urinair stelsel Flashcards

1
Q

hoefijzernier

A

fusie van craniale nierpolen -> toevalsbevinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

renale aplasie

A

geen aanleg van nier -> contralaterale nier vergroot
- bilateraal: niet leefbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

renale dysplasie

A

ontwikkelingsstoornis in nier -> abnormale differentiatie renaal parenchym en aanwezigheid van abnormale structuren
- groepjes immature glomeruli
- zones van ongedifferentieerd mesenchym
- persistentie metanefrotische kanalen
- atypisch tubulair epitheel
- kraakbenige en benige metaplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

juveniele nefropathie

A

chronische nieraandoening
- niet-inflammatoir
- degeneratief
- ontwikkelingsstoornis
- nierinsufficientie => kleine putjes in nieropp, onregelmatige bleke nier

sporadisch of erfelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe ontstaan renale cysten?

A
  • obstructie nefron = cysteuze dilatatie
  • afwijking in tubulair basaalmembraan = tubulaire zakvormige dilatatie
  • afwijking in tubulaire cilia = polycysteus
  • dedifferentiatie van tubulair epitheel = gedilateerde tubuli
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bij welke dieren komen enkelvoudige niercysten vooral voor?

A

rund + varken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

polycystic kidney disease (bij welke rassen?)

A

mutatie PKD gen -> vorming abnormaal polycystine eiwit
- gevuld met helder vocht
- gevolg: door groter worden ontstaat tubulo-interstitiële nefritis met nierfalen + fibrose
- vaak bij pers + bull terrier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

veroorzaakt pyelonefritis een renale of post-renale ACI?

A

renaal => opklimmende infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn kenmerken acuut nierfalen?

A
  • oligurie/anurie
  • azotemie
  • hyperkaliemie
  • metabole acidose
  • longoedeem: door vochtretentie, hypertensie, verstoorde elektrolyten, verhoogde permeabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn kenmerken chronisch nierfalen?

A
  • polyurie/polydipsie -> concentreren niet mogelijk
  • dehydratatie
  • elektrolyten inbalans
  • acidose
  • niet-regeneratieve anemie: geen EPO -> geen stimulatie beenmerg
  • retentie afvalstoffen: ureum, crea
  • metastatische calcificatie: meer P en minder Ca, geen activatie vit D in nier -> PTH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verschil azotemie en uremie

A

azotemie: verhoogd aantal N-afvalproducten in bloed -> ureum en creatinine -> GEEN symptomen

uremie: symptomen door teveel ureum/crea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn niet-renale letsels bij uremie?

A
  • endotheel bloedvaten aangetast -> hyaliene arteriolosclerose
  • ulceratieve necrotiserende stomatitis en gastritis (hoge pH)
  • bruin/grijs beleg in muil
  • ulceratieve hemorragische colitis
  • metastatische mineralisatie
  • longoedeem
  • spongiforme degeneratie -> astrogliosis
  • niet-regeneratieve anemie (geen EPO -> geen stimulatie beenmerg)
  • fibreuze osteodystrofie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

intact nefron mechanisme

A

functie volledig nefron verstoord door gestoorde peritubulaire bloedvloei door glomerulaire schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hyperfiltratie mechanisme

A

capillaire hypertensie leidt tot verhoogde capillaire filtratie -> glomerulosclerose = schrompelnier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

immuuncomplex mechanisme

A

immuuncomplexen in glomeruli zorgen voor schade (glomerulinefritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verschil glomerulonefritis en glomerulopathie

A

glomerulonefritis: glomeruli beschadigd met secundair tubuli, interstitium en/of bloedvaten

glomerulopathie: glomerulaire schade ZONDER ontstekingscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

crescent vorming

A

cellulaire reactie als respons bij fibrine exsudatie in de urinaire ruimte bij beschadiging glomerulaire basale membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

synechiae

A

adhesies tussen podocyten van de glomerulaire tuft en het kapsel ontstaan bij schade => hypertrofie en hyperplasie van podocyten van kapsel Bowman + fibrine thrombi in blvt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

glomerulaire cysteuze atrofie

A

door obstructief proces thv tubuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verschil tubulaire atrofie en necrose

A

atrofie: epitheelcellen kubisch-afgeplat -> later: opgezwollen met necrose of apoptose

necrose: cortex bleek en gezwollen, oppervlak vochtig, striatie met coagulatienecrose tubuli = oorzaak acuut nierfalen (vaak hele cortex wit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

cloisonné nieren

A

donkerbruin/zwarte nieren bij geit door neerslag ferritine en hemosiderine in tubulaire basaalmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

oorzaken voor witte cortex nier

A
  • acute tubulaire necrose
  • fysiologische vetopstapeling kat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

renale fibrose

A

verlies van nefron waarbij samen met het omgevend interstitium wordt ingenomen door bindweefsel -> opp is onregelmatig, klein, hard + nierkapsel moeilijk te verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

extramedullaire hematopoese

A

bloedvorming in interstitium van nier bij beenmerg onderdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

glomerulaire amyloidose (hoe ziet nier uit?)

A

AA reactieve type door amyloide neerslagen door acute fase eiwit serum amyloid A
- bij chronische inflammatie of neoplasie

=> nieren: vergroot, glad, bruine putjes

histologisch: hyaliene neerslagen in mesangium, glomerulus aangetast en ingenomen door amyloid, tubuli atrofisch, congo-rood+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

tubulaire amyloidose

A

amyloid in basaalmembraan tubuli en interstitium
- asympatomatisch
- sharpei + abessijn: familiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

hemoglobine nefrose

A

hemolyse -> Hb in bloed -> beschadiging tubulair epitheel + oranje-rode granulaire casts
=> nier: diffuus rood-zwart

oorzaken: bv. koper intoxicatie, leptospirose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

oxalaat nefrose

A

vorming oxalaat kristallen bij anti-vries -> schade: anurie, acute nierfalen, hypocalcemie, sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

hoe ontstaat pulpy kidney disease?

A

clostridium perfrigens -> acute tubulus necrose
- nier: papperig met oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

hydronefros (oorzaak, uni- of bilateraal, congenitaal of verworven?)

A

progressieve dilatatie van het nierbekken met secundaire atrofie van de medulla en cortex
- oorzaak: obstructie urinewegen
- uni- of bilateraal
- congenitaal < verworven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

DIS

A

gedissimineerde intravasculaire coagulatie -> microthrombi in capillairen die zuurstofvoorziening van cellen compromitteert
- coagulatienecrose + bloedingen => gemarmerd patroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

infract renale arterie - interlobaire arterie - arcuate arterie - interlobulaire arterie

A
  • renale arterie: volledige necrose nier
  • interlobulair: wigvormig (donker) cortex + medulla
  • arcuaat: wigvormig hemorragisch infarct in cortex -> dan geel/grijs infarct omgeven door rode en witte rand
  • interlobulair: speldenkop puntjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

polair infarct

A

grote infarcten aan 1 of beide polen nier door gestegen druk in pelvis met knikken van a. arcuata

34
Q

wat is geen gevolg van chronische renale fibrose?
- fibreuze osteodystrofie
- arteriolosclerose
- anemie
- hyperthyroidie

A

hyperthyroidie

35
Q

welke stelling mbt glomerulonefritis is correct?
- bij binding op de basaalmembraan van auto-antistoffen is er een lineaire verspreiding
- membranoproliferatieve glomerulopathie bevindt zich abluminaal (zijn antistoffen)
- membraneuze glomerulopathie bevindt zich luminaal.
- Bij glomerulonefritis worden er antistoffen gevormd tov de podocyten

A

bij binding op de basaalmembraan van auto-antistoffen is er een lineaire verspreiding

(- lumpy bumpy: circulerende antistof complexen
- lineair: auto-antistoffen)

(- membraneus: IgG + c3 => subepitheliale neerslag Ig complex ZONDER proliferatie cellen
- membranoproliferatief: IgG + Ag => subendotheliale/luminale neerslag mét proliferatie cellen)

36
Q

Foto van een blaasdilatatie met hemorrhagische necrose: wat is geen oorzaak?
- hemogloburie
- blaasdilatatie
- cystitis
- obstructie

A

hemoglobinurie

37
Q

glomerulonefritis + oorzaken

A

ontsteking van glomeruli + omliggende nierstructuren -> kan zowel glomeruli als tubuli beinvloeden
- door immuuncomplexen -> activatie complement + neutro’s -> monocyten + thrombocyten -> ischemie
- kan ook via opklimmende ontsteking baarmoeder/urinewegen
- leidt tot: hypoalbuminemie

macroscopisch: gezwollen nier met kleine rode puntjes (fibrose: granulair)

38
Q

tubulo-interstitiele nefritis

A

ontsteking tubuli + nierinterstitium = weefsel tussen tubuli
- lymfoplasmacytair: immuun
- suppuratief: hematogeen
- pyelonefritis: ascenderend

39
Q

hoe ontstaat acute suppuratieve glomerulitis?

A

bacteriele embolie
- actinobacillus equuli
= witte - donkerrode stikjes op nieroppervlak

40
Q

wat is verschil tussen lumpy bumpy en lineaire Ig neerslag bij glomerulonefritis?

A
  • lumpy bumpy: circulerende antistof complexen
  • lineair: auto-antistoffen
41
Q

wat is verschil tussen membraneuze en membranoproliferatieve glomerulonefritis?

A
  • membraneus: IgG + c3 => subepitheliale neerslag Ig complex ZONDER proliferatie cellen
  • membranoproliferatief: IgG + Ag => subendotheliale/luminale neerslag mét proliferatie cellen
42
Q

synechiae nier

A

vergroeiing tussen basaalmembraan en kapsel bowman

43
Q

Hoe ontstaat niet-suppuratieve interstitiële nefritis? hoe ziet het uit?

A

ontsteking interstitium van nier door chronische immunologische reactie op infectie
=> witte nodulaire/gestrieerde zones

44
Q

leptospirose

A
  • koorts, icterus, nierfalen, DIC
  • petechien nier met hydropische degeneratie
  • paard: abortus, lever- en nieraantasting, maanblindheid
  • nieren gezwollen en donker => chronisch: fibrose
45
Q

Hoe ontstaat suppuratieve interstitiele nefritis?

A

door hematogene infecties met bacterien -> thrombo-embolie kan voorkomen

46
Q

pyelonefritis

A

ontsteking nierbekken en omgevend parenchym
- oorzaak: ascenderende bacteriele infectie => stase urine, urolithiase, blaascontracties, ectopische ureter

acuut: rode gezwollen wigvormige zone (gevuld met etter = suppuratieve pyelonefritis) -> rode-grijze striaties in medulla => chronisch: fibrose
- hypoxie -> oxidatieve stress
- hypertoon -> minder fagocytose
- ammoniak -> minder complement activatie

47
Q

zijn littekens van chronische pyelonefritis een toevalsbevinding?

A

kan

48
Q

gevolgen ectopische ureter

A
  • secundaire infectie
  • pyelonefritis
  • hydrourether
49
Q

blaasdivertikel

A

mucosa van blaas puilt uit in muscularis en vormt divertikel aan blaasapex
=> kan leiden tot blaasstase -> urolieten, infectie

50
Q

hoe ontstaan uretrorectale en uretrovaginale fistels?

A

onvolledige splitsing cloaca in rectum en urogenitale sinus => urine afgevoerd via rectum en vagina

51
Q

urolithiasis oorzaken

A

blaasstenen
- oververzadiging: silica, P, Mg, oxalaat, purine stoornis, geneesmiddelen (sulfo)
- pH urine: zuur (oxalaat), basisch (carbonaat)
- dehydratatie
- bacteriële infectie
- obstructie
- vreemde voorwerpen

52
Q

urolithiasis gevolgen

A

blaasstenen
- beschadiging mucosa -> pyelonefritis of cystitis
- obstructie door gezwollen mucosa
- hydro-ureter of -nefros
- blaasdilatatie en/of -ruptuur
- uroperitoneum
- uremische letsels

53
Q

waar zal urolithiasis zich vooral bevinden bij reu, kat, stier en bok/ram?

A
  • reu: proximaal prostaat, bekkenomslag en prox penisbeentje
  • kat: uiteinde of verloop urethra
  • stier: bekkenomslag of proximaal s-bocht
  • bok/ram: processus urethralis
54
Q

welk type blaasstenen bij hond en kat?

A

hond: struviet, oxalaat, purines
kat: struviet, oxalaat
=> struviet vnl vrouwelijke honden en kat met FLUTD
=> oxalaat bij oudere reuen

55
Q

wat is normaal bij paard wat betreft urolithiasis?

A

calciumcarbonaat + kristalurie is normaal wanneer dier geen stenen heeft

56
Q

wat zie je bij retroflexie urineblaas?

A

urineblaas slaat om -> hemorragische infarcering met blaasdilatatie of ruptuur
- bij blaasvulling: uitpuiling in vagina, maar GEEN blaasmucosa zichtbaar = vagina-mucosa

57
Q

urineblaas eversie

A

blaas geinvagineerd doorheen urethra -> urineblaas in vagina => urineblaas is binnenste buiten gekeerd en je kijkt op mucosa

prolaps: urineblaas komt naar buiten => kijkt op serosa

58
Q

oorzaken urineblaas prolaps

A
  • verhoogde abdominale druk bij partus
  • hypotonie bij hypocalcemie rund
59
Q

wat zijn predisponerende factoren voor cystitis?

A
  • stase urine
  • onvolledige lediging
  • trauma
  • basische pH
    ascenderend (urethra), descenderend (nier) of via abdomen (blaaspunctie, trauma)
60
Q

catarrale cystitis

A

ontsteking van blaas met milde hyperemie en submucosaal oedeem + troebele urine

61
Q

ulceratieve-hemorragische cystitis

A

acute blaasontsteking bedekt met bloedklonter en hemorragische urine

62
Q

fibrinonecrotiserende cysitis

A

acute blaasontsteking waarbij mucosa bedekt is door geelachtig beleg dat niet verwijderbaar is

63
Q

ulceratieve cystitis

A

blaasontsteking met ulcera die bedekt zijn met bloedklonters (klein rode puntjes) -> urine vaak hemorragisch

64
Q

hemorragische cystitis

A

gehel blaas is rood

65
Q

fibrineuze - fibrinopurulente cystitis

A

fibrineuze: dikke witte strengen van fibrine
fibrinopurulent: etterig met fibrinevlokken

66
Q

chronische productieve cystitis

A

mucosa rood en verdikt door irritatie blaasstenen

67
Q

chronische folliculaire cystitis

A

vaak bij hond -> kleine ronde grijs-witte knobbeltjes die bestaan uit lymfocyten met een hemorragische rand
<-> ulceratief: volledig rode bolletjes

68
Q

chronische polypeuze cystitis

A

mucosa plooien met poliepen

69
Q

Welke van onderstaande afwijkingen van het urinair stelsel is geen toevalsbevinding?
Renale fusie
Renale aplasie
Renale dysplasie
Renale cysten

A

renale aplasie en dysplasie

70
Q

wat is juist?
Pyometra kan aanleiding geven tot het onstaan van glomerulonefritis
Pyometra die door gram - bacterïen wordt veroorzaakt veroorzaakt een typische gele etterige vloeistof in de baarmoeder
Herpesvirussen geven een typische acute folliculaire vaginitis
Indien er maceratie wordt opgemerkt zijn de kansen om een pyometra vast te stellen zeer klein

A

Pyometra kan aanleiding geven tot het onstaan van glomerulonefritis

71
Q

Welke bacterien veroorzaken typisch geel etterige vloeistof in baarmoeder?

A

gram+ bacterien

72
Q

Welke aandoening is het gevolg van een Clostridium infectie?
Amyloidose
Pulpy kidney disease
Hydronefrose
Renaal infarct

A

pulpy kidney

73
Q

Welk histologisch letsel zie je niet bij glomerulonefritis?
Synechiae
Podocyt hypertrofie
Necrose
Glomerulosclerose

A

necrose

74
Q

Bij welke van deze aandoeningen komt een leknavel voor?
Urachus patens
Ectopische ureter
Urachus restant
Blaasdivertikel

A

urachus patens

75
Q

Wat is geen predisponerende factor voor cystitis?
Stase van urine
Lage pH van urine
Blaasstenen
Onvolledige blaaslediging

A

lage pH

76
Q

Bij welke vorm van cystitis zie je focale bloedingen met zones waar het epitheel is verdwenen?
Hemorragische cystitis
Ulceratieve cystitis
Chronisch folliculaire cystitis
Fibrinopurulente cystitis

A

ulceratief

77
Q

Welke vorm van endometritis wordt er op het plaatje afgebeeld? => chocolade bruin

A

suppuratief

78
Q

Acute nierschade, wat is fout?
reversiebel
acute tubulaire nierschade veroorzaakt polyurie
bij chronische tubulaire nierschade verlies van brushborder

A

acute tubulaire nierschade veroorzaakt polyurie

79
Q

Welke van de onderstaande letsels is geen gevolg van uremie
A. Niet-generatieve anemie
B. Hyalien bloedvat degeneratie
C. Hypertrofische osteopathie
D. Secundaire renale hyperparathhyroïdie

A

C. Hypertrofische osteopathie

80
Q

Welke renale aandoening is congenitaal
A. Hydronefrose
B. Renale cysten
C. Renale amyloidose
D. Pulpy kidney disease

A

renale cysten

81
Q

Wat is niet een predisponerende factor van urolithiase?
A. Magnesium arm voeder
B. Sulfonamiden behandeling
C. Infectie
D. dehydratatie

A

Mg

82
Q

Bij welke groep komen struviet calculi vaak voor?
A. Mannelijke honden
B. Herkauwers op een eiwitarm dieet
C. Varkens
D. Paarden

A

varkens