oedeem + nefrotisch syndroom en afwijkingen in elektrolytenhuishouding Flashcards
Oedeem
Vochtophoping in interstitium. 2 factoren spelen rol bij ontstaan
- Verandering in capillaire hemodynamiek, vloeistof vanuit bloedvaten verplaatst naar interstitium
- Renale water- en zoutretentie, leidt tot toename ECV
Lokaal oedeem door obstructie van lymfevaten of venen. Gegeneraliseerd oedeem kan ontstaan door nierziekte. Naast nieren kunnen ook longen, hart of lever aangedaan zijn.
Drukken in capillair en oedeemvorming
Hydrostatische druk is naar buiten gericht (ontstaat door systemische bloeddruk). Als hypertensie en vat uitrekt door hogere capillairdruk zal constrictie van afferente sfincters plaatsvinden. Druk in capillair daalt. Hydrostatische druk is normaal hoger in bloedvat dan interstitium, dan filtratie.
Colloïd-osmotische druk, naar binnen gericht. Door filtratie neemt capillairdruk toe. aan begin van vat is meer filtratie want colloïd-osmotische druk is aan begin lager dan op moment dat al veel gefiltreerd is. Dus aan einde vat meer resorptie.
Gegeneraliseerd oedeem en longziekten
Longemfyseem is obstructie van alveoli en capillairlissen. Alveolaire septa gaan kapot, RV verdeeld minder bloed over bloedvaten dus druk in longvaatbed neemt toe, als dat lang genoeg is rechterventrikel falen. Bloed moeilijker hart in vanuit v. cava, bloeddruk gaat omhoog en RAAS wordt actief, dan water en zoutretentie in nieren en uiteindelijk oedeem.
Patiënten met longziekten als oorzaak van oedeem is normaal serumalbumine en geen proteïnurie.
Linkerventrikel falen
Kan komen door coronairlijden, slagvolume daalt. Dan lagere bloeddruk waardoor RAAS en sympathicus actief worden en ADH afgifte. Dan water en zoutretentie, preload herstelt maar leidt ook tot oedeem
Normale serumalbumine en geen proteïnurie
2 hypothesen van oedeemvorming bij levercirrose
- Portale hypertensie: hepatits vaak geweest bij levercirrose waardoor levercellen kapot zijn gegaan-> portale hypertensie kan ontstaan
- Primaire vasodilatatie: bloeddruk daalt, RAAS actief, water en zoutretentie.
- Bij patiënten met levercirrose is laag plasma-albumine spiegel.
Nierinsufficiëntie
Normaal wordt dagelijks 150L gefiltreerd. Meerendeel zout wordt terug geresorbeerd in proximale tubulus (via angiotensine II). In opstijgende deel lis van Henle is 25% resorptie. Waterresorptie in proximale tubulus, dalende deel lis van Henle en in verzamelbuis (via ADH)
Plasma-albumine is vaak normaal, mogelijk proteïnurie.
Kenmerken renale syndromen
Hypertensie, nierinsufficiëntie (kan leiden tot uremisch syndroom), proteïnurie en tubulaire functiestoornissen
Nefrotisch syndroom
Meer dan 3,5g eiwit in urine per dag aanwezig. Verlaagd serumalbumine komt voor. Last van oedeem en hoog cholesterol. Tot 30mg albumine in urine is normaal, tot 300mg is micro-albuminurie en bij meer dan 300mg proteïnurie/macro-albuminurie.
Eiwit aantonen met dipstick. GFR is normaal
2 theorieën voor oedeem ontstaan
Ondervullingstheorie: door eiwitverlies in urine is lage hoeveelheid eiwit in bloedbaan. Oncotische druk is laag, daardoor minder terugresorptie, dan hypovolemie, en dus water en zoutretentie
Overvullingstheorie: te veel zoutretentie. Hypervolemie-> hypertensie.
Minimal change glomerulopathie
Meest voorkomende oorzaak nefrotisch syndroom bij kinderen. Waarschijnlijk immunologische oorzaak, selectiviteit gaat verloren, deeltjes kunnen makkelijker gefiltreerd worden. Prednison tegen klachten.
Focale segmentale glomerulosclerose
Focaal sclerose van glomeruli. Verbindweefseling drukt de gezonde capillairen dicht.
Membraneuze glomerulopathie
Afwijking in basaal membraan, kleurt aan bij immunofluorescentie, zitten vaak immuuncomplexen onder. Is bij volwassenen belangrijkste oorzaak van nefrotisch syndroom. Vaak moet biopt worden gedaan
Complicaties nefrotisch syndroom
Leidt tot water en zoutretentie. Daarnaast proteïnurie en daardoor te laag plasma albumine. Lever maakt dan eiwitten en lipoproteïnen aan. Door HDL verlies ontstaat dyslipidemie. Ook verhoogde trombose neiging en kans op infecties
Behandeling nefrotisch syndroom
Hangt af van oorzaak, vaak corticosteroïden geven.
Symptomatische behandeling: statines (bij hypercholesterolemie), zoutbeperkt dieet en diuretica (bij oedeem), acenocoumarol (bij trombosepreventie) en zoutbeperking, ACE-remmer en/of NSAID (bij proteïnurie).
Bij diuretica kiezen voor lisduretica. Thiazidediuretica werken in distale tubulus en remmen Na-Cl-cotransporter en K-sparendediuretica werken in verzamelbuizen en remmen ENAC kanalen.
Polydipsie
Teveel drinken, nieren proberen zoveel mogelijk water uit te scheiden. Osmolariteit en natriumconcentratie is laag. Totaal Na in bloed is normaal.
Oplossing: minder water drinken.