze beoordelen, druk zachtjes op de grote fontanel om zo het niveau te vergelijken met de rest van de schedel (lager: uitdroging, hoger: te hoge hersendruk)
  3. Aanzicht: Beoordeel de huid, ogen, oren, neus, mond en kin
80
Q

Hoe beoordeel je het hoofd in het onderdeel “Het specifieke lichamelijke onderzoek” van het onderzoek neonaat?

  • Deel 2 - Hoe moet je de huid, ogen, oren, neus, mond en kin beoordelen in het onderdeel aanzicht

Bron: Richtlijn neonaat

A

Huid: Kijk naar het gelaat en naar vlekken (naevus flammeus of naevus unnae, milia, petechiën etc.)

Ogen: Kijk naar de vorm, grootte, symmetrie en (kleur)afwijkingen van de ogen zelf, de pupillen, de
conjunctivae (bindvlies), corneae (hoornvlies), de ooghoeken, de stand van de ogen, de
aanwezigheid van fotofobie (niet tegen licht kunnen) of excessief tranen en de helderheid van de lens

Oren: Kijk naar de hoogte van de implantatie, de vorm van de oren, de stand, het bestaan
van eventuele bij oortjes en aan de achterkant van de oren om te zien of deze gesloten is

Neus: Kijk naar de vorm, grootte en plaats ten opzichte van ogen en mond. De doorgankelijkheid van de neus
wordt duidelijk tijdens een voedingsmoment

Mond: Palpeer met je pink het hele gehemelte om een eventuele schisis (gehemeltespleet) op het spoor te
komen, ook naar achter in de mond-/keelholte. Zorg er hierbij voor dat de palmaire (rug) zijde van de hand
zichtbaar is. Kijk naar de grootte van de tong, voel naar het tongriempje, de afwezigheid van tandjes, kijk naar de kleur van de slijmvliezen. Soms zie je op het verhemelte 2 parelgrijze cystes, ter grootte van een flinke speldenknop, de zogenaamde
pareltjes van Ebstein. Dit fysiologisch fenomeen is een restverschijnsel uit de embryonale periode.

Kin: Kijk naar de stand en grootte

81
Q

Hoe beoordeel je de hals en de thorax in het onderdeel “Het specifieke lichamelijke onderzoek” van het onderzoek neonaat?

Bron: Richtlijn neonaat

A

De hals: Kijk naar de vorm, de dikte, de huid, de symmetrie, een eventuele dwangstand van het hoofd (torticollis: verstijfde nek; of een cyste) en het bestaan van eenstruma (vergrote schildklier) of andere zwellingen.

De thorax: Kijk naar de vorm, symmetrie, bewegingen, (onder andere buikademhaling), ribben, eventueel neusvleugelen, kreunen en de positie/vorm van tepels.Tel de ademfrequentie (<40/min) en meet eventueel de hartslag. Palpeer de claviculae.

82
Q

Hoe beoordeel je het abdomen en de extremiteiten in het onderdeel “Het specifieke lichamelijke onderzoek” van het onderzoek neonaat?

Bron: Richtlijn neonaat

A

Abdomen: Kijk naar de vorm, de buikademhalingsbewegingen, of de
buik is opgezet, of ingevallen, of er zichtbare zwellingen aanwezig zijn. Kijk naar de insertieplaats van de navelstreng (let op eventuele
navelbreuk of buikwanddefecten).

Extremiteiten: Kijk naar de lengte van de ledematen, verhouding ledematen, evenwicht romp en ledematen, hoogte knieën vergelijken, bewegingspatroon, spiertonus, aantal vingers/tenen (polydactylie, meer dan 10 vingers), stand handen/voeten, syndactylie (vingers aan elkaar) een doorlopende handplooi (trisomie 21)

83
Q

Hoe beoordeel je de genitaliën, de anus en de rug in het onderdeel “Het specifieke lichamelijke onderzoek” van het onderzoek neonaat?

Bron: Richtlijn neonaat

A

Genitaliën: Controleer het geslacht. Meisje: Kijk naar de grootte clitoris, cysten tussen de labia. Jongetje: Kijk naar de ingedaalde testikels, preputium (verkleefd met glans penis), locatie plasbuis

Anus: Toegankelijkheid bij het temperaturen

Rug:
A. Wervelkolom: Aftasten wervelkolom en kijken of de wervelbogen gesloten zijn
B. Huid: Kijk naar afwijkingen van de huid, beharing, een zwelling, sacrale pit (kuiltje
in de huid), fistel, (gangetje/ verdieping in de huid) mongolenvlek.
C. Vochtblaas (kèle)
D. Anus
E. Symmetrie bilplooien

84
Q

Wat beoordeel je allemaal in het onderdeel “Het neurologisch onderzoek” van het onderzoek neonaat?

Bron: Richtlijn neonaat

A

Spiertonus: Normaal, hypertoon of hypotoon. Symptomen onderliggende pathologie:

  • Armoede aan bewegingen
  • Monotone bewegingen
  • Verwaarlozen van functioneel gebruik ledematen
  • Tussen de handen doorglijden als de baby opgepakt wordt
  • Slap afhangend hoofd

Motoriek: Symmetrie, variabiliteit, complexiteit en vloeiend verlopen van de bewegingen

Houding: Variabiliteit, Dwangstand, Voorkeurshouding