Blok 5: Bloed en Infecties Flashcards

1
Q

Waarom zijn de antigenen in het bloed van de donor belangrijker dan de antistoffen?

Oftewel: Waarom hebben de antistoffen amper of geen invloed op de erytrocyten van de ontvanger?

A

Het plasma van de donor is verdund snel wanneer het donorbloed wordt toegediend bij de ontvanger en heeft hierdoor amper significant effect op de antigenen van de ontvanger. Daarnaast wordt er vaak donorbloed gebruikt met een lage concentratie plasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke bloedgroep komt het meeste voor? (plus rhesus factor en in US)

A

Type O+, wat betekent dat er geen antigenen voor A of B zijn maar wel voor RhD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Is je bloedgroep erfelijk?

A

Ja, je erft van beide ouders. Je kan echter niet aantonen dat je familie bent door bloedgroepen te vergelijken. Ouders kunnen A, B of O doorgeven.

  1. Bloedgroep AB kan A of B doorgeven
  2. Bloedgroep 0 kan alleen 0 doorgeven
  3. Bloedgroep A (of B) kan A of 0 (B of 0) doorgeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is het gevaarlijk zodra de moeder anti-Rh heeft in haar bloed en niet bij anti-A of anti-B?

A

Anti-Rh kan wel de placenta passeren, omdat deze IgG is

Anti-A en anti-B kunnen niet de placenta passeren, omdat deze IgM zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Er glippen bijna altijd wel een paar erytrocyten van de circulatie van het kind naar de circulatie van de moeder tijdens de zwangerschap, waarom is dat toch geen probleem bij een Rh- moeder en een Rh+ kindje?

A

Omdat de hoeveelheid waarin dit gebeurd zo klein is, dat er geen antistof productie op gang komt bij de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom wordt HDN ook wel erythroblastosis foetalis genoemd?

A

Er treedt ernstige anemie op bij de foetus, waardoor de aanmaak van erytrocyten wordt gestimuleerd. Geproduceerde erytrocyten vanuit het beenmerg komen meteen in de circulatie van de foetus terwijl deze nog niet volledig ontwikkeld zijn. Onrijpe erytrocyten heten erytroblasten. Vandaar de naam erythroblastosis foetalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is agglutinatie?

Wanneer vindt dit fenomeen plaats?

A

Het samenklonteren van erytrocyten wanneer er een ‘vreemd’ erytrocyt wordt gevonden

Agglutinatie vindt plaats wanneer onbekende erytrocyten zich in de bloedbaan bevinden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer er een bloedtransfusie plaatsvindt waarbij de bloedgroepen niet compatibel zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke bloedgroepen kunnen welke bloedgroepen ontvangen?

A

A kan A of 0 ontvangen
B kan B of 0 ontvangen
AB kan alle bloedgroepen ontvangen
0 kan alleen 0 ontvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is de rhesusfactor een probleem bij de zwangerschap?

A

Wanneer de moeder Rh- is en de foetus Rh+ is.

De moeder kan antistoffen aanmaken voor het bloed van de foetus zodra deze contact maken (foetomaternale transfusie). Voor de eerste zwangerschap is het meestal geen probleem, voor de volgende meestal wel.

Wanneer de moeder bij de eerste zwangerschap gesensibiliseerd is, kan HDN (hemolytic disease of the newborn) of HZFP (hemolytische ziekte bij foetus of pasgeborene) ontstaan door aanmaak van antistoffen vanuit de moeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een foetomaternale transfusie (FMT)?

A

Foetale erytrocyten worden dan overgedragen naar het maternaal bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is HDN of HZFP?

A

Wanneer de moeder bij de eerste zwangerschap gesensibiliseerd is voor de Rh, kan HDN (hemolytic disease of the newborn) of HZFP (hemolytische ziekte bij foetus of pasgeborene) ontstaan.

De moeder (Rh-) maakt dan antistoffen aan voor de Rh+ erytrocyten van de foetus. Er treedt hemolyse op bij de foetus en er ontstaat anemie. Hierdoor kan de foetus groeivertraging krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat wordt er bepaald in het eerste bloedonderzoek van de zwangere en wanneer wordt dit onderzoek uitgevoerd?

A

Hepatitis B, syfilis, hiv, hemoglobinegehalte / ijzergehalte, bloedgroepen ABO, bloedgroepantistoffen IEA, D-IEA, c-IEA, op indicatie wordt ook je glucosewaarde bepaald

Het intake lab wordt dan bepaald, het liefste voor de 13 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rhc, RhE, RhC, Duffy, Kell en Kidd,

Welke van deze worden geassocieerd met HDN en niet alleen met lichte HDN?

A

Kell

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke handelingen kunnen worden uitgevoerd wanneer er anemie bij de foetus is vastgesteld door HDN / HZPN tijdens de zwangerschap?

Wat wil je voorkomen?

Welke waardes hou je in de gaten?

A

Bij ernstige anemie kan een intra-uteriene transfusie uitgevoerd worden

Je wilt kernicterus voorkomen na de geboorte (bilirubine productie vanwege hemolyse)

Fototherapie, bloedtransfusie en wisseltransfusie kunnen worden uitgevoerd om kernicterus te voorkomen

Hemoglobine en bilirubinewaardes worden in de gaten gehouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn risicofactoren voor RhD-immunisatie ondanks post- en antenatale profylaxe?

A

Sectio caesarea, vaginale kunstverlossing, bloedtransfusie bij partus, serotoniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer de moeder en de foetus niet dezelfde ABO-bloedgroep hebben, maar toch bloedcontact hebben gehad tijdens de zwangerschap, kan dat een voordeel zijn. Waarom kan dat een voordeel zijn?

A

De moeder heeft in dat geval (behalve bij AB) antistoffen in het plasma die de foetale erytrocyten afbreken (hemolyse/agglutinatie). Dit kan gezien worden als een natuurlijk verdedigingsmechanisme waarbij de moeder niet gesensibiliseerd kan worden door de rhesus factor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk geslacht heeft drie keer meer kans op ernstige HDN of sterfte ten gevolge hiervan (neonaat)?

A

Mannelijk geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke bevolkingsgroep heeft meer kans op Rh-immunisatie?

A

Spaanse bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de werking van de anti-RhD-Ig spuit?

A

Bij 30 weken en na de bevalling wordt anti-D gegeven om eventuele foetale erytrocyten in het maternale bloed te vernietigen voordat de moeder zelf antistoffen gaat aanmaken. Hierdoor wordt de moeder niet gesensibiliseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Is Rhc negatief bij CC of Cc?

A

CC is negatief

Cc of cc is positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer moet je foetale RhD-typering bepalen?

Waarom wordt de anti-D profylaxe niet gegeven voor 30 weken?

A

Vanaf week 27 en het liefste niet na 28+6

Je wilt dat de IgG nog circuleren in het bloed van de moeder wanneer zij gaat bevallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer wordt het bloed van de vader ook getypeerd ivm positieve IAS?

A

Na een positief bevestigingsonderzoek voor IAS van de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waarom houden artsen meestal een zwangerschapsduur van 22 weken aan?

A

Je kan de zwangerschapsduur tot ongeveer twee weken nauwkeurigheid bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat doet de organisatie JOOZ (jong ouderschap onbedoeld zwanger)?

A

Het is een landelijk programma om ongewenste zwangerschappen te voorkomen door factoren in de omgeving te verbeteren.

Denk bijvoorbeeld aan woonsituaties, voorlichting en veilige hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn vier opties voor wanneer je onbedoeld zwanger bent?

A
  1. Abortus
  2. Het kind zelf opvoeden
  3. Pleeggezin
  4. Afstand ter adoptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke verschillende soorten zwangerschapsafbrekingen zijn er?

Tot hoeveel weken amenorroeduur kunnen deze behandelingen worden uitgevoerd?

A

Medicamenteus heb je de abortuspil (tot 9 weken AM)

Instrumenteel heb je zuigcurettage (tot 13 weken AM) en D&E (dilatatie en evacuatie, tot 22 weken AM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de werking van de abortuspil?

Wat wordt er gecontroleerd?

Wat wordt er meegegeven?

A

Kan tot 9 weken AM

Er worden twee medicijnen toegediend waardoor een miskraam wordt opgewekt

In de kliniek krijg je het eerste medicijn, één tablet Mifegyne® (misepriston). Dit medicijn zorgt er voor dat de vrucht niet verder groeit
Thuis kan de vrouw 1-3 dagen later 4 tabletten Cytotec® (misopristol). Dit medicijn zorgt er voor dat de vrucht wordt afgestoten (bloeding)

Hb wordt gecontroleerd samen met een checklist. Informatie en een zwangerschapstest worden meegegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de werking van zuigcurettage?

A

Kan tot 13 weken AM

De vrouw krijgt lokale anesthesie of narcose/sedatie. Voorafgaand krijgt de vrouw prostaglandine tabletten om de baarmoederhals zacht te laten worden. Het vruchtje wordt vervolgens uit de baarmoeder gezogen. Achteraf krijgt de vrouw last van krampen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de werking van D&E (dilatatie en evacuatie)?

A

Kan tot 22 weken AM

De vrouw wordt onder narcose/sedatie gebracht

Een uur van tevoren krijgt de vrouw prostaglandine tabletten en Cytotec® (misopristol) voor het versoepelen van de baarmoedermond en het afstoten van de vrucht. De ingreep duurt 10-20 minuten en achteraf blijft de cliënt één uur ter observatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Na hoeveel weken amenorroeduur moet er een rhesusbepaling worden uitgevoerd bij een zwangerschapsafbreking?

A

Na 10 weken AM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn voorwaarden voor sedatie?

A

6 uur van tevoren niks eten

2 uur van tevoren niks drinken
6 tot 2 uur van tevoren mag wel water, thee of koffie zonder melk worden gedronken

Tot 1 uur van tevoren mag dagelijkse medicatie gewoon ingenomen worden.
Bloedverdunners en medicatie voor diabetes mellitus zijn uitzonderingen.

Je mag 24 uur lang niet deelnemen aan het verkeer en dus ook niet autorijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wanneer heeft een vrouw toestemming nodig van ouders voor een zwangerschapsafbreking qua leeftijd?

A

Onder 12 jaar heb je toestemming nodig

Tussen de 12-16 jaar in principe toestemming nodig, behalve in noodsituaties en bijzondere situaties

Vanaf 16 jaar geen toestemming nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke voorwaarden zijn er bij een zwangerschapsafbreking/abortus volgens de wet WAfZ (Wet Afbreking Zwangerschap) vanuit de vrouw?

A
  1. Je moet 5 dagen bedenktijd hebben na het eerste gesprek met een arts. dus je kan pas op de 6e dag een behandeling krijgen.
  2. Behandeling moet voortkomen uit een noodsituatie gedefinieerd vanuit de vrouw.
  3. De keuze moet weloverwogen zijn.
  4. De vrouw mag niet onder druk staan en moet een eigen keuze kunnen maken.
  5. De vrouw moet andere alternatieven weten.
  6. Er moet geprobeerd worden herhaling te voorkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is een overtijdsbehandeling?

A

Wanneer een vrouw een AM van minder dan 6 + 2 heeft, oftewel onder 16 dagen zwangerschap na uitblijven menstruatie, kan de vrouw een zwangerschapsafbreking laten uitvoeren zonder bedenktijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Bij twee zwangerschappen die 24 weken voldragen zijn, worden twee foetussen geboren.

Eén foetus wordt levenloos geboren en de ander wordt levend geboren, maar sterft vervolgens binnen 24 uur.

Moeten de foetussen worden aangegeven bij de gemeente? (aangifteplicht)

A

Wanneer de foetus niet levend wordt geboren, hoeft er geen aangifte worden gedaan.

Wanneer de foetus sterft binnen 24 uur, moet er wel aangifte worden gedaan. Er is geen plicht tot begraven of cremeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

A. Wat is hematocriet?

B. Wat is necrose?

A

A. Het percentage corpusculaire elementen in het bloed. Hematocriet geeft de verhouding tussen het volume erytrocyten en het totaal volume van het bloed weer.

B. Celdood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

A. Wat is ischemie?

B. Wat is de bezinkingssnelheid van erytrocyten (BSE)?

A

A. De onderbreking van een bloedstroom in een bloedvat.

B. Snelheid waarmee erytrocyten in een stilstaande vorm naar de bodem zullen zinken. Bij een snellere bezinking is de concentratie van één plasma eiwit veranderd. Dit kan voorkomen in de zwangerschap of bij een ontsteking. 10mm/uur vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke soorten beenmerg heb je en hoe veranderen deze door de jaren heen?

A

Rood beenmerg: Beenmerg dat actief bloedcellen vormt. Pasgeborene hebben alleen maar rood beenmerg.

Geel beenmerg: Door de jaren heen verandert steeds meer rood beenmerg in geel beenmerg, waardoor er op een gegeven moment alleen nog maar rood beenmerg is te vinden in de schedel, de wervelkolom en de bekken. Er zijn wel bloedvormende stamcellen aanwezig in geel beenmerg, zodat in geval van tekort het beenmerg gereactiveerd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is hematopoëse?

A

Bloedcelvorming van alle typen (erytrocyten, leukocyten en trombocyten) uit dezelfde stamcellen (hematopoëtische stamcellen). Bij elke deling ontwikkeld de cel zich verder naar het uiteindelijke type onder invloed van hemopoëtische groeifactoren (vaak cytokinen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat zijn hemopoëtische groeifactoren van erytrocyten, leukocyten en trombocyten?

Wat zijn interleukinen?

A

Erytrocyten: voornamelijk erytropoëtine (EPO),maar ook androgenen, groeihormoon, thyroxine en corticosteroïden. EPO wordt in de nieren gemaakt en de productie neemt toe zodra de nieren minder zuurstof krijgen.

Leukocyten: Koloniestimulerende factoren (CSF) en interleukinen. CSF wordt gemaakt in het beenmerg.

Trombocyten: Trombopoëtine (TPO), wat gemaakt wordt in de nieren en de lever. Stimuleert de groei van megakaryocyten, waar trombocyten vanaf ‘brokkelen’.

Interleukinen: Cytokinen die door leukocyten worden gevormd en andere beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn reticulocyten?

A

Erytrocyten die na alle ontwikkelingsfasen nog een deel van de celkern hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Waar bestaat hemoglobine uit?

A

Twee paar subeenheden (4), alpha en beta. Elke subeenheid bevat het volgende:
A. Een eiwit bestanddeel
B. Een haem deel
C. Een tweewaardig ijzeratoom (Fe2+) wordt omgeven door vier pyrrolgroepen (samen protoporfyrine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn de normaalwaarden van hemoglobine preconceptioneel, in de zwangerschap en post partum?

A

Normaalwaarde Hb: 7,5-10,0

Zwangerschap normaalwaardes Hb:
Tot 13 weken: 7,1
14-17 weken: 6,8
18-21 weken: 6,5
22-37 weken: 6,3
Vanaf 38 weken: 6,5

1-5 weken post partum hoort het Hb 6,5 te zijn
6 weken post partum hoort het Hb 7,2 te zijn
6 maanden post partum is het Hb gehalte herstelt tot wat het was voor de zwangerschap

1 jaar nodig om ijzervoorraden te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Hoe wordt hemoglobine afgebroken?

A

Het eiwit wordt afgebroken tot aminozuren.

Het ijzeratoom wordt opgeslagen aan het eiwit ferritine of hemosiderine in het rode beenmerg of de milt/lever. Ook transferrine kan het ijzeratoom tijdelijk opslaan in het bloed en uiteindelijk het rode beenmerg.

Bilirubine is het afvalproduct en wordt gebonden aan albumine. Het wordt uiteindelijk in de lever omgevormd tot geconjugeerd bilirubine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe loopt de enterohepatische kringloop?

A

A. Bilirubine wordt gevormd bij de afbraak van hemoglobine

B. Albumine vervoerd bilirubine naar de lever en daar wordt bilirubine omgezet naar geconjugeerd bilirubine (door glocuronyltransferase).

C. Geconjugeerde bilirubine wordt met de gal uitgescheiden naar het spijverteringskanaal

D. Vanaf hier kunnen er twee dingen gebeuren met het geconjugeerde bilirubine:

a. Het wordt afgevoerd met feces
b. Het wordt heropgenomen door bacteriële omzetting tot urobilogeen

E. Als het opgenomen wordt als urobilogeen, gaat het product naar de nieren en wordt daar vervolgens uitgescheiden in de urine. Urobilogeen heeft een gele kleur en veroorzaakt ook de gele kleur in de urine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Waardoor veroorzaakt ijzergebrek een vermindering van het aantal rode bloedcellen en toediening van EPO juist een toename? Op welke fysiologische mechanismen zijn deze effecten gebaseerd?

A

Ijzer wordt gebruikt bij de hematopoëse en wordt gebonden aan hemoglobine. Het ijzeratoom is dus een bestanddeel van erytrocyten. EPO is juist één van de hemopoëtische groeifactoren net als androgenen, groeihormoon, thyroxine en corticosteroïden die hematopoëtische stamcellen stimuleren om erytrocyten te vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoe komt het dat iemand die regelmatig als donor optreedt, toch geen bloedarmoede krijgt? Wanneer kan dat wel het geval zijn?

A

Erytrocyten hebben een levensloop van 80-120 dagen. Dat is ook ongeveer de tussentijd die wordt aangehouden bij het geven van bloed. Erytrocyten hebben geen eeuwig leven en worden continu aangemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Waarom wordt ijzer tijdelijk getransporteerd aan plasma eiwitten (onder andere a- of b-globulinen)?

A

Je wilt voorkomen dat ijzer uitgescheiden wordt in de nieren of via diffusie in de extracellulaire ruimte wordt verspreidt. Ijzer is namelijk erg belangrijk in het bloed en moet zoveel mogelijk in het bloed behouden worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Waarom kan een afwijking in eiwitten in het serum duiden op onderliggende problemen in de organen?

A

De meeste gezonde mensen hebben ongeveer dezelfde samenstelling van serum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Waar krijgen erytrocyten de rode kleur van?

A

Het haemdeel in hemoglobine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat kan een verklaring zijn voor het feit dat gerijpte erytrocyten geen celkernen meer hebben zodra ze zich in het bloed bevinden?

A

Zonder celkern kunnen de erytrocyten zich niet nog eens delen. Dat is ook de rede waarom erytrocyten niet eeuwig blijven leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Welke bevolkingsgroep heeft vaker een vitamine B12 deficiëntie?

A

Vrouwen van Turkse afkomst (50%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat zijn de risicogroepen die meer kans hebben op anemie in de zwangerschap?

A
  1. Zwangere tieners
  2. Zwangere vrouwen van niet-Noord-Europese afkomst
  3. Vrouwen die binnen een jaar na de geboorte van een vorig kind zwanger zijn
  4. Zwangere met slechte voedingsgewoonten
  5. Zwangere vrouwen die bekend zijn met dragerschap van hemoglobinopathieën
  6. Vrouwen met een meerlingzwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

In welke drie categorieën is anemie ingedeeld?

A

A. Microcytaire anemie (MCV lager dan 80)

a. Ijzergebreksanemie (MCV tussen 70-80)
b. hemoglobinopathie (MCV onder 70)
c. chronische ziekte of intoxicatie

B. Macrocytaire anemie / megacytaire anemie (MCV hoger dan 100)

a. Megaloblastaire anemie (foliumzuur- of vitamine B12 tekort)
b. Hemolytische anemie (versneld afbreken van erytrocyten)

C. Normocytaire anemie (MCV is normaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wanneer wordt Hb gecontroleerd in de zwangerschap?

A

Tijdens de eerste controle
Rond 20 weken bij risicogroep voor anemie
Rond 30 weken alle zwangere
3-6 weken na start behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Waarom kunnen ze de diagnose van anemie niet stellen in de zwangerschap door middel door serumferritine?

A

Zwangerschapshormonen hebben invloed op eiwitsynthese

57
Q

Kan de cliënt maagzuurremmers innemen samen met 200 mg ferrofumaraat (65 mg elementair ijzer)?

A

Ja, alleen liever ferrofumaraat een uur voor de maaltijd en maagzuurremmers een uur na de maaltijd. De maagzuurremmers werken de absorptie van ijzer tegen

58
Q

Wat is de grootste oorzaak van anemie bij vrouwen preconceptioneel?

A

Vaginaal bloedverlies

59
Q

Wat zijn fysiologische veranderingen in het bloed betrekkelijk op hemoglobine?

A

Hemodilutie (plasma neemt meer toe dan erytrocyten) en een verhoogde ijzerabsorptie vanwege een verhoogde ijzerbehoefte

60
Q

Wat is het beleid met betrekking op anemie?

A

Bij de eerste controle anamnese om te kijken of de zwangere bij een risicogroep hoort en een bloedonderzoek. Indien er een verlaagd Hb uitkomt en de zwangere bij een risicogroep hoort, wordt onderzoek naar dragerschap voor hemoglobinopathie aangeboden.

Bij 20 weken wordt er een extra bloedonderzoek uitgevoerd

Bij 30 weken wordt er een bloedonderzoek voor alle zwangere uitgevoerd

Bij klachten kan er een extra bloedonderzoek worden uitgevoerd. Bij dragerschap voor hemoglobinopahtie kan 0,5 mg ferrofumaraat worden voorgeschreven. Bij een Hb onder de 5,6 zeker doorsturen naar de huisarts. Bij elke anemie contact met huisarts en altijd onderzoeken wat de oorzaak is van de anemie.

61
Q

Wat is een ZOL?

A

Zwangerschap met onbekende locatie

62
Q

Wat heeft schouderpijn te maken met een EUG?

A

Het kan wijzen op een geruptureerde tuba

63
Q

Wat zijn risicofactoren voor een EUG?

A
  1. EUG in de voorgeschiedenis (wat is de locatie geweest en wat voor soort behandeling is er uitgevoerd?)
  2. Tubachirurgie in de voorgeschiedenis
  3. Sterilisatie
  4. IUD in situ
  5. Endometriose
  6. SOA’s of PID
  7. Fertiliteitsstoornis
  8. IVF
  9. Gecompliceerde buikoperaties.
64
Q

Wat kan een oorzaak zijn van een EUG?

A

Een ontsteking aan de eileider, door bijvoorbeeld een chlamydia of gonorroe infectie

65
Q

Wat is een pseudosac en met welke ziekte heeft dit te maken? Wat kan nog meer wijzen op deze ziekte?

A

Centraal vocht in de uterus wat wijst op een EUG. Vocht in cavum douglasie kan ook wijzen op een EUG, alhoewel dit ook een fysiologisch verschijnsel kan zijn

66
Q

Welke ontstekingsremmende medicatie kan worden ingezet bij een EUG?

A

Methotrexaat

67
Q

Wat is het beleid bij een EUG?

A

Eerst moet een vitale zwangerschap uitgesloten worden. Dit kan je doen door middel van echoscopie en een zwangerschapstest.

Bij het vermoeden op een EUG moet de cliënt zo snel mogelijk doorverwezen worden naar een gynaecoloog. Ook bij klachten zoals schouderpijn, syncope, bleekheid, tachycardie en hypotensie.

Meet het serum-hCG twee keer met een 48 uur interval voor de diagnostiek van een EUG bij asymptomatische patiënten met een ZOL. Maak bij patiënten met een ZOL en een stijgende 48 uurs hCG-ratio > 50 % na wederom 48 uur eerst een transvaginale echo en herhaal een serum-hCG-bepaling bij deze patiënten indien er geen vroege intra- uteriene zwangerschap zichtbaar is.

Voer een chirurgische behandeling uit bij serum-hCG > 5000 IE/L of bij een echoscopisch bewezen EUG met omvang > 4cm of een vitale EUG.

Een cliënt met klachten moet altijd herbeoordeeld worden (ongeacht het serum hCG).

68
Q

Welke groep vrouwen lijken meer kans te hebben op een mola-zwangerschap? Welke groep vrouwen lijken meer vatbaar voor een mola-zwangerschap?

A

Vrouwen uit Zuid-Oost-Azië en vrouwen onder de 15 jaar of boven de 40 jaar.

69
Q

Waarom wordt er ook een longfoto gemaakt bij een vastgestelde mola-zwangerschap?

A

Molablaasjes kunnen via het bloed bij de longen komen en hebben daar meer kans op kankervormende cellen.

70
Q

Wat kan buiten een echoscopisch beeld wijzen op een mola-zwangerschap?

A

Een te grote buik voor het termijn en het ontbreken van cortonen bij de foetus.

71
Q

Waarom wordt er geadviseerd om een tijd niet zwanger te worden na een mola-zwangerschap en voor hoelang wordt anticonceptie aangeraden?

A

Er wordt aangeraden om 6 maanden nadat de hCG waardes normaal zijn, te wachten met zwanger worden. Het duurt meestal 4 maanden voordat al het mola weefsel verdwenen is. Het kan echter zo zijn dat toch overgebleven mola weefsel weer gereactiveerd wordt.

72
Q

Wat is het beleid bij een mola-zwangerschap en hoe zien de nacontroles er uit?

A

Een mola-zwangerschap wordt eigenlijk altijd behandeld met een zuigcurettage onder narcose (lokale anesthesie wordt afgeraden). Vanwege bloedverlies wordt er wel eens een bloedtransfusie gedaan.

Na de behandeling wordt er elke week een serum hCG bepaald. Wanneer de hCG waardes normaal zijn, moet er nog één keer een normale hCG waarde uit een bloedonderzoek komen.

73
Q

Hoe ziet je DD er uit bij bloedverlies in het eerste trimester?

A
  1. Contactbloeding
  2. Onverklaarbare onschuldig bloedverlies
  3. SOA, met name chlamydia of gonorroe
  4. Dreigende miskraam
  5. Abortus incompletus
  6. EUG
  7. Mola-zwangerschap
  8. Endometritis
  9. Myoom
  10. Poliep / carcinoom
  11. Stollingsstoornis (al dan niet door medictie gebruik)
  12. Buiktrauma
  13. Infectie (cystitis / salpingitis / appendicitis)
  14. Obstipatie / hemorroïden
  15. Placenta praevia
74
Q

Hoe werkt de positieve terugkoppeling van trombine?

A

Trombine wordt geproduceerd in de gemeenschappelijke keten.

Trombine stimuleert de vorming van weefselfactor en bloedplaatjesfactor. Hierdoor worden de extrinsieke en intrinsieke keten meer gestimuleerd en versneld de stolling.

75
Q

Waar moet je op letten bij pijnstilling en stollingsstoornissen?

A

Aspirine heeft met name een bloedverdunnende werking en werkt de stolling tegen door eventuele bloedingen tot gevolg. NSAID’s hebben een invloed op de werking van bloedplaatjes.

76
Q

Waarom zou een intramusculaire injectie niet geadviseerd worden bij hemofilie of andere stollingsstoornissen?

A

Er is een vergrote kans op een bloeding in de spier. Subcutaan mag wel.

77
Q

Waardoor is bloedstolling (gericht op vasoconstrictie en propvorming) een zichzelf versnellend proces?

A

Tijdens dit proces komen er door endotheelschade verschillende stoffen vrij, zoals ADP, serotonine, tromboxaan A2 en de von-willebrand factor. Serotonine en tromboxaan A2 spelen een rol bij vasoconstrictie en de von-willebrand factor speelt een rol bij propvorming. ADP draagt bij aan de binding van trombocyten aan het subendotheel.

78
Q

Hoe hechten trombocyten zich aan het subendotheel?

A

Wanneer het endotheel beschadigd raakt, komt het subendotheel en daarmee ook collageen in contact met bloed. Von Willebrand factor en calciumionen (2+) zorgen er vervolgens voor dat trombocyten zich kunnen hechten aan collageen.

ADP, serotonine, tromboxaan A2 en de von-willebrand factor komen hierbij vrij.

79
Q

Waar wordt de Von Willebrand factor geproduceerd?

A

Het endotheel en megakaryocyten

80
Q

Wat is trombocytopenie?

Wat is trombocytose?

A

Trombocytopenie: Een aandoening waarbij er te weinig bloedplaatjes aanwezig zijn in het bloed (< 80.000/microliter). Dit kan komen door een te hoge vernietiging van bloedplaatjes of een te lage aanmaak.

Trombocytose: Een aandoening waarbij er te veel bloedplaatjes aanwezig zijn in het bloed (> 1.000.000/microliter). Dit kan komen door een verhoogde aanmaak als reactie op een infectie, kanker of een ontsteking.

81
Q

Wat is de rol van vitamine K in het stollingsproces?

A

Vitamine K is nodig voor de aanmaak voor vier stollingsfactoren in de lever

82
Q

Wat is het probleem bij Ziekte Von Willebrand (VWD)?

A

Een laag gehalte van VWF of een abnormaal functionerend VWF. Factor VIII kan ook verlaagd zijn omdat VWF een rol speelt in de transport van de factor en stabilisering.

83
Q

Wat is de link tussen endometriose en VWD?

A

Endometriose kan een symptoom zijn bij VWD. Door retrograde menstruaties (terugvloeien van bloed via eileiders naar buikholte), een hogere kans op diagnose door hevige bloedingen tijdens menstruatie en vrouwen die ten onrechte worden gediagnosticeerd terwijl zij hemorragische ovariumcyste hebben.

84
Q

Welke hormoon verhoogt VWS en factor VIII?

A

Oestrogeen

85
Q

Wat is de fysiologie van VWD in de zwangerschap? Wat is het gevolg voor de bevalling?

A

In de zwangerschap stijgen VWF en factor VIII door de toename van oestrogeen. In de zwangerschap worden meestal normale waarden gehaald bij mensen die lijden aan VWD. De cliënt kan een normaal vaginaal bevallen wanneer zij milde VWD heeft en bij 30 weken normale waardes van VWF en factor VIII heeft.

86
Q

Wat is het beleid als iemand ernstige VWD heeft in de zwangerschap? Wat kan wel en wat niet? Wat wordt gegeven als profylaxe?

A

Dan moet de zwangere bevallen in een hemofiliebehandelcentrum. Epidurale anesthesie gegeven worden als VWF en factor VIII in voldoende concentraties aanwezig zijn. Als profylaxe kan stollingsfactorconcentraat gegeven worden om postpartum bloedingen te voorkomen.

87
Q

Wat moet je doen met een miskraam en VWD?

A

Bij een miskraam moet er overlegd worden met het hemofiliebehandelcentrum

88
Q

Kan je vaginaal bevallen wanneer er verwacht wordt dat het kind is aangedaan met VWD? Wat is gecontra-indiceerd (hetzelfde bij hemofilie en FNAIT)?

A

Een vaginale bevalling is alleen veilig als het kind niet is aangedaan met VWD. Vacuümextractie en routine-invasieve foetale bewaking (schedelelektrode) zijn gecontra-indiceerd

89
Q

Wat is het verschil tussen hemofilie A en B?

Wat gaat er niet goed bij hemofilie?

Hoe wordt hemofilie overgedragen?

A

Bij hemofilie A ontbreekt factor VIII en bij hemofilie B ontbreekt factor IX. De stollingscascade is verstoord waardoor er geen fibrine wordt gevormd. Hemofilie wordt genetisch X-gebonden recessief overgedragen.

90
Q

Wanneer kan de zorg in de eerste lijn gegeven worden bij een cliënt met hemofilie?

Wanneer worden de stollingswaardes gecontroleerd bij hemofilie?

A

Wanneer de cliënt normale stollingswaardes heeft en er geen hemofilie is vastgesteld bij de foetus, met name bij een jongen. Op het begin van de zwangerschap worden de stollingswaardes gecontroleerd en bij hemofilie A nog een keer in het derde trimester (30 weken) omdat factor VIII stijgt in de zwangerschap en factor IX niet.

91
Q

Wanneer is een poliklinische bevalling geïndiceerd bij hemofilie?

A

Wanneer er hemofilie is aangetoond bij de foetus of wanneer het niet bekend is bij een jongen.

92
Q

Wanneer en hoe wordt de foetus onderzocht op hemofilie?

A

Je doet alleen DNA onderzoek bij de foetus als hemofilie bekend is in de familie. Dat kan bij 10-12 weken met een vlokkentest of later in de zwangerschap door middel van een vruchtwaterpunctie.

93
Q

Hoe wordt de IVF procedure aangepast op hemofilie?

A

De embryo’s die geplaatst kunnen worden worden getest op hemofilie. Eén of twee niet aangedane foetussen worden teruggeplaatst.

94
Q

Wat is de werking van FNAIT (foetale of neonatale allo-immuuntrombocytopenie)

A

De moeder maakt antistoffen aan voor paternale trombocyt kenmerken bij de foetus.

Er ontstaat dan trombocytopenie bij het kind.

Dit ziekteverschijnsel komt in 50 procent van de gevallen ook in de eerste zwangerschap voor.

95
Q

Wanneer wordt de vader getest bij FNAIT?

Welk onderzoek is gecontra-indiceerd bij de foetus waarbij FNAIT wordt verdacht?

A

Bij verdenking op een FNAIT kan de vader getest worden op de aanwezigheid van het betreffende antigeen. Indien de vader heterozygoot is kan in een volgende zwangerschap de foetus in utero op de aanwezigheid van het antigeen worden getest d.m.v. amniocentese en PCR-onderzoek.

Vanwege het risico op boostering is een chorionvillusbiopsie (vlokkentest) relatief gecontra-indiceerd.

96
Q

Wat moet er post partum verricht worden bij een neonaat waarbij verdenking van FNAIT is?

Wie moet er aanwezig zijn?

A

Bij ieder kind met verdenking op trombocytopenie worden trombocytenaantallen direct post partum vastgesteld en dient vooraf de neonatoloog in consult te worden gevraagd

97
Q

Welke behandeling is er voor FNAIT en wat wil je voorkomen?

A

Meestal wordt geprobeerd hersenbloedingen (ICH) te voorkomen door intraveneuze toediening van hoge doses immunoglobuline (aan de moeder).

98
Q

Wat is het beleid bij een milde voorgeschiedenis en een kind met een trombocytopenie < 100·109 /l zonder ICH? (FNAIT)

A

Een vaginale bevalling wordt in dit geval nagestreefd.

Vanaf 38 weken wordt inleiding van de baring geadviseerd om onnodig lange toediening van IVIG en eventuele onrust bij ongeplande geboorte van het kind te voorkomen.

99
Q

Wat is het beleid bij een ernstige voorgeschiedenis en zonder diagnostische navelstrengpuncties van FNAIT?

En wanneer het trombocytenaantal goed is?

Wat wordt geadviseerd bij een ernstige voorgeschiedenis?

A

Een primaire sectio bij ongeveer 36 weken wordt in dit geval geadviseerd.

Bij een ernstige voorgeschiedenis en bekende goede trombocyten aantallen wordt een vaginale bevalling nagestreefd.

Reeds bij 32-36 weken wordt inleiding van de baring geadviseerd om onnodig lange toediening van IVIG te voorkomen en het risico op alsnog optreden van ICH te verkleinen.

100
Q

Welke trombose bevorderende factoren veranderen in de zwangerschap en bevalling?

A

Stuwing neemt toe in de vaten en de bloedstroom is langzamer (veneuze statis).

Factor VIII, V, VWF en X nemen toe is concentratie.

Proteïne C en S nemen af in concentratie.

Fibrinolyse wordt geremd.

Er is meer immobilisatie na de bevalling en er ontstaan vaatlaesies na de bevalling.

101
Q

Waarom is de bloedingsneiging bij DIS heel groot?

A

Bij DIS worden er veel kleine microtrombi gevormd. Om deze trombi te vormen worden veel stollingsfactoren al gebruikt, waardoor bij een bloeding stolling niet of erg slecht op gang komt.

102
Q

Hoe kan een infectie of een ernstige verwonding zorgen voor DIS?

A

Bij een infectie wordt DIS vaak veroorzaakt door endotoxinen die stolling op gang brengen. Endotoxinen zijn stofjes op bacteriën.

Bij ernstige verwondingen komen veel weefselfactoren en stollingsfactoren op gang.

103
Q

Wat is de werking van factor V leiden?

A

Bij factor V leiden zijn twee aminozuren verwisseld en hierdoor verloopt de splitsing van factor V tien keer zo langzaam dan normaal. Factor V wordt gesplitst door APC (geactiveerd proteïne C).

De stollingscascade is verlengd doordat de splitsing van factor V langer duurt. Hierdoor is de stollingsneiging veel groter en ook de kans op VTE.

104
Q

Wat houdt sikkelcelziekte in en wat is het beleid?

A

De bouw van Hb is afwijkend bij sikkelcelziekte.

De homozygote vorm kan ernstige gevolgen hebben (niet alleen tijdens de zwangerschap). De erytrocyten krijgen een sikkelvorm en kunnen (micro)infarcten veroorzaken in allerlei organen, inclusief de placenta. Kenmerkend hierbij zijn de botpijnen en pijn in de lever regio.

Beleid kan inhouden

  • Foliumzuur slikken
  • Antibiotica om een infectie tegen te gaan
  • Pijnstilling bij een sikkelcelcrisis
  • Vochttoediening bij een sikkelcelcrisis
  • Bloedtransfusies
  • Ontijzeringstherapie
  • Medicatie hydrea (stimuleert de aanmaak foetale Hb en remt daarmee de aanmaak van sikkelcellen)
105
Q

Wat houdt thalassemie in en wat is het beleid?

A

Bij thalassemie is de synthese van een of meer globineketens verstoord. De bouw van deze globineketens zijn normaal, alleen de synthese van de beta en alfa ketens is verstoord. De erytrocyt heeft hierdoor een kortere levensduur.

Beleid kan inhouden

  • Bloedtransfusies
  • Ontijzerings therapie
  • Het slikken van foliumzuur.
106
Q

Leg de volgende begrippen uit.

MDG
SDG
Maternal mortality ratio
Maternal mortality rate

A

MDG: Milleninium Development Goals, doelen om maternale sterfte te verlagen tegen 2015.

SDG: Sustainable Development Goals, doelen om maternale sterfte verlagen aan de hand van 17 doelen tegen 2030.

Maternal mortality ratio: Het jaarlijks aantal vrouwelijke sterfte per 100,000 geboortes (levend) gekoppeld aan een oorzaak gerelateerd of verergerd door zwangerschap of de management eraan.

Maternal mortality ratio: Betekent het aantal maternale sterftes in een bepaalde periode per 100,000 vrouwen in de fertiele levensfase tijdens dezelfde periode.

107
Q

Leg de volgende begrippen uit.

Morbiditeit
Mortiliteit
TLTL
TMTS

A

Morbiditeit: Hoeveel mensen er aan leiden.

Mortaliteit: Hoeveel er aan overlijden.

TLTL: Too little, too late, te lang op iets focussen, een slechte opleiding, slechte infrastructuur, te laat bij het ziekenhuis of zorg is niet beschikbaar.

TMTS: Too much, Too soon, door te snel te behandelen kan het snel fout gaan, te snel antibiotica geeft kans op resistentie, overmedicalisering en het te veel gebruik van niet evidence based interventies.

108
Q

Leg de volgende begrippen uit.

Near miss
The big five
Indirecte sterfte

A

Near miss: Casussen waarbij een vrouw bijna aan is overleden maar deze toch overleefd.

The big five:

  1. Bloedingen (voornamelijk pp).
  2. Infecties (voornamelijk pp).
  3. Hypertensie tijdens de zwangerschap.
  4. Obstetrische complicaties.
  5. Onveilige abortus.

Indirecte sterfte: Een ziekte die tijdens de zwangerschap is ontstaan.

109
Q

Noem voorbeelden van kwaliteit van levels of care

A
Een lange weg naar het ZH
Geen transport naar het ZH
Late diagnose, slechte behandeling
Geen bloed
Ondervoeding
Malaria
Geen scholing
110
Q

Hoe werkt laparoscopie?

A

Er wordt een klein sneetje gemaakt in de navel, waar vervolgens een dun buisje in wordt gebracht.
Dan wordt er onschadelijk koolzuurgas ingebracht, zodat alle organen goed te zien zijn.
Een kijkbuis wordt ook via het sneetje ingebracht, waar een videocamera aan wordt gekoppeld.
De opening kan ook gemaakt worden onder de ribbenboog of zelfs in de vagina achter de baarmoedermond.

111
Q

Waarom is de diagnose appendicitis moeilijker te stellen in de zwangerschap?

A

Door veranderde lokalisering van de darmen kan de appendix op een andere plek zitten. Soms ligt deze hoger.

Toch blijkt dat de appendix vaak niet hoger ligt en dat bij niet-zwangere de appendix ook hoger kan liggen.

Appendicitis kan gemakkelijk worden gemist omdat zwangere meer leukocyten hebben dan normaal.

112
Q

Wat wordt er gedaan met appendicitis in de zwangerschap?

A

Na diagnose is operatieve verwijdering geïndiceerd.

Voor 24 weken: Laparoscopische verwijdering.
Na 24 weken: Open appendectomie.

Lokalisering van de appendix wordt van tevoren bepaald.

113
Q

Wat kan een oorzaak zijn van salpingitis en wat is het beleid in de zwangerschap?

A

Salpingitis is een ontsteking aan de eierstokken of eileiders en komt vaak door chlamydia of gonorroe.

Er kan een kweek worden gedaan om chlamydia of gonorroe vast te stellen.

Salpingitis wordt behandeld met antibiotica en veel rust om verdere ontsteking te voorkomen.

114
Q

Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van PID en wat moet altijd gedaan worden voor behandeling van PID?

A

Anaerobe gramnegatieve staven en chlamydia trachomatis zijn de meest voorkomende verwekkers van pelvic inflammatory disease.

Eerst moet getest worden op chlamydia en gonorroe via een cervixuitstrijkje.

Daarna kan pas antibiotica ingezet worden.

115
Q

Wat is de behandeling van PID?

A

Antibiotica voor 14 dagen en eventueel het verwijderen van een IUD (half uur na intraveneus toedienen van antibiotica).

Een IUD hoeft niet verwijderd te worden nadat een SOA een oorzaak was.

116
Q

Wat staat in je DD voor buikpijn?

A
  1. Bandenpijn
  2. Spierpijn
  3. Dreigende abortus
  4. Abortus incompletus
  5. EUG
  6. Mola-zwangerschap
  7. Endometritis
  8. Myoom
  9. Buiktrauma
  10. Cystitis
  11. Appendicitis
  12. Peritonitis
  13. Nierstenen
  14. Galstenen
  15. Obstipatie
  16. SOA
  17. Uterusruptuur of bloeding
  18. Poliep of carcinoom
  19. Hypertensie
  20. Harde buiken of braxton hicks
  21. Beursheid door leven voelen
  22. Groeipijn
  23. Partus prematurus
  24. Abruptio placentae
  25. Griep of buikgriep
  26. Voedselvergiftiging
  27. Begin van baring
117
Q

Wat is het doel van statistische toetsen?

A

Je kan concluderen dat de gevonden conclusie van een onderzoek geldt voor de gehele populatie

118
Q

Wat is een nulhypothese?

A

Je vermoedt dat het verschil tussen gemiddelden nul zal zijn.

Er wordt altijd vanuit gegaan dat er geen verschil gaat zijn in de populatie (dus ook in het onderzoek).

Een waarde die correspondeert met geen verschil, geen effect, geen samenhang, geen groter risico of odds.

De nulhypothese kan verworpen worden als de p-waarde erg klein is (onder 0,05)

119
Q

Waar staat de p-waarde voor?

A

De overschrijdingskans, de kans op een gevonden uitkomst als de nulhypothese juist is, die kans kan groot of klein is

120
Q

Wanneer is er sprake van statistische significantie?

A

De betreffende uitkomst in de steekproef is waarschijnlijk geen toeval, dus er zal in de populatie ook wel sprake zijn van een verschil, effect, een groter risico of odds, samenhang, etc.

M.a.w. men verwerpt dus de nulhypothese (want die zei immers dat er geen verschil, effect, etc. was in de populatie).

Een waarde is significant bij een p-waarde onder 0,05.

121
Q

Welke fouten kun je maken bij het interpreteren van de uitkomst van een toets?

A

Je kan onterecht de nulhypothese verwerpen.

Dit zijn een aantal interpretaties die onjuist zijn.
Een significante uitkomst is betrouwbaar (onjuist).

P-waarde is de kans dat de alternatieve hypothese waar is (onjuist).

P-waarde is de kans dat de nulhypothese waar is (onjuist).

P-waarde is de kans dat de uitkomst toe te schrijven is aan toeval (onjuist).

P-waarde is de kans dat de uitkomst niet toevallig is (onjuist).

122
Q

Welke t-toetsen heb je?

A

One-sample t-toets (één groep, één gemiddelde, regressiecoëfficiënt)

Independent samples t-toets (twee groepen, twee gemiddelden)

Paired samples t-toets (één groep twee keer gemeten, gemiddeld verschil)

Chi-kwadraat toets

Meta-analyse

-2loglikelihoodratio toets.

123
Q

Wat is een nominale variabele?

A

Bij een nominaal meetniveau heeft een variabele waarden die van hetzelfde niveau zijn.

Bijvoorbeeld bij de variabele geslacht, staan de waarden ‘Man’ en ‘Vrouw’ op hetzelfde niveau.

124
Q

Wanneer gebruikt men een chi-kwadraat toets?

A

Toetsen op de verdeling van de onafhankelijke variabele over de ‘afhankelijke groepen’

125
Q

Wat is je DD voor bloedverlies na 16 weken?

A
  1. Placenta abruptio
  2. Placenta praevia
  3. Vasa praevia
  4. Begin baring
  5. Cervixcarcinoom / poliep
  6. Cervicitis
  7. Contactbloedingen
  8. SOA
  9. Buiktrauma
  10. Uterusruptuur
  11. Randvenebloeding
  12. Infectie
  13. Endometritis
  14. Stollingsstoornis
  15. Obstipatie / hemorroïden
126
Q

Wat is een placenta arcreta, increta of percreta?

A

De decidua van het endometrium ontbreekt, waardoor de placenta direct op het myometrium insereert.

Wanneer de placenta alleen in het myometrium insert, heet het placenta accreta.

Wanneer de placenta in het myometrium groeit wordt het placenta increta genoemd.

Wanneer de placenta door het myometrium is gegroeid of in omliggende structuren, wordt dat placenta percreta genoemd.

127
Q

Wat is een placenta bilobata, randvenebloeding en een placenta cicumvallata?

A

Placenta bilobata: Een placenta die uit twee delen bestaat waardoor de bloedvaten anders lopen dan normaal.

Randvenebloeding: Een bloeding uit de rand van de placenta die niet laag geïnsereerd is. Dit is eigenlijk een verlegenheidsdiagnose, men kan ook zeggen dat de oorzaak onbekend is.

Placenta cicumvallata: Foetale chorionplaat reikt niet tot de rand van de placenta. Hierdoor is de foetale kant van de placenta kleiner dan de maternale kant. Als meer placenta-volkstammen doorlopen buiten de rand van de chorionplaat, kunnen er bloedingen ontstaan. Placenta cicumvallata verhoogd de kans op vroeggeboorte.

128
Q

Wat zijn de vier verschillende soorten placenta praevia?

A

Placenta praevia totalis: Hierbij ligt de placenta over het gehele ostium internum.

Partiële placenta praevia: Hierbij bedekt de placenta gedeeltelijk het ostium internum.

Placenta praevia marginalis: Hierbij reikt de placenta tot aan het ostium internum.

Laagliggende placenta: Hierbij is de placenta geïmplanteerd in het onderste uterussegment, maar reikt zij niet tot aan het ostium.

129
Q

Waarom verschuift de locatie van de placenta door de zwangerschap nog wat?

A

Het onderste uterussegment groeit nog verder in de zwangerschap, waardoor de placenta nog wat naar boven verplaatst.

130
Q

Wat moet je doen bij placenta arcreta, increta of percreta?

A

Verwijzen naar een multidisciplinair team die intensive-carevoorzieningen, snelle beschikbaarheid van bloedproducten, voldoende chirurgische expertise en eventueel de beschikbaarheid over een interventieradioloog hebben

131
Q

Wanneer kan bij een placenta praevia een vaginale bevalling en wanneer een sectio?

A

Een vaginale bevalling kan nog wanneer de placenta 2 tot 3,5 cm van het ostium af ligt.

Bij minder dan een centimeter moet zeker een sectio verricht worden.

132
Q

Wanneer een placenta praevia asymptomatisch verloopt, wanneer is een sectio geïndiceerd?

A

Bij 37 weken

133
Q

Wat kan er gezien worden op echoscopie bij een placenta abruptio?

A

Een retroplacentaire bloeding

134
Q

Wat moet er gedocumenteerd worden na een abruptio?

A
  1. Gedeeltelijk of geheel los liggende placenta
  2. Stolsels in utero
  3. Stollingsproblemen moeder
  4. Couvelaire uterus (bloeduitstorting in de spieren van de uterus ten gevolgen van placenta abruptio),
  5. Bloederig vruchtwater
135
Q

Wat wordt er gedaan bij verdenking op een abruptio?

A
  1. Bloeddruk en pols worden gemeten
  2. Infuus wordt ingebracht
  3. Bloed wordt afgenomen
  4. Registratie foetale harttonen
  5. Een spoedsectio.
136
Q

Wanneer zou je de navelstrenginsertie willen bepallen

A

Wanneer een laagliggende placenta bekend is. Dit kan gebeuren in het tweede of derde trimester. Dit doe je om te kijken hoe groot de kans is op vasa praevia.

137
Q

Welke vier soorten shock zijn er?

A

Hypovolemische
Distributieve (neurogene, septische, allergische)
Cardiogene
Obstructieve.

138
Q

Wat is hypovolemische shock en waarvoor ga je dan compenseren?

A

Het vloeistofvolume in het vasculaire systeem is kleiner dan de normale vasculaire inhoud.

Je gaat compenseren:

  1. Verhoogde hartfrequentie
  2. Vasoconstrictie
  3. Urineproductie verlaagd
  4. Ademfrequentie gaat omhoog