Spijsvertering Flashcards

1
Q

cheiloschisis

A

gespleten lip
- meestal unilateraal
- kan doorlopen tot neusgat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

palatoschisis

A

gespleten gehemelte
- melk zuigen niet mogelijk -> kans op verslikkingspneumonie
- oorzaak: erfelijk > toxines, teveel vit A moeder, cortisonen tijdens dracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

brachygnatia superior

A

verkorting van bovenkaak
- langere onderkaak = chondrodystrofische rassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke kaak raskenmerk van chondrodystrofische rassen? En langsnuitige rassen?

A

chondrodystrofisch: brachygnatia superior
langsnuitig: brachygnatia inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

prognatia

A

onderbeet: onderkaak langer dan bovenkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke dieren hebben macroglossie?

A
  • brachycefalen soms
  • BWB: algemene hypertrofie -> tong vergroot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is meestal de oorzaak van catarrale stomatitis?

A

gist (candida albicans) -> geel/grijzig pseudomembraneus beleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is oorzaak voor vesiculaire/ulceratieve stomatitis?

A
  • virussen bv. calicivirus
  • auto-immuun aandoening (pemphigus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontstaat er bij ulceratieve stomatitis littekenvorming?

A

erosie: geen litteken -> BM niet aangetast
ulcer: wel litteken -> BM aangetast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan CNI leiden tot ulceratieve stomatitis?

A

CNI -> uremie -> bacteriën vormen hieruit ammoniak -> etsend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van necrotiserende stomatitis bij rund?

A

fusobact necrophorum -> orale necrobacillose (diepe wonden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is eosinofiel granuloma complex?

A

kenmerken:
- eosinofiele plaques
- indolente ulcussen
- eosinofiele granuloma’s op tong, lippen, tandvlees bij kat

  • massale influx eosinofielen
  • lokale overgevoeligheid, irritatie of trauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor een stomatitis veroorzaakt houten tong/actinobacillus lignieresii bij rund?

A

pyogranulomateuze stomatitis -> nodulaire letsels tong met korrelige gele inhoud = sulfurgranules + immuuncomplexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

olygodontia

A

te weinig tanden
<-> pseudo-olygodontia: wel tandaanleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke rassen zien we polydontia?

A

teveel tanden bij brachycefale rassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pseudo-polydontia

A

teveel tanden door persisterende melktand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

heterotope polydontia

A

teveel tanden door ectopischetand/tandcyste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

porfyrie

A

opstapeling porfyrines door probleem in productie heem = roze verkleuring tanden
<-> ddx: pulpa bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bruine tanden ddx

A
  • plantaardig chlorofyl en porfyrine
  • tetracyclines -> geel/bruin
  • fluorose -> email hypoplasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

attritie

A

verlies van normale structuur tanden door het kauwen
- trapgebit: door bv. obstructie in darm
- kribbebijten
- olifantstanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

schaargebit

A

herbivoren die te weinig laterale kauwbewegingen maken -> scherpe punten molaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

trappengebit

A

onvoldoende slijtage paard door: trekken tand, spontaan uitvallen tand, diastema, oligodontia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

FORL

A

Feliene odontoclastic resorptive neck lesions = dentine geresorbeerd door odontoclasten -> door tandplak resorptie tand
- eerst hals/bovenste deel wortel
- opstapeling bacteriën
- stomatitis
- verhoogde odontoclastische resorptie
- dentine volledig weg
- tandkroon loslating

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe gebeurt inflammatie tanden?

A

materia alba (speeksel op tand) -> bacteriën adhereren en vormen microcolonies = supragingivale tandplaque (gram+) -> subgingivale plaques (gram-)
- supragingivaal -> caries
- subgingivaal -> gingivitis -> periodontitis -> loskomen tand -> fistulatie

dus EERST gram+, dan gram-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

types cariës

A
  • infundibulair/fissuur caries: thv onregelmatige instulpingen waarin voedsel en bacteriën zitten (vooraf plaque niet nodig)
  • glad oppervlak caries: eerst tandplak
  • contact caries: eerst email beschadiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

hoe ontstaat caries?

A

suiker uit voeding zorgt ervoor dat bacterien melkzuur kunnen produceren -> demineralisatie email + enzymen vrijstellen die inwerken op dentine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

ranula + verschil met sialocoele

A

verworven retentiecyste = dilatatie/obstructie van speekselklierafvoergang = ophoping speeksel IN speekselklier

oorzaken:
- sialolieten
- vreemd voorwerp
- trauma
- inflammatie
- neoplasie

sialocoele = holte met speeksel door lekken in interstitium => ophoping speeksel BUITEN speekselklier = niet-epitheliale cyste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

muscularis hypertrofie slokdarm

A

tunica muscularis hypertrofie van slokdarm in distaal deel slokdarm paard + varken => geen klinische klachten
- pre-stenotisch: deel slokdarm vóór stenose om eten door te duwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn 4 predilectie plaatsen waar er een slokdarm obstructie kan optreden?

A
  • pharynx
  • borstingang
  • hartbasis
  • diafragma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn gevolgen van slokdarm obstructie?

A
  • proximale dilatatie
  • lokale ischemie -> necrose -> divertikel, strictuur, perforatie -> gangreneuze peri-oesofagitis, mediastinitis en pleuritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

hoe ontstaat slokdarmstrictuur?

A

ringvormige samentrekking van littekenweefsel van slokdarm bij heling necrose na obstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat zijn oorzaken stenose slokdarm?

A
  • fibrose
  • neurogeen geïnduceerde spasmen
  • partiële obstructie
  • abces
  • neoplasie
  • persisterende rechter aortaboog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wat zijn gevolgen slokdarmruptuur?

A

flegmoneuze - gangreneuze peri-oesofagale inflammatie
- mediastinitis
- pleuritis
- pericarditis
- peritracheitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

hoe ontstaat ulceratieve oesofagitis?

A
  • virus
  • bijtende/irriterende chemische stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wat zijn gevolgen reflux oesofagitis?

A

regurgitatie maag inhoud zorgt voor ontsteking slokdarm
- hyperemie
- erosies / ulceraties
- fibrinonecrotiserende zones

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

hoe ontstaan maagulcers?

A
  • gastrinoma: hypersecretie gastrine
  • mastceltumor: hypersecretie histamine -> stimuleren parietale cellen tot HCl
  • glucocorticosteroiden
  • NSAIDs
  • stress
  • voeding met kleine partikelgrootte
  • helicobacter
  • gastroduodenale reflux
  • ileus
  • colonimpactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

wat zijn gevolgen van maagulcers?

A
  • melena: ulcers tot in submucosa -> aantasting bloedvaten
  • perforerende ulcus -> peritonitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

hoe ontstaat maagdilatatie en -torsie?

A
  • te veel voedselopname
  • luchthappen
  • grass sickness
  • haarballen
  • endometritis, ketonemie
  • verdwijnen drachtige uterus
  • hypocalcemie -> atonie
  • graanrijk dieet -> vluchtige vetzuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

wat zijn gevolgen van maagdilatatie en -torsie?

A

veneuze obstructie en verhoogde intra-abdominale druk -> circulatoire shock -> gedaalde perfusie buikhorganen
- myocardnecrose
- arythmie door cardiale ischemie + ischemische pancreas
- gedaalde respiratie
- zuurbase en elektrolyten uit balans

hemorragische infarcering maag + milt rechts craniaal tegen diafragma + slokdarm ingesnoerd (torsie meestal met wijzerszin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

welke dieren gevoelig voor maagtorsie?

A

rassen met diepe borstkas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe kun je pre- en post-mortale maagdilatatie/ruptuur onderscheiden?

A

post-mortaal: geen bloedingen en fibrine + geen acute peritonitis + geen hemorragische infarcering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

hoe kan ulceratieve gastritis ontstaan?

A

nierfalen -> uremie -> ammoniak beschadigt maagepitheel + calcificaties door gestoorde Ca gehaltes
- ph maag: 9-10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

welke bacterie veroorzaakt typisch fibrinonecrotiserende gastritis?

A

fusobact necrophorum

44
Q

hoe ontstaat typisch eosinofiele gastritis?

A
  • focaal: parasiet
  • diffuus: hypersensitiviteit
45
Q

welke bacterie typisch hemorragische gastritis?

A

clostridium perfringens

46
Q

lymfangiectasie

A

dilatatie van lymfevaten
- door malabsorptie en PLE
- door obstructie lymfedrainage -> enteritis, intestinaal lymfoma, obstructie

47
Q

koord atresie

A

colon draadvormig als een strengetje -> som blind eindigend zonder anus of rectum

48
Q

divertikel van meckel, verschil met pseudodivertikel

A

aan mesenteriale zijde dunne darm restant van vitellien kanaal -> niet pathologisch = mucosa, submucosa en tunica muscularis zakken uit

<-> pseudodivertikel: enkel mucosa en submucosa zakken uit

49
Q

hoe ontstaat dunne darm diarree?

A

secretorisch:
- E. coli toxines -> Na/Cl pomp daalt -> minder waterabsorptie
- histamine -> meer waterexcretie

malabsorptie:
- villusatrofie -> minder waterabsorptie

effusie:
- verhoogde hydrostatische druk
- verlaagde oncotische druk
- portale hypertensie
=> verhoogde permeabiliteit

50
Q

hoe ontstaat DD diarree?

A

malabsorptie:
- niet verteerde nutrienten -> dysbacteriose -> minder boterzuur -> minder colonocyten -> minder waterabsorptie
- KHD: fermentatie -> melkzuur -> verhoogde permeabiliteit

51
Q

Wat is het verschil tussen mechanische en functionele obstructie?

A

mechanisch: er zit fysiek een obstructie -> intrinsiek of extrinsiek

functioneel: neuropathie, mesenchymopathie (Cajal), myopathie

52
Q

impactie

A

ophoping en indroging alimentaire inhoud in colon

oorzaken:
- tandafwijking
- te weinig drinken
- teveel vezels en zand

53
Q

key-gaskell

A

= dysfunctie van autonoom zenuwstelsel (chromatolyse + degeneratie neuronen)
- depressie/anorexie
- gedaalde traanvloei
- minder speekselen
- bradycardie
- mydriasis
- megaoesophagus
- constipatie
- regurgitatie
- aspiratie pneumonie

54
Q

3 vormen van functionele darmobstructie

A
  1. neuropathie: aantasting myenterische plexi
  2. mesenchymopathie: interstitiële cellen van cajal
  3. myopathie
55
Q

eventratie

A

buikorganen treden buiten buikholte -> darmen niet omgeven door peritoneum <-> hernia

56
Q

herniatie

A

buikorganen treden buikholte omgeven door peritoneum <-> eventratie

57
Q

invaginatie

A

darmen schuiven in elkaar

58
Q

prolaps

A

uitstulping buikhorganen

59
Q

hoe ontstaan eventraties?

A

buikorganen buiten buikholte
- congenitaal: schistosoma reflexus, persisterende navel, diafragmatische hernia
- trauma
- chirurgie
- drachtige dieren: verweken abdominale ligamenten = hormonaal

60
Q

wat is het verschil tussen interne en externe herniatie?

A
  • intern: darmen doorheen opening buikholte -> foramen epiploicum, hernia mesenterialis
  • extern: damren buiten buikholte -> umbilicalis, buikbreuk, diafragmatica
61
Q

incarceratie

A

beklemde breuk / hernia -> darmen kunnen niet meer worden terug geduwd = hemorragische infarcering

62
Q

Welke hernia zou eigenlijk een eventratie moeten heten?

A

hernia diafragmatica -> NIET omgeven door peritoneum

63
Q

wat zijn symptomen van hernia diafragmatica?

A
  • pulmonale atelectase + dyspnee
  • ascites
  • hydrothorax, chylothorax
  • maagdilatatie
  • darmobstructie
64
Q

welke dieren meest gevoelig aan inguinale hernia?

A

mannelijke dieren -> kan na castratie, convenitaal of verworven

zelden bij vrouwelijke dieren, wel nog bij teef

65
Q

intussusceptie

A

invaginatie -> darmsegment schuift in lumen van ander stuk darm (prox in dist segment)

=> leidt tot hemorragische infarcering, verkleving darm

66
Q

oorzaken rectum prolaps

A
  • enteritis
  • partus
67
Q

wat is het verschil tussen volvulus en torsie?

A

volvulus = draaien rond mesenteriale as
torsie = draaien rod longitudinale as

68
Q

hoe ontstaat hemorragische enteritis? verschil met hemorragische infarcering en viscerale shock?

A

bacteriën + endotoxines + voedsel-overgevoeligheid
- onverteerd bloed in lumen
- mucosa gezwollen en donkerrood

viscerale shock: geen opzetting lymfeknopen + bloed is lichter

69
Q

welke enteritis veroorzaakt parvo?

A

catarrale - fibrineuze enteritis

peyerse platen duidelijk opgezet

darmvilli verkort

70
Q

voor welke kiem is fibrinonecrotiserende enteritis typisch?

A

salmonella bij paard

71
Q

voor welke kiem is proliferatieve enteritis typisch?

A

lawsonia intracellularis -> hyperplasie crypten

72
Q

welke enteritis zien we bij IBD?

A

lymfoplasmacytaire + eosinofiele enteritis = immuungemedieerd

73
Q

wat is IBD?

A

inflammatory bowel disease = chronische enteritis door immuundysregulatie
- malabsorptie en eiwitverlies langs darm
- gewichtsverlies, braken, diarree

74
Q

waarmee is eosinofiele enteritis geassocieerd?

A

parasieten: cystoisospora, giardia, neospora, toxoplasma, toxocara, trichuris

75
Q

waardoor wordt granulomateuze enteritis typisch veroorzaakt?

A

paratuberculose -> influx macrofagen

76
Q

mucineuze strengen

A

GEEN fibrine -> toevalsbevinding in peritoneum/omentum tussen ingewanden
- GEEN inflammatie of hyperemie

77
Q

pleuroperitoneale hernia

A

hernia diafragmatica -> ingewanden met peritoneum rond in pleura

78
Q

peritoneopericardiale hernia

A

ingewanden met peritoneum rond in pericard -> symptoomloos vs. stoornissen hart, long, darm

79
Q

avulsie

A

losscheuren van organen -> functies verlies en/of bloedingen

avulsie milt = leefbaar

80
Q

laceratie

A

scheur van organen met een kapsel geven aanleiding tot hemoperitoneum

81
Q

waardoor ontstaat yellow fat disease?

A

nutritioneel:
- tekort aan vit E
- teveel onverzadigde vetzuren
=> peroxidatie vetzuren -> radicalen -> steatitis + steatonecrose

enzymatisch/pancreatisch: lipase stelt vetzuren vrij -> vetzuren verzepen met Ca, Mg, Na -> kalkachtige haarden

82
Q

hoe ontstaat ascites?

A
  • minder afvoer buikvocht: carcinomatose, hydrothorax
  • teveel productie buikvocht: verhoogde hydrostatische druk (hartfalen, portale hypertensie) of daling oncotische druk
83
Q

wat is het verschil tussen sereuze peritonitis en ascites?

A

ontsteking = peritonitis

enkel vocht = ascites

84
Q

welke vorm van peritonitis is typisch voor natte vorm FIP?

A

serofibrineuze peritonitis -> gelatineus en geel

85
Q

wat is het verschil tussen een uroperitoneum en urinaire peritonitis?

A

uroperitoneum: geen inflammatie
urinaire peritonitis: inflammatie

86
Q

wat is adhesieve peritonitis?

A

adhesie tussen visceraal en parietaal peritoneum -> abdominale organen kunnen volledig vergroeid zijn

87
Q

seroma

A

steriele ontstekingsreactie met vocht omkapseld = geel => complicatie bij chirurgische ingreep

88
Q

wat is geen oorzaak van ulceratieve stomatitis?
- lymfoplasmacytaire gingivostomatitis
- chronische nierinsufficiëntie
- pemphigus vulgaris
- hypothyroïdie

A

hypothyroidie

ulceratief: auto-immuun, virus (lymfoplasmacytaire gingivostomatitis => calici, FIV), uremie bij CNI

89
Q

Rangschik de verschillende stadia van een inflammatoir proces dat doorgaat ter hoogte van de tanden en het tandvlees:
1. Bacteriële biofilm
2. Tandsteen
3. Supragingivale tandplaque
4. Subgingivale tandplaque
5. Gingivitis
6. Periodontitis, retractie van tandvlees
7. Botresorptie

A

1 - 3 - 4 - 2 - 5 - 6 - 7

90
Q

Maagdilatatie kan zorgen voor sterfte. Dit kan te wijten zijn aan…? Wat is NIET correct?
A. Myocardnecrose
B. Circulatoire shock
C. Gestegen respiratie
D. Zuur-base onevenwicht

A

C. Gestegen respiratie=> gedaald

91
Q

Welke van de volgende 4 stellingen in verband met een slokdarmobstructie is niet correct?
1. Dit kan ontstaan door de opname van slecht gekauwd voedsel. Bij het paard ligt droog bietenpulp vaak aan de basis, dit zal immers zwellen in contact met water.
2. Indien er tijdig wordt ingegrepen kan de bolus die de obstructie veroorzaakt verwijderd worden en is het mogelijk dat er door fibrose een strictuur van de slokdarm optreedt.
3. Distaal van de obstructie zal er een slokdarmdilatatie optreden. Dit noemen we ook wel een megaoesofagus.
4. De bloedtoevoer ter hoogte van het slokdarmepitheel rond de obstructie verminderd waardoor er lokale ischemie ontstaat. Het gevolg is necrose.

A
  1. Distaal van de obstructie zal er een slokdarmdilatatie optreden. Dit noemen we ook wel een megaoesofagus.
92
Q

Als reactie op schade ter hoogte van de darm kunnen de crypten en villi een andere histologische morfologie vertonen. Welk type van morfologie verwacht je bij acute schade van de enterocyten ter hoogte van de villi?
- Villusatrofie met beschadiging van de crypten
- Villusatrofie met intacte crypten
- Villusatrofie met hypertrofische crypten
- Er zal geen histologische verandering zijn, maar de dieren kunnen wel diarree vertonen

A

Villusatrofie met intacte crypten

93
Q

Bij het pathologisch onderzoek van een hond tref je een invaginatie aan thv het jejunum. Hoe kan je onderscheid maken tussen een pre-mortale en een agonale invaginatie?
A. Een agonale invaginatie kan je voorzichtig uit elkaar trekken, er is geen hemorrhagische infarcering
B. Een pre-mortale invaginatie kan je voorzichtig uit elkaar trekken, er is geen hemorrhagische infarcering
C. Een pre-mortale invaginatie kan je voorzichtig uit elkaar trekken, er is hemorrhagische infarcering
D. Er kan geen onderscheid gemaakt worden op basis van macroscopie

A

A. Een agonale invaginatie kan je voorzichtig uit elkaar trekken, er is geen hemorrhagische infarcering

94
Q

Welke uitspraak over enteritis is NIET juist?
A. Bij een catarrale enteritis zien we dat de darm een erge inflammatie vertoont. Deze vorm van enteritis kan voorkomen bij worminfecties en rota/corona besmettingen.
B. Wanneer een dier niet direct sterft aan een diepere enteritis kan je fibroserende enteritis krijgen. Hierdoor kunnen vernauwingen optreden.
C. Als dieren intermitterende diarree hebben en goed eten, maar toch vermageren kan dit een teken zijn van ulceratieve enteritis.
D. Op de afbeelding zien we proliferatieve enteritis (darmgyri). Dit mag je niet verwarren met postmortale contractie.

A

A. Bij een catarrale enteritis zien we dat de darm een erge inflammatie vertoont. Deze vorm van enteritis kan voorkomen bij worminfecties en rota/corona besmettingen.

catarraal = hyperplasie slijmbekercellen vooral door virussen

95
Q

Welke van onderstaande beweringen is juist?
A. Grass sickness bij het paard wordt gekenmerkt door paralytische ileus.
B. Bij Key-Gaskell bij de kat is er dysautonomie van de darmen.
C. Bij de neuropathie vorm van CIPO zijn de cellen van Cajal aangetast
D. Bij de myomopathie vorm van CIPO zal er opstapeling van vocht en gas ontstaan waardoor dit een mechanische obstructie vormt.

A

C. Bij de neuropathie vorm van CIPO zijn de cellen van Cajal aangetast => weinig cajal cellen in darm zorgt voor minder motiliteit

96
Q

Welke van de onderstaande is fout?Je ziet de Peyerse plaat in de darm, een mogelijke oorzaak is…
Necrose
Hyperplasie
Viscerale shock
Verdikte omgeving weefsel

A

viscerale shock

97
Q

Wat is een sialocoele?
Een virtuele ruimte in het BW gevuld met speeksel
Ontsteking van de speekselklier
Zeldzame tumor van de speekselklier

A

Een virtuele ruimte in het BW gevuld met speeksel

98
Q

Slokdarmobstructie wat is fout
Post-obstructie dilatatie
Kan een strictuur optreden
Kan ontstaan door bronchopneumonie (iets in die aard)
Tympanie

A

post-obstructie dilatatie => dilatatie voor obstructie

99
Q

wat hoort niet bij maagulcer?
- insulinoma
- pge2
- peritonitis

A

insulinoma

miner PGE2 en PI1 -> minder vasodilatatie -> minder doorbloeding -> ischemie

peritonitis en melena zijn gevolgen van maagulcer

100
Q

Welk antwoord beschrijft slokdarmstenose het best?
A. Stofuitwisselingsstoornis dat zowel door intrisieke als extrensieke factoren kan veroorzaakt worden.
B. Stofuitwisselingsstoornis dat enkel door intrisieke factoren kan veroorzaakt worden.
C. Congenitale afwijking dat zowel door intrisieke als extrinsieke factoren kan veroorzaakt worden.
D. Congenitale afwijking dat enkel door intrinsieke factoren kan veroorzaakt worden.

A

Stofuitwisselingsstoornis dat zowel door intrisieke als extrensieke factoren kan veroorzaakt worden.

101
Q

Welke stelling is onjuist?
A. Een herniatie betreft uittreden van darm doorheen een opening en nog steeds omgeven met peritoneum
B. Bij een invaginatie schuift meestal een proximaal segment darm in een distaal segment darm
C. Een volvulus is enkel partieel mogelijk en een torsie enkel volledig
D. Een eventeratie betreft uittreden van vooral darm buiten de buikholte, niet meer omgeven door peritoneum

A

C. Een volvulus is enkel partieel mogelijk en een torsie enkel volledig

102
Q

Welke stelling is correct:
A. Een maagdilatatie kent zowel primaire als secundaire oorzaken. Een voorbeeld van een primaire oorzaak is verslapping van het lig. gastrohepaticum. Een voorbeeld van een secundaire oorzaak is ketonemie bij het rund.
B. Maagulceraties ontstaan meestal door hypersecretie van maagzuur en minder door de verstoring van de mucosale barrière.
C. Reflux oesofagitis wordt vaak gezien bij GHD na langdurige anesthesie. Het is een aantasting van het distale deel van de slokdarm. Bij paarden zien we het vaak thv het glandulair gedeelte van de maag bv bij koliek of stenose.
D. Bij hond en paard bestaat er een hypereosinofiel syndroom. Hierbij zijn verschillende organen geïnfiltreerd door immature eosinofielen.

A

A. Een maagdilatatie kent zowel primaire als secundaire oorzaken. Een voorbeeld van een primaire oorzaak is verslapping van het lig. gastrohepaticum. Een voorbeeld van een secundaire oorzaak is ketonemie bij het rund.

maagulcer is combi van hypersecretie gastrine/histamine + mucosa barriere verstoring (NSAID, glucocort, stress, voeding)

reflux oesofagitis = lineaire letsels -> paard: thv pars non-glandularis

hypereosinofiel syndroom: zeldzame aandoening kat en paard -> organen gezwollen door eosinofielen

103
Q

Welke stelling is fout:
A. Een pseudodivertikel is een uitpuiling in de darmwand waarbij de tunica mucosa, submucosa en muscularis meebuigen.
B. Bij een maagtorsie bij een hond ‘tordeert’ de maag meestal in wijzerszin rond de mesenteriale as.
C. Een corpora aliena in de darm is een vorm van intrinsieke intestinale obstructie
D. Op het beeld hieronder zijn de witte lijnen (naast de bloedvaten) gedilateerde lymfevaten ten gevolge van een lymfangiectasie.

A

Een pseudodivertikel is een uitpuiling in de darmwand waarbij de tunica mucosa, submucosa en muscularis meebuigen. => enkel mucosa en submucosa

104
Q

Welke stelling is fout?
A. Een persisterend vitellien membraan is een toevalsbevinding die opgemerkt kan worden tijdens een autopsie en zal geen gevaar vormen voor het dier.
B. Mucineuze strengen kunnen als toevalsbevinding worden teruggevonden tijdens een autopsie.
C. Bij een granulomateuze enteritis worden veel macrofagen gezien op histologie.
D. Bij FIP kan een pyelogranulomateuze peritonitis gezien worden.

A

A. Een persisterend vitellien membraan is een toevalsbevinding die opgemerkt kan worden tijdens een autopsie en zal geen gevaar vormen voor het dier.

105
Q

CIPO

A

Chronische Intestinale Pseudo Obstructie = geen cajal cellen in spijsverteringsstelsel -> minder intestinale motiliteit