Centraal zenuwstelsel Flashcards

1
Q

wat is correct?
- Syringomyelie is een dilatatie van het centraal kanaal
- Bij anencefalie zijn er geen hersenvliezen aanwezig
- Centrale chromatolyse is een voorstadium van necrose

A

Bij anencefalie zijn er geen hersenvliezen aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is niet correct?
- Bij een granulomateuze meningoencefalitis komen er macrofagen voor in de ruimte van virkoch-robinson
- Bij een necrotiserend meningoencephalitis komt er vooral necrose voor ter hoogte van de grijze stof
- Necrotiserende meningoencephalitis komt vooral voor bij mopshonden
- Granulomateuze meningoencephalitis is immuun-gemedieerd

A

Bij een necrotiserend meningoencephalitis komt er vooral necrose voor ter hoogte van de grijze stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke stelling is correct met betrekking tot type 2 (protrusie) discus hernia?
- Het is een kraakbenige metaplasie
- Het komt vnl voor bij osteochondrotytische rassen
- De nucleus pulposus puilt uit doorheen dorsaal ligament en annulus fibrosus (met ruptuur van het ligament?)
- Het predisponeert voor fibrocartilagineuze infarcten

A

Het predisponeert voor fibrocartilagineuze infarcten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cerebrale aplasie

A

geen cerebrum, wel kleine hersenen -> kunnen gepaard gaan met misvormingen schedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

encefalocoele

A

uitpuilen grote hersenen doorheen defect schedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

meningocoele

A

uitpuilen meningen doorheen defect schedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lissencefalie

A

geen hersengyri -> uni- of bilateraal
- lhasa apso komt vaak voor met cerebellaire hypoplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

holoprosencefalie

A

geen opsplitsing 2 hersenhemisferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cycloop

A

1 mediaan groot oog
- lammeren op dag 14 van dracht -> steroid alkaloide in plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verschil hydrocefalus internus en externus

A
  • internus: vocht opstapeling in ventrikels
  • externus: vocht in arachnoidale ruimte (tussen dura mater - leptomeningen)
  • communicerend: zowel internus als externus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe ontstaat hydrocephalus?

A
  • blokkade van afvoer csv
  • alle neonati lichte vorm hydrocefalus
    zal niet spontaan regresseren, maar kan ook toevalsbevinding zijn

kan leiden tot niet-vergroeide fontanellen + schedel deformatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke hydrocephalus hebben brachycefalen?

A

hydrocephalus internus (ventrikels) -> GEEN zenuwsymptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zal witte of grijze stof eerder degenereren bij hydrocefalus?

A

witte stof -> gevoelig aan druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hydrancefalie

A

CSV ipv hersenen -> wel aanleg (aplasie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cerebellaire hypoplasie

A

door virus (feliene panleukopenie virus + herpes virus + boviene virale diarree virus + border disease virus) -> wel aanleg
- vaak bij kat en kalf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

herniatie (arnold-chiari)

A

kleine hersenen puilen doorheen foramen magnum
- pijn, ataxie, vochtophoping in RM (syringomyelie) -> vaak hersenoedeem of hydrocephalus door druktoename
- king charles cavalier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

myelodysplasie

A

partiële agenesie => abnormale ontwikkeling van ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

diplomyelie

A

vorm van myelodysplasie -> opsplitsing ruggenmerg in 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hydromyelie

A

abnormale ophoping van cerebrospinale vloeistof (hersenvocht) is in het centrale kanaal van het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

syringomyelie

A

vorming van een vloeistofgevulde holte of cyste, genaamd een syrinx, in het ruggenmerg. Deze syrinx kan uitrekken en groter worden na verloop van tijd, waardoor het ruggenmerg kan worden samengedrukt en beschadigd
- weimeraners + king cavalier charles spaniel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

spina bifida aperta

A

onvollege sluiting spinaalkanaal waarbij wervelbogen niet volledig sluiten -> GEEN dorsale delen weefsels en huid <-> occulta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

totale myeloschisis

A

volledige wervelkanaal en schedel zijn betrokken door afwezigheid neurulatie
- anencephalie
- amyelie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

spina bifida occulta

A

onvollege sluiting spinaalkanaal -> huid bedekt dorsaal (invaginatie huid zichtbaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

spina bifida cystica

A

wervelkolom sluit niet volledig met vorming cyste -> meningocoele + myelomeningocoele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

globoid cel leukodystrofie

A

= lysosomale stapelingsziekte
daling galactosylceramide beta-galactosidase -> daling degradatie van psychosine & galactocerebroside -> apoptose oligodendrocyten & schwanncellen -> fagocytose myeline bijproducten -> macrofagen en microgliacellen -> globoid cellen
- neuronale degeneratie: dead reds met opklaring hierrond
- chromatolyse van neuron
- atrofie neuronen
- transsynaptische en wallerse degeneratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

verschil transsynaptische - wallerse degeneratie

A

transsynaptische degeneratie: indien 1 neuron afsterft, kunnen andere neuronen die in contact komen ook afsterven

wallerse degeneratie (perifere axonale degeneratie): snelle degeneratie van het axon door een onderbreking van de axonale transportmechanismen -> myelineschede wordt geleidelijk afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

verschil tussen centrale en perifere chromatolyse

A

centrale chromatolyse: nissl substantie rond kern weg -> regeneratieve respons op degeneratie (ook grass sickness)

perifere chromatolyse: nissl substantie rondom kern/perifeer -> geassocieerd met voorstadium necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is verschil perifere en centrale axonale degeneratie?

A

perifere axonale deneratie = wallerse degeneratie

centrale axonale degeneratie = verlies axon, myeline, oligodendrocyten -> leidt tot secundaire demyelinisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

verschil tussen axonopathie en axonale dystrofie

A

axonopathie = degeneratieve aandoening axon -> evolueren tot bepaald punt en niet verder (<-> wallerse)
- distale axonopathie start distaal van axon bij chronische intoxicaties
- proximale axonopathie: stapelingsziektes

axonale dystrofie = grote digestion chambers ontstaan in centrale en perifere axonen = ontwikkelingsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

hoe ontstaat degeneratie neuronen?

A
  • ischemie -> snel degeneratie want weinig reserves
  • overstimulatie excitatorische AZ neurotransmitters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn kenmerken van degeneratie neuronen?

A
  • marginatie kern + verminderde aankleuring -> verlies RER
  • chromatolyse: granulair aspect verdwijnt + zwelling neuron
  • neuronale atrofie: cellichamen verkleind/verdwenen
  • dead reds = acute eosinofiele degeneratie
  • secundaire demyelinisatie: verlies myeline door acute schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat is transsynaptische degeneratie?

A

wanneer 1 neuron afsterft, dan kunnen andere neronen, die met het afgestorven neuron in contact waren, door gemis aan activatie, op hun beurt zelf atrofiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wat is wallerse degeneratie?

A

acute veranderingen van het axon in perifere zenuw bij focale schade van gemyeliniseerde axonen -> binnen 24 u zal distale segment degeneratieve veranderingen ondergaan
- axon zwelt op, wordt eosinofiel en fragmenteert -> Schwanncellen reageren en myeline fragmenteert
- digestion chambers: opgeklaarde zone rond axon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

verschil primaire - secundair - hypomyelinisatie

A

primaire demyelinisatie: myelineschede verdwijnt (macrofagen), terwijl axon intact is gebleven -> door toxische, infectieuze, metabole en immunologische factoren

secundaire demyelinisatie: verlies myaline door acute schade (ook verlies axon)

hypomyelinisatie = primair defect in cellen leidt tot te weinig vorming myeline -> meestal beperkt tot centraal zenuwstelsel (typisch intra-uteriene infecties met BVD-virus bij kalf/lam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

astrocyten type 1 vs type 2

A

= steuncellen / interstitiele cellen van CZS
- type 1: protoplasmatische astrocyten -> vnl in grijze stof
- type 2: fibreuze astrocyten -> vnl in witte stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

wat gebeurt er bij schade aan astrocyten?

A

zwelling cytoplasma + marginatie/pyknose kern -> astrogliose = proliferatie astrocyten = grotere hoeveelheid eosinofiel cytoplasma -> plompe astrocyten = gemistocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

vorming alzheimer type II cellen

A

door hepatische encephalopathie -> astrocyten in grijze stof zijn gezwollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

rosenthal vezels

A

bij primaire genetische aandoeningen van astrocyten -> onregelmatige hyaliene structuren in de cellichamen en celuitlopers

39
Q

wat gebeurt er bij schade aan microgliacellen?

A

= driehoekige cellen die behoren tot mononucleair fagocyterend systeem
- talrijk in bloedvaten van witte en grijze stof

bij activatie: eerst hypertrofisch (kernen klein + kleine band eosinofiel cytoplasma zichtbaar) -> microglial nodules worden gevormd
- rod cells = sommige reactieve microgliacellen vormen langwerpige en vaak gekronkelde kern
- gitter cells = bij transformatie naar fagocyterend fenotype stijgt cytoplasma volume en worden kernen pyknotisch
- bij fagocytose: schuimig
- betrokken bij fagocytose van necrotische neuronale cellichamen = neuronofagie

40
Q

concussie

A

= tijdelijk verlies bewustzijn, reflexen en pijn door stomp trauma
- soms volledig herstel
- chromatolyse van neuronen van de hersenstam en grote hersenen -> progressief verder degenereren

  • contrecoup zijde is vaak groter dan coup (impact) zijde door schade bloedvaten aan meningen
41
Q

contusie

A

= hogere impact dan concussie zorgt voor bloedingen in hersenvliezen en rond bloedvaten
- architectuur niet verstoord
- bloedingen vooral aan contrecoup zijde
- thv impactzijde: schade huid en omgevende weefsels
- meestal focaal

42
Q

laceratie

A

verstoring architectuur hersenen of ruggenmerg door penetrerend of stomp trauma
- klein: bloed opgeruimd door microgliacellen en macrofagen -> astrocytair litteken
- groot: cysten met kans op meningitis en/of encefalitis

43
Q

pachymeningitis ossificans

A

kraakbenige en benige metaplasie van dura mater in ruggenmerg
- eerst hyelinisatie collageen
- nodulaire metaplasie: harde knobbeltjes in dura mater onder verlengde merg = psammoma bodies

toevalsbevinding

44
Q

seniele atrofie

A

atrofie hersenen en RM -> meningen verdikt + schedeldak vergroeit met periost
- hersenen kleiner + grijs/geel
- sulci zijn verwijd
- parenchym steviger
- milde dilatatie ventrikels

=> minder neuronen, kleinere neuronen, lipofuscine stapeling, gliose

45
Q

hoe ontstaat druk atrofie?

A
  • hydrocefalus
  • compressie tumor
    niet altijd symptomen
46
Q

hoe ontstaat atrofie door infectie?

A

neospora

47
Q

malacie

A

focale verweking van het parenchym = vervloeiingsnecrose waarbij primair neuronen en gliacellen betrokken zijn
- encefalomalacie = hersenen
- myelomalacie = RM
- leukomalacie = witte stof
- poliomalacie = grijze stof
oorzaken: trauma, vasculaire schade, inflammatie, infectie, toxemie

macroscopisch: zachte grijze afgelijnde zones -> daarna zacht en geel in witte stof en bleek in grijze stof + oedeem -> uiteindelijk cysten met bloedvaten

histologisch: aankleurbaarheid daalt, eerst neutro’s dan macrofagen -> necrosehaarden opgevuld met astrocyten

48
Q

waarom zal malacie snel ontstaan bij neonati

A

malacie zal snel ontstaan door weinig myeline, immature meningen en vasculaire permeabiliteit

49
Q

motorneuron diseases

A
  1. ALS: amyotrofische laterale scleroses -> tekenen cortico-spinale letsels met aantasting hoge en lage motorneuronen
  2. SMA: spinale musculaire atrofie: tekenen van degeneratie laagste motorneuron in ruggenmerg (GEEN aantasting hogere motorneuronen)
50
Q

sensorische neuropathie

A

sensorische neuronen aangetast

51
Q

dysautonomie

A

verstoring neuronen in de sympatische en parasympatisch neuronen

52
Q

is laryngeale hemiplegie een mono- of polyneuropathie?

A

mononeuropathie = 1 zenuw aangetast

53
Q

hersenoedeem

A
  • aflijningen sulci minder duidelijk
  • hersenen meer naar caudaal -> herniatie cerebellum
    <-> stuwing
54
Q

vasogeen oedeem

A

veroorzaakt door schade bloedvaten bij inflammatie, hematomen, contusie, infarcten, hypertensie, tumoren -> vnl in witte stof: zwelling astrocyten

55
Q

cytotoxisch oedeem

A

hydropische degeneratie van verschillende celtypes in CZS door energietekort -> Na/K pomp kan ionenbalans niet in evenwicht houden
- zowel grijze als witte stof
- bloedhersen barriere blijft intact
oorzaken: hypoxie/ischemie, intoxicatie, hypothermie

56
Q

interstitieel of hydrostatisch oedeem

A

accumulatie vocht in de extracellulaire ruimte door verhoogde hydrostatisch druk in hersenventrikels -> vooral vocht rondom ventrikels
- demyelinatie + axonale degeneratie

57
Q

hypo-osmotisch oedeem

A

overmatige wateropname -> osmolariteit plasma daalt -> aantrekken vocht naar interstitium hersenen

58
Q

ischemie

A

ontstaat door obstructie bloedvaten
- niet altijd gepaard met vasculaire letsels
- door bv. intra-uterien zuurstof tekort, vasculitis door virussen of schimmels
- weinig kans op trombose en embolie

59
Q

bloedingen

A

zelden bij huisdieren
- door: vasculaire schade of coagulopathie
- onderste delen meningen vooral door uitzakken bloed
- door bv. septicemie of toxemie of dystocie

60
Q

ependymitis

A

ontsteking ependymkanaal

61
Q

choroïditis

A

ontsteking plexus choroideus

62
Q

leptomeningitis

A

ontsteking pia mater en arachnoidea

63
Q

pachymeningitis

A

ontsteking dura mater

64
Q

fibrineuze ontsteking

A
  • beperkt tot meningen en perivasculaire ruimtes bloedvaten
  • vooral door bacterie
65
Q

hemorragische ontsteking

A
  • zelden
  • door: prupura hemorragica, vlekziekte, infectieuze trombotische encefalomyelitis, canien infectieuze hepatitis
66
Q

suppuratieve en abcederende ontsteking

A

door bacterien (E. coli)
- meestal hematogeen

67
Q

suppuratieve leptomeningitis

A

ontsteking pia mater en arachnoidea
- door bacterie -> meestal hematogeen
- bij neonati met onvoldoende immuniteit
- via csv spreiden over hersenvliezen -> diffuse meningitis
- hyperemisch met etter en fibrine
- exsudaat in fissuren thv hemisferen, niet op gyri
- cerebellaire herniatie door zwelling hersenen

68
Q

purulente-abcederende ontsteking

A

ophoping etter in hersenen
- door hematogene infectie
- kan in grijze of witte stof
- predilectieplaatsen: hypothalamus en cerebrale cortex op overgang witte-grijze stof
- bacteriele septicemie kan resulteren in reactieve vasculitis -> infiltratie neutrofielen in capillairen en degeneratie endotheel
- grotere embolie kan ischemische necrose veroorzaken
- hersenabcessen kunnen ontstaan uit septische embolien of direct vanuit zeefbeen en inwendig oor of door uitwendig trauma

gevoelig aan verdere uitbreiding abcessen doordat oedeem omgevend weefsel vernietigt en astrogliakapsel vorming hierbij vertraagd => oedeem = geel

69
Q

eosinofiele encephalitis

A

typisch bij zoutintoxicatie varkens

70
Q

non-purulente encefalitis

A
  • door virus (via zenuwen of bloedbaan)
  • neuronale degeneratie, microgliose, perivasculaire cuffing => macroscopisch niet zichtbaar (soms zelling)

bij beschadiging parenchym: gliose (afwezig indien enkel bloedvaten zijn aangetast) => gliose bij niet-purulente encefalomyelitis is bijna altijd microgliose

  • perivasculitis: accumulatie leukocyten in adventitia bloedvaten of in ruimte van Virchow-robin -> endotheel gezwollen
  • neuronale degeneratie: vooral neutrotropie virussen (Rabies)
  • demyelinisatie witte stof: vaak bij virale infecties -> direct door infectie oligodendrocyten of indirect door cytokines
  • meningitis: infectie met neutrotroop virus -> gevolg van afvloeien leukocyten uit ruimte van Virchow Robin
71
Q

perivasculitis

A

accumulatie leukocyten in adventitia bloedvaten of in ruimte van Virchow-robin
- endotheel gezwollen
- verhoogde adhesie leukocyten en rbc

72
Q

granulomateuze inflammatie

A
  • infectie met mycobact, schimmels en parasiet
  • perivasculaire cuffing met vnl macrofagen
73
Q

aspergillose

A
  • duitse herder
  • erfelijk
  • atypische symptomen: anorexie, gewichtsverlies, zwakte en braken
    = suppuratieve inflammatie (etter en fibrine)
74
Q

cryptococcus neoformans

A
  • via neus of sinussen of hematogeen -> infectie leptomeningen
    = granulomateuze ontsteking
  • in parenchym/leptomeningen viskeuze gelatineuze cysten door productie mucopolysacchardien
75
Q

rabies

A
  • virus via speeksel
    = niet-suppuratieve encefalomyelitis
  • ganglioneuritis
  • parotis adenitis
  • perivasculaire cuffing en neuronale degeneratie uitgesproken
  • omgeven door opgeklaarde halo
76
Q

pseudorabies

A

ziekte van aujeszky = suid herpes virus
- hond en kat besmet door eten varkensvlees
- intense pruritis
- kaakparalyse
- speekselen
- perivasculaire cuffing en neuronale degeneratie uitgesproken

77
Q

staggering disease

A
  • borna disease kat -> paard en schaap gevoeligst
  • grijze stof hersenstam, dorsale en ventrale hoornen RM aangetast
  • milde lymfoplasmacytaire cuffing met neuronofagie, neuronale degeneratie en astrogliose => traag progressief
78
Q

caniene distemper

A

traag progressieve zwakte achterhand hond + gegeneraliseerde incoordinatie
- vooral in cerebellum en witte stof RM
- multifocale necrotiserende niet-suppuratieve encefalitis

79
Q

neosporose

A

neospora caninum
- polyradiculoneuritis + polymyositis
- macroscopisch bloedingen in grijze en witte stof
- geelachtige letsels
- microscopisch: perivasculaire cuffing, infiltratie van neutro’s en macrofagen en gliose
- enke cysten in hersenen

80
Q

toxoplasma gondii

A
  • kat is eind en tussengastheer
  • letsels in bijna alle organen
  • in CZS is geen predilectieplaats
  • macroscopisch: geelachtige zones en haardjes van bloedingen met endotheliale beschadiging -> ischemische necrose
  • perivasculaire cuffing, infiltratie van neutro’s en macrofagen en gliose
  • cysten in CZS
81
Q

MUO

A

idiopathische meningocenfalomyelitis = niet-infectieuze inflammatie van CZS
- geen oorzaak
1) granulomateuze meningoencefalomyelitis
2) necrotiserende meningoencefalitis
3) necrotiserende leukoencefalitis

82
Q

granulomateuze meningoencefalitis

A

symptomen hangen af van lokalisatie
- RM: parese of paralyse
- hersenstam: vestibulaire symptomen
- supratentorisch: veranderingen in gedrag, cirkelgang, depressie, convulsies
1) multifocale vorm: in grote hersenen en hersenstam: acuut en snel progressief
2) focale vorm: in grote hersenen -> trager
3) oculaire vorm: gevolg van aantasting n. opticus (acuut)

histologisch: perivasculaire cuffing met mononucleaire cellen in witte stof en meningen (veel macrofagen)

83
Q

necrotiserende meningoencefalitis

A

necrose in witte stof
- snel en progressief
- non suppuratieve meningoencefalitis en bilaterale asymmetrische cerebrale necrose
- vooral bij mopshond
- typisch: malacie haarden = zacht egele zones of cysteuze holtes

84
Q

necrotiserende leukoencefalitis

A

necrose in witte stof
- snel en progressief
- non suppuratieve meningoencefalitis en bilaterale asymmetrische cerebrale necrose
- vooral yorkshire + franse bulldog
- meerdere necrosehaarden in witte stof grote hersenen en hersenstam
- prominente reactieve gemistocytaire astrogliose

85
Q

feliene dysautonomie

A

= Key-Gaskell
- oorzaak: toxines
- neuronale chromatolyse, degeneratie en necrose perifere en enterische ganglia
- mydriasis, bradycardie, droge mucosae, dehydratatie, megaoesofagus en blaasdilatatie

86
Q

primaire sensorische neuropathie

A
  • congenitale erfelijke of familiale syndromen waarbij er degeneratie is van perifere sensorische neuronen of van axonen die ledematen innerveren
  • Symptomen: automutilatie, ongevoeligheid voor pijn -> resulteert in neuropododermatitis met ataxie met verlies proprioceptie en gedaalde patelle reflex
  • Histologisch: verlies neuronen in spinale ganglia en toename satellietcellen. Er is degeneratie en verlies van gemyeliniseerde en niet-gemyeliniseerde axonen.
  • Urinaire intocntinentie en spijsverteringsstoornissen kunnen eveneens vrij snel optreden
  • distale axonopathie met verlies van grote gemyeliniseerde en niet-gemyeliniseerde axonen is aanwezig
87
Q

grass sickness

A

equine dysautonomie
- door toxine van clostridium
- neuronale chromatolyse, degeneratie en necrose sympatische postganglion en parasympatische neuronen
- vooral thv craniale zenuwen hersenstam
- meestal jonge paarden op weide door minder antioxidanten en meet excitatorische AZ
- droge mucosae, dehydratatie, blaasdilatatie, ileu

88
Q

neuropraxie - axonotmesis - neurotmesis

A

neuropraxie: tijdelijke blokkering geleiding (axon is intact)

axonotmesis: axon beschadigd met wallerse degeneratie (regeneratie nog mogelijk)

neurotmesis: axon en regeneratie beschadigd -> heling door fibrose

89
Q

neuroma

A

knobbel door overdreven fibrose bij neurotmesis

90
Q

polyradiculoneuritis

A
  • na bijt- of krabwonden
  • spinale wortels en zenuwen zijn aangetast
    = primaire auto-immune demyelinisatie
  • infiltratie macrofagen
  • spinale wortels zijn niet altijd aangetast

chronisch: infiltratie lymfocyten, plasmacellen en macrofagen -> demyelinisatie en axonale degeneratie

91
Q

Welke bewering is fout. Wanneer je dead reds ziet (neuronen die kleiner, roder, en eosinofieler zijn met verlies van Nissle substantie) is dit te wijten aan:
Neuronale degeneratie door ischemie
Neuronale degeneratie door thiaminetekort
Neuronale degeneratie door hypoglycemie
Post mortaal verval

A

post mortaal verval

92
Q

Wat is niet correct mbt Hydrocephalus internus
Hydranencephalie is synoniem
Dit leidt tot een vervorming van de schedel
Dit heeft geen symptomen

A

heeft geen symptomen

93
Q

Hersenen wat is fout
regeneratie uit astrocyten
contusie aan contrecoup zijde
bij hersenoedeem herniatie
pachimeningitis ossificans is een toevalsbevinding

A

bij hersenoedeem herniatie