Urine diagnostiek en zuurbasestoornissen Flashcards
Afwijkingen die in de urine gevonden kunnen worden
Aanwezigheid van bacteriën en leukocyten: UWI
Eiwit: chronische nierschade
Erytrocyten: hematurie (allerlei oorzaken mogelijk; maligniteit en niersteenlijden)
Nitriet en glucose
Nitriet hoort negatief te zijn in de urine, kan positief zijn bij positieve UWI en kan vals negatief zijn
Glucose hoort niet aanwezig te zijn in urine. Kan positief door diabetes mellitus of chronische nierinsufficiëntie.
Cilinders in urine
Kunnen ontstaan door bijv. verhoogde druk in de nefronen, destructie van tubuluscelwand door leukocyten, acute celnecrose glomerulus of tubulus door verminderde perfusie of intrinsieke factoren.
Urinekristallen
Kunnen komen door medicatie. Kan niersteenvorming induceren.
Acidose en alkalose
Acidose: toename van H+ concentratie, waardoor pH daalt
Alkalose: afname H+ waardoor pH stijgt.
2 soorten zuren die van fysiologisch belang zijn
- Koolzuur H2CO3, potentieel zuur. Grote productie per dag in CO2 vorm. Is vluchtig (uitscheiding via longen/ventilatie) en ontstaat bij oxidatie van koolhydraten, vetten en neutrale aminozuren
- Niet-koolzuur (anorganisch-organisch). Kleinere productie. Is niet-vluchtig (uitscheiding via nieren, maar eerst binding van H+ aan buffer nodig). Ontstaat bij oxidatie van aminozuren.
Buffers die gebruikt worden
- Bicarbonaat (extracellulaire buffer)
- Hydrogeen fosfaat (intracellulaire buffer)
- Carbonaat (buffer in botten)
Terugresorptie van bicarbonaat
Dan daalt pH in proximale tubulus. In proximale tubulus vindt grootste deel van terugresorptie plaats (85%) de rest wordt terug geresorbeerd in Lis van Henle.
Uitwisseling van waterstofionen tegen natriumionen
Door de uitwisseling waarbij Na de tubuluscel in gaat komt er H+ ion in het lumen van proximale tubulus terecht. Energie komt van Na/K-ATPase in basale zijde proximale tubulus
Bicarbonaat tubuluscel in
Bicarbonaat komt via voorurine in proximale tubulus en wordt gebonden aan H+ ion. Dat vormt H2CO3 en dan CO2 en H2O. H2O wordt via aquaporine opgenomen uit lumen in proximale tubuluscel. CO2 komt via tubuluswand naar binnen. Dan wordt o.i.v. koolzuuranhydrase H2CO3 gemaakt.
Omzetting bicarbonaat in tubuluscel
H+-ion wordt vervolgens vrij gegeven in tubuluscel, wordt uitgepompt in tubuluslumen door uitwisseling tegen een Na ion.
Processen in type A intercalated cells
Uitpompen H+ door middel van H+ ATP-ase
Uitwisseling CL- tegen HCO2
Type B intercalated cells
Excretie van bicarbonaat vindt er plaats. Als alkalose gaande is kan nier bicarbonaat uitscheiden met terugresorptie van chloor. Als sprake van uitdroging, dan vaak weinig chloor bicarbonaat kan dan niet goed worden uitgescheiden.
Veranderingen bij nierinsufficiëntie
- Bij minder nefronen begint lichaam vaak al met iets lagere concentratie bicarbonaat
- Bij optreden verhoogde zuurbelasting is geen toename NH4+ excretie waardoor H+ achterblijft
- H+ kan gebufferd worden met extracellulair bicarbonaat
- Bot is nu dan vaak belangrijke buffer. Nadeel is dat bot demineraliseert en botontkalking optreedt.
- H+ ionen worden intracellulair in spieren opgeslagen, kan leiden tot spierzwakte.
Normaalwaarden bij bloedonderzoek naar zuur-basestoornis
HCO3-: 22-26mmol/L
pCO2: 36-44mmHg
pH: 7,35-7,45