Urine diagnostiek en zuurbasestoornissen Flashcards

1
Q

Afwijkingen die in de urine gevonden kunnen worden

A

Aanwezigheid van bacteriën en leukocyten: UWI
Eiwit: chronische nierschade
Erytrocyten: hematurie (allerlei oorzaken mogelijk; maligniteit en niersteenlijden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nitriet en glucose

A

Nitriet hoort negatief te zijn in de urine, kan positief zijn bij positieve UWI en kan vals negatief zijn
Glucose hoort niet aanwezig te zijn in urine. Kan positief door diabetes mellitus of chronische nierinsufficiëntie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cilinders in urine

A

Kunnen ontstaan door bijv. verhoogde druk in de nefronen, destructie van tubuluscelwand door leukocyten, acute celnecrose glomerulus of tubulus door verminderde perfusie of intrinsieke factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Urinekristallen

A

Kunnen komen door medicatie. Kan niersteenvorming induceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Acidose en alkalose

A

Acidose: toename van H+ concentratie, waardoor pH daalt
Alkalose: afname H+ waardoor pH stijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 soorten zuren die van fysiologisch belang zijn

A
  • Koolzuur H2CO3, potentieel zuur. Grote productie per dag in CO2 vorm. Is vluchtig (uitscheiding via longen/ventilatie) en ontstaat bij oxidatie van koolhydraten, vetten en neutrale aminozuren
  • Niet-koolzuur (anorganisch-organisch). Kleinere productie. Is niet-vluchtig (uitscheiding via nieren, maar eerst binding van H+ aan buffer nodig). Ontstaat bij oxidatie van aminozuren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Buffers die gebruikt worden

A
  • Bicarbonaat (extracellulaire buffer)
  • Hydrogeen fosfaat (intracellulaire buffer)
  • Carbonaat (buffer in botten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Terugresorptie van bicarbonaat

A

Dan daalt pH in proximale tubulus. In proximale tubulus vindt grootste deel van terugresorptie plaats (85%) de rest wordt terug geresorbeerd in Lis van Henle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uitwisseling van waterstofionen tegen natriumionen

A

Door de uitwisseling waarbij Na de tubuluscel in gaat komt er H+ ion in het lumen van proximale tubulus terecht. Energie komt van Na/K-ATPase in basale zijde proximale tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bicarbonaat tubuluscel in

A

Bicarbonaat komt via voorurine in proximale tubulus en wordt gebonden aan H+ ion. Dat vormt H2CO3 en dan CO2 en H2O. H2O wordt via aquaporine opgenomen uit lumen in proximale tubuluscel. CO2 komt via tubuluswand naar binnen. Dan wordt o.i.v. koolzuuranhydrase H2CO3 gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Omzetting bicarbonaat in tubuluscel

A

H+-ion wordt vervolgens vrij gegeven in tubuluscel, wordt uitgepompt in tubuluslumen door uitwisseling tegen een Na ion.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Processen in type A intercalated cells

A

Uitpompen H+ door middel van H+ ATP-ase
Uitwisseling CL- tegen HCO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Type B intercalated cells

A

Excretie van bicarbonaat vindt er plaats. Als alkalose gaande is kan nier bicarbonaat uitscheiden met terugresorptie van chloor. Als sprake van uitdroging, dan vaak weinig chloor bicarbonaat kan dan niet goed worden uitgescheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Veranderingen bij nierinsufficiëntie

A
  • Bij minder nefronen begint lichaam vaak al met iets lagere concentratie bicarbonaat
  • Bij optreden verhoogde zuurbelasting is geen toename NH4+ excretie waardoor H+ achterblijft
  • H+ kan gebufferd worden met extracellulair bicarbonaat
  • Bot is nu dan vaak belangrijke buffer. Nadeel is dat bot demineraliseert en botontkalking optreedt.
  • H+ ionen worden intracellulair in spieren opgeslagen, kan leiden tot spierzwakte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Normaalwaarden bij bloedonderzoek naar zuur-basestoornis

A

HCO3-: 22-26mmol/L
pCO2: 36-44mmHg
pH: 7,35-7,45

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hypokaliëmie

A

Kan zich uiten als spiermoeheid. Want rustmembraanpotentiaal komt lager te liggen waardoor drempelwaarde voor AP relatief hoger komt te liggen. Sterkere prikkels zijn nodig voor zelfde effect

17
Q

Thiazidediureticum

A

Zorgt voor volumedepletie waardoor de bloeddruk wordt verlaagd. RAAS wordt geactiveerd, aldosteron komt vrij en zorgt ervoor dat Na wordt teruggeresorbeerd via ENAC, K wordt uitgescheiden voor uitwisseling.
Als weinig H+ in bloed, wordt H+ uit cellen gehaald en moet worden uitgewisseld voor K+, hierdoor daalt K+ concentratie in bloed ook. Grotere uitscheiding van K, dus kans op hypokaliëmie.
Hypokaliëmie kan woorkomen worden door K-sparende diuretica te gebruiken of ACE-remmer

18
Q

Gecombineerde acidose en alkalose

A

Gecombineerde alkalose kan alleen ontstaan als bicarbonaatconcentratie verhoogd is en pCO2 verlaagd
Gecombineerde acidose kan alleen ontstaan als bicarbonaatconcentratie is verlaagd en pCO2 verhoogd.

19
Q

Kaliumshift

A

Cellen nemen snel H+ op als buffer om acidose te verminderen. H+ ionen worden ingewisseld tegen K+-ionen, hyperkaliëmie ontstaat.

20
Q

Metabole alkalose

A

Kan komen door hevig braken. Bij lab: hoog pH, hoog bicarbonaat en compensatoir hoge pCO2 voor respiratoire compensatie (lage pO2 in bloedgas).
Behandelen: elektrolytenoplossing (NaCl of KCl). Als ook chronische nierinsufficiëntie behandelen met hemodialysevloeistof met laag genoeg bicarbonaat om evenwicht te herstellen.

21
Q

Respiratoire alkalose

A

Te hoge pH op basis van te lage pCO2, bicarbonaat zal compensatoir zijn verlaagd.
Aanvullend onderzoek: X-thorax, toxicologiescreening, elektrolyten en leverwaarden, nachtelijk bloedgas en CT van hoofd.