dermato Flashcards

1
Q

Wat komt er niet voor bij atrofische dermatose?
- atrofie dermis
- atrofie haarfollikel
- hyperkeratose
- hypopigmentatie

A

hypopigmentatie => HYPERpigmentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ichthyose

A

abnormale vorming epidermis = harder, dikker met kloven
- Kalf verliest veel vocht en is gevoelig aan secundaire infecties
- door: mutatie in genen
- hyper- en parakeratose
- gele kleur is NIET typisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

epidermolysis bullosa

A

bullae ontstaan na mild trauma door verlies structurele huidcomponenten
- Bullae ruptureren tot ulcera
- dermis komt vrij te liggen
- ontstaat door verlies aan structurele componenten huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

epitheliogenesis imperfecta

A

epitheel van huid of mondmucosa is landkaartvormig aanwezig -> onderliggende hyperemische dermis is zichtbaar
- geen epidermis
- vnl kop, ledematen en mucosa
- gevoelig voor secundaire infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hypotrichose

A

ontbreken van haar
- vaak gepaard met andere congenitale aandoeningen
- aangeboren of door virale intra-uteriene infecties
- thermoregulatie verstoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

collageen dysplasie

A

dermatosparaxie = huid is makkelijk scheurbaar + meer rekbaar, er ontstaan grote wonden die bijna niet bloeden -> collageen is dunner met meer dermale fibroblasten
- kan ook verworven zijn bij cushing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

macule/patch

A

primair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

papule

A

primair (klein verheven rode zone)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nodule

A

primair (niet-tumorale massa in dermis/subcutis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cyste

A

primair (gevuld met keratine/vocht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vesikel

A

primair (met vocht gevuld blaasje)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pustule

A

primair (accumulatie purulent materiaal = wit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

urticaria

A

primair (rode verheven zone)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

comedo

A

primair (plug van keratine en talg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

roos

A

primair + secundair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

korst

A

primair + secundair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

alopecie

A

primair + secundair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

erytheem

A

primair + secundair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hyperpigmentatie

A

primair + secundair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hypopigmentatie

A

primair + secundair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

collarette

A

secundair (rode vlek omgeven door schilfers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

erosie

A

secundair (opengebarsten follikel -> rood en glanzend)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ulcers

A

secundair (bm aangetast)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

excoration

A

secundair (lineaire barst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

fissuur

A

secundair (kloof tot in dermis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

litteken

A

secundair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

lichenificatie

A

secundair (diffuus verdikte epidermis)

28
Q

callus

A

secundair (dikke harde zone)

29
Q

verschil orthokeratotisch en parakeratotisch

A
  • orthokeratotisch: GEEN kernen str corneum = hyperkeratose
  • parakeratotisch: WEL kernen in str corneum = parakeratose
30
Q

acanthose

A

spinocellulaire laag is verdikt -> toename keratinocyten

31
Q

psoriasiform

A

uitstulpingen vervloeien aan basis =breder

32
Q

pseudocarcinomateus

A

in onderliggende dermis is chronisch proces gaande waardoor bovenliggende epithelia niet meer worden gestimuleerd -> epidermis uitlopers naar dermis toe

33
Q

hoe zien apoptotische keratinocyten eruit?

A

kleine eosinofiel afgeronde cellen met pyknotische kern

34
Q

dyskeratosis

A

abnormaal vroegtijdige en gestoorde keratinisatie van individuele cellen

35
Q

hoe zien necrotische cellen eruit?

A

rond, verliezen intracellulair contact, matig vergroot, eosinofiel cytoplasma, pyknotische kernen

36
Q

spongiose

A

opstapeling vocht tussen keratinocyten = intercellulair oedeem

37
Q

hydropische degeneratie vs ballonerende degeneratie

A

hydropisch: intracellulair oedeem keratinocyten in str basale
ballonerend: intracellulair oedeem in spinocellulaire laag

38
Q

acantholyse

A

loskomen keratinocyten in vesikel

39
Q

hoe kunnen vesikels/bullae ontstaan?

A
  • acantholyse
  • epidermaal oedeem
  • cellulaire degeneratie
  • aantasting BM
  • beschadiging intercellulaire verbindingen
40
Q

pigment incontinentia

A

beschadiging van basaallaag waardoor melanine korrels uit melanocyten en/of keratinocyten worden opgenomen door macrofagen -> melanine in oppervlakkige laag dermis

41
Q

perifolliculitis

A

ontsteking weefsel rond haarfollikel
- murale folliculitis: ontsteking in wand follikel
- luminale folliculitis: ontsteking treedt in lumen follikel
- furunculosis: openbreken haarfollikel
- bulbitis: haarbulbus aangetast door auto-immune aanval -> alopecie
- talgklieradenitis: inflammatie talgklier met alopecie en hyperketaose

42
Q

furunculose

A

follikelwand ruptureert -> keratine komt vrij in dermis -> granulomateuze ontsteking
<-> furunculitis = ontsteking follikel

43
Q

bulbitis

A

haarbulbus aangetast door auto-immuniteit => alopecea arreata

44
Q

panniculitis oorzaken

A

ontsteking vetweefsel
- infectieus
- immuungemedieerd
- trauma
- vit E tekort
- pancreatitis -> geen goede vetvertering

45
Q

callus/ligger

A

vorm van epidermale hyperplasie = hyperkeratose door neerliggen op harde vloer
- elleboog, hak, laterale teen, sternum

46
Q

hygroma

A

holte in huid gevuld met vocht -> meestal sereus met beetje proteoglycanen
- niet afgelijnd door mesotheel, wel door bw

47
Q

ligulcus

A

decubituswond = focale ulceratie van huid door focale ischemische necrose
- graad 1: epidermis intact -> rood
- graad 2: tot subcutis
- graad 3: tot in vetweefsel/fascie
- graad 4: tot aan botweefsel

48
Q

intertrigo

A

lokale dermatitis thv huidvlooien -> epidermis wordt hyperplastische en spongiotisch met pustules en pigmentincontinentie

49
Q

injectieplaats reactie

A

vreemde voorwerpreacties -> lymfocyten rondom caseus necrotisch materiaal

50
Q

pyotraumatische dermatitis

A

hot-spot = erythemateuze exsudatieve plaques door reglematig krabben

51
Q

psychogene huidbeschadiging

A

door voortdurend likken en bijten op dezelfde plaats ontstaat lekdermatitis -> huid verlies haren, wordt dikker en hyperpigmentatie

Likdermatitis ontstaat typisch bij huidallergie

52
Q

vrieswonde

A

cellyse door invriezen en vasculaire schade met anoxie/ischemie

initieel spongiose en necrose van epidermis -> epidermis komt los

53
Q

brandwonden

A
  • door droge hitte -> verkoling = zwart
  • door vochtige hitte -> eiwitcoagulatie = wit
  1. erytheem + oedeem, geen necrose
  2. coagulatienecrose keratinocyten met bullae tot diep in folliculair weefsel
  3. coagulatienecrose epidermis - dermis - adnexa met littekenvorming -> niet pijnlijk
  4. coagulatienecrose van huid - subcutis - onderliggend weefsel
54
Q

elektrocutie/verblikseming

A
  • lineaire coagulatienecrose
  • ‘gekookte’ organen
  • gras in mond
  • verschroeide haren
55
Q

solar dermatitis

A

zonnebrand van dunbehaarde en niet-gepigmenteerde zones

acuut: hyperemie, chronisch: korstige haarloze letsels -> ev. squameus cel carcinoma

56
Q

solar elastosis - solar keratosis

A

elastosis = veel elastine door veranderingen fibroblasten
keratotis = epidermale hyperplasie -> plaque op huid

57
Q

fotosensibiliserende dermatitis

A

zuurstofradicalen zullen schade aan DNA, eiwitten, celmembranen veroorzaken.

Primair: opname fotosensitiserende stoffen en congenitale porfyrie.
Secundair: chronische leverschade waardoor phylloerythrine niet gemetaboliseerd wordt.
-> erytheem, oedeem, vesikels, pruritus, exsudatie en uitgebreide necrose

58
Q

welke is secundair?
Lichenificatie – fissuren – litteken – macula
Papule – vesikel – plaque – comedonen
Callus – ulceratie – litteken – fissuren
Vesikel – cyste – lichenificatie – litteken

A

Callus – ulceratie – litteken – fissuren

59
Q

Acute perivasculaire dermatitis wordt niet gekenmerkt door:
Hyperemie
Endotheel hypertrofie
Wandstelling rode bloedcellen
Oedeem

A

wandstelling rbc

60
Q

Welke stelling over intra-epidermale vesiculaire dermatitis is fout?
- Pemphigus vulgaris vindt men vooral thv de muil en mucocutane regio en zorgt typisch voor ulcererende letsels
- Pemphigus vulgaris is een aandoening die de desmogleine 3 aantast. Deze bevindt zich tussen de basaalmembraan en basale laag waardoor delen van de huid volledig loskomen te zitten
- Pemphigus foliaceus komt frequenter voor zeker thv de neus, kop en kan dan veralgemenen
- Pemphigus foliaceus is een aandoening die desmogleine 1 aantast. Deze bevindt zich subcorneaal en vormt hierdoor dan ook subcorneale vesikels door het loslaten van de cornea van de huid

A

Pemphigus vulgaris is een aandoening die de desmogleine 3 aantast. Deze bevindt zich tussen de basaalmembraan en basale laag waardoor delen van de huid volledig loskomen te zitten

61
Q

Welke stelling over atrofische dermatose is fout?
- We zien geen inflammatoir patroon.
- Het is een frequent voorkomende aandoening, waarbij we microscopisch o.a. folliculaire atrofie en epidermale atrofie zijn. Deze moeten beide aanwezig zijn zodat we van atrofische dermatose kunnen spreken.
- Het is vaak endocrien gemedieerd. We zien het bij o.a. cushing. Hierbij kunnen we calcinosus cutis (verkalking van collageen in de cutis) zien.
- Het is vaak endocrien gemedieerd. We zien het bij o.a. hypothyroïdie, waarbij de epidermis niet atrofisch is.

A

Het is een frequent voorkomende aandoening, waarbij we microscopisch o.a. folliculaire atrofie en epidermale atrofie zijn. Deze moeten beide aanwezig zijn zodat we van atrofische dermatose kunnen spreken.

62
Q

welke stelling is juist?
I. Fotosensitiserende dermatitis kan primair ontstaan door een lever insufficiëntie.
II. Fotosensitiserende dermatitis kan primair ontstaan door congenitale porfyrie.
III. Bij fotosensitiserende dermatitis wordt phylloerythrine in de pens omgezet tot chlorofyl bij het rund.

A

Fotosensitiserende dermatitis kan primair ontstaan door congenitale porfyrie.

63
Q

welk huidletsel kan zowel primair als secundair zijn?
Schilfers
Vesikels
Macula
Papel

A

schilfers

64
Q

Fluctuerend letsel op de elleboog hond met vocht gevulde massa wat is waarschijnlijk diagnose
Hygroma
Likdermatitis
Callus
Doorlig ulcer

A

hygroma

65
Q

hond met wit amorfe letsel op de huid met rode rand welk type van brandwond
type 1
Type 2
Type 3
Type 4

A

type 3

66
Q

Wat past niet in het rijtje bij vlooienallergie dermatitis:Hyperkeratose – caudale rug, dij en buik – hyperkeratose – talgklieratrofie – lichenificatie – eytheem - papulae
A. Papulae
B. Talgklieratrofie
C. Lichenificatie
D. Hyperkeratose

A

B. Talgklieratrofie