Lever + pancreas Flashcards

1
Q

congenital polycystic disease

A

mutatie PKD1 gen -> cysten in nier, pancreas, lever, etc met helder secreet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

driehoek van kiernan bij PS shunt

A

histopathologische aflijning lever:
- vena porta collaps -> normaal: vene = grootste structuur
- multipele arterietakjes
- dilatatie lymfevaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen PS shunt congenitaal vs. verworven? Kleine vs grote hondenrassen?

A
  • congenitaal: enkelvoudig + groot
  • verworven: multipel + klein
  • klein ras: extrahep
  • groot ras: intrahep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is macroscopisch te zien bij PS shunt?

A

lever hypoplasie = atrofie -> geen voedingsstoffen meer naar lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke kwab van lever ondergaat meestal torsie?

A

links lateraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

steroid-geïnduceerde hepatopathie

A

glycogeenstapeling -> leverceldegeneratie = vergrote bleke lever

oorzaak: glucocorticoïden of hyperadrenocorticisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen leververvetting en vettige leverdegeneratie?

A
  • leververvetting: fysiologisch door dracht, lactatie, zogen
  • vettige leverdegeneratie: pathologisch door anorexie, ketose, toxisch, hypoxie

= vetvacuoles in hepatocyten -> gezwollen gele lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen microvesiculaire en macrovesiculaire steatose? Welke vooral bij KHD?

A
  • microvesiculair: toxische beschadiging mitochondriën + leverfalen (KHD!)
  • macrovesiculair: lever groter + geler -> door grote vacuolen dichtdrukken sinusoïden (leverstaal drijft)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is verschil tussen vetcysten en lipidgranulomen?

A

vetcysten = hepatocyten met vet
lipidgranulomen = macrofagen met vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

leveramyloidose + oorzaken

A

amyloid in lever door gegeneraliseerde amyloidose
- sharpei, siamees, abessijn: erfelijk
- paard: chronische ontsteking of hyperimmunisatie
=> uitwisseling met bloed is verstoord + atrofie leverbalkjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaat paracentrale necrose lever?

A

wigvormige necrose door DIC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontstaat midzonale necrose lever?

A

paard: aflatoxines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontstaat periportale necrose lever?

A

toxines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaat piecemeal/interface necrose lever?

A

alkaloiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstaat massieve necrose lever? Wordt lever kleiner of groter?

A

ALLE hepatocyten aangetast -> geen regeneratie mogelijk vanuit aangetaste lobulus
=> lever wordt KLEINER met onregelmatig opp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is ductular reaction?

A

proliferatie progenitorcellen in lever aan randen van portale gebieden als reactie op leverschade wanneer regeneratie vanuit hepatocyten niet meer mogelijk is (fibrose) -> afgeplatte/kubische cellen die zich kunnen differentieren tot lever- of galgangcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer ontstaat biliaire fibrose?

A

door galobstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is cirrose? Wat is het verschil met nodulaire hyperplasie?

A

leverfibrose met regeneratieve nodules in ‘end-stage’
- kleine lever met fibrotische strengen die nodules scheiden
<=> nodulaire hyperplasie: geen bw strengen

histologisch: bridging fibrose, capillarisatie, nodulaire regeneratie, voortgaande schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn oorzaken voor cirrose?

A

littekenweefsel vervangt leverweefsel
- hepatotoxiciteit
- galgang obstructie / cholangitis
- passieve leverstuwing
- stapeling metalen
- hepatitis
- idiopathisch
dus niet leverfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is capillarisatie?

A

gefenestreerd epitheel van sinusoiden verdwijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn gevolgen hepatische encefalopathie?

A
  • oedeem
  • neuronale degeneratie
  • microgliose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is cholestase? Waartoe leidt dit?

A

opstapeling gal in lever door functiestoornissen hepatocyten of obstructie galwegen -> meer geconjugeerd bilirubine -> icterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn gevolgen voor leverschade?

A
  1. hepatische encefalopathie
  2. cholestase -> icterus
  3. hepatogene fotosensitisatie
  4. hemorragische diathese
  5. hepatorenaal syndroom
  6. ascites -> minder albumine
  7. hepatocutaan syndroom
  8. vasculaire veranderingen -> portale hypertensie (PS shunt kan ontstaan)
  9. minder aspecifieke immuniteit -> minder inflammatoire ew
24
Q

Waardoor ontstaat hemorragische diathese bij leverschade?

A
  • minder factor 5, 7, 9, 10
  • minder anti-stollingsfactoren
  • minder vit K absorptie (galobstructie)
    = bloedingsneiging
25
Q

Wat is het hepatocutaan syndroom?

A

korsten, erosies, ulceraties van epidermis, snuit, voetzolen en mucocutane overgangen = parakeratose (rood) - epidermaal oedeem (wit) - basale epidermale hyperplasie (blauw)

26
Q

Wat is cholelithiase?

A

galstenen -> typisch geel-zwart

27
Q

Hoe ontstaat galgangobstructie?

A
  • galstenen
  • galstase
  • cholangitis
  • parasieten/leverbot
  • neoplasie
28
Q

Bij welke dieren ontstaat galblaasdilatatie?

A

dieren die tijdje niet gegeten hebben -> teveel gal

29
Q

Wat is teleangiectasie?

A

dilatatie van sinusoiden door verlies aan hepatocyten (sinusoiden gevuld) => macroscopisch donkere zones

30
Q

Wat is het verschil tussen acute hepatitis en chronische hepatitis?

A

acuut: necrose, apoptose, ontstekingscellen -> lever: sterk doorbloed en opgezwollen

chronisch: fibrose, accumulatie rondcellen -> nodulaire massa’s (granulomen = macrofagen of abcessen = neutrofielen)

31
Q

Wat is aspecifieke reactieve hepatitis?

A

acuut: neutrofielen accumuleren in portale gebieden
chronisch: lymfo/plasmacellen accumuleren in portale gebieden

aspecifiek WANT kupffercellen gezwollen maar GEEN necrose/apoptose

lever is vergroot + licht

32
Q

Wat is een galblaas mucocele?

A

ophoping van slijm in galblaas met dilatatie

33
Q

Wat is pancreas choristoma?

A

normaal pancreas weefsel op abnormale plaats = ectopisch pancreasweefsel

34
Q

Waaruit zijn pancreasstenen gemaakt?

A

calciumcarbonaat = toevalsbevinding

35
Q

Hoe ontstaat pancreas atrofie?

A
  • primair: tekort aan nutriënten -> minder zymogeengranules (cachexie)
  • secundair: obstructie, inflammatie, neoplasie
  • juveniele acinaire pancreas atrofie
36
Q

Bij welk ras komt juveniele acinaire pancreas atrofie voor? Welk type inflammatie veroorzaakt dit?

A

duitse herder => lymfocytaire inflammatie met degeneratie acinaire cellen

37
Q

Wat zijn oorzaken voor exocriene pancreas insufficientie?

A
  • juveniele acinaire pancreas atrofie
  • chronische pancreatitis
  • pancreas necrose
  • pancreas neoplasie
38
Q

Wat is gevolg van exocriene pancreas insufficiëntie?

A

minder pancreas enzymen -> IBD + bacteriele overgroei dd

39
Q

Hoe ontstat acute pancreas necrose (pancreatitis)?

A
  • bacterieel
  • ascaris
40
Q

Wat zijn gevolgen van pancreatitis?

A
  • hypoxie
  • hypercalcemie -> activatie trypsinogeen/trypsine -> autodigestie -> uitbreiding necrose, activatie coagulatie -> DIC, orgaanfalen
  • hyperlipidemie
  • distentie afvoergangen
41
Q

Wat is steatonecrose?

A

witgele plaques in vetweefsel en mesenterium

42
Q

Wat is chronic relapsing pancreatitis?

A

hervallen van dieren die acute pancreas necrose overleven

43
Q

Wat is het verschil tussen acute en chronische pancreatitis?

A
  • acuut: rood gezwollen
  • chronisch: grijs, klein, hard
44
Q

wat zie je bij ps shunts (mbt veranderingen in driehoek van kiernan)?

A
  • leverbalk atrofie
  • capillarisatie portaal gebied -> aanleg multipele arterien
  • collaberen venen
  • uitzetting lymfevaten
45
Q

Wat is geen gevolg van van leverfalen?
- perivasculaire dermatitis
- ascites
- hersenoedeem
- hemorrhagische diathese

A

perivasculaire dermatitis

46
Q

Welke stelling over acute pancreasnecrose is niet correct?
- Uitbreiding van centraal naar perifeer
- Er is intrede van intracellulair calcium
- Coagulatienecrose
- Intra abdominale vet schade ofzo

A

uitbreiding van centraal naar perifeer => FOUT: perifeer -> centraal (stijging calcium -> necrose -> activatie trypsinogeen en trypsine -> activatie pro-enzymen -> autodigestie met activatie coagulatie en mediatoren)

47
Q

Een Yorkshire pup van 5 maanden is opmerkelijk kleiner dan zijn nestgenoten en doet het minder goed. Men vermoedt een portosystemische shunt. Welke morfologische veranderingen verwacht je te zien tijdens een operatie?
A. Hyperplastische lever en een ingewikkeld kluwen aan bloedvaten
B. Hypoplastische lever en een enkelvoudige, grote shunt
C. Hypoplastische lever en een ingewikkeld kluwen aan bloedvaten
D. Hyperplastische lever en een enkelvoudige, grote shunt

A

B. Hypoplastische lever en een enkelvoudige, grote shunt

48
Q

Welke uitspraak over peritonitis is juist?
A. Galperitonitis komt vaak voor
B. Een purulente peritonitis bij de kat wordt geassocieerd met FIP
C. Een steriele peritonitis kan aanleiding geven tot de vorming van een seroma
D. Peritonitis is steeds infectieus

A

C. Een steriele peritonitis kan aanleiding geven tot de vorming van een seroma

49
Q

Welke van onderstaande leverafwijking wordt het vaakst bij pups waargenomen?
A. Levercirrose
B. Hyperplasie van de lever
C. Hypoplasie van de lever
D. Steroïd hepatopathie

A

C. Hypoplasie van de lever

50
Q

Ascites wordt voornamelijk veroorzaakt door hartfalen, wat is geen mogelijke oorzaak voor het ontstaan van ascites?
A. Protein losing enteropathy
B. Een tumor die zorgt voor verlies van albumine
C. Hydrothorax
D. Een blaasruptuur

A

blaasruptuur

51
Q

Welke stelling met betrekking tot cholangiohepatitis is juist?
A. Er is een toename van eosinofielen
B. Dit is een ontsteking van de galgangen
C. Dit is een ontsteking van de galgangen en van de lever
D. Is niet pathologisch

A

C. Dit is een ontsteking van de galgangen en van de lever

52
Q

Wat is geen gevolg van leverfalen?
A. Cholestase en icterus
B. Cirrose
C. Hepatocutaansyndroom
D. Hepatogenefotosensitisatie

A

B. cirrose

53
Q

Lever: welke stelling is juist ?
Galgangproliferatie en biliaire hyperplasie zijn synoniemen van elkaar en worden veroorzaakt door proliferatie van galgang-epitheelcellen
Een acute ernstige schade aan de lever leidt tot levercirrose
Teleangiectasie ontstaat door degeneratieve processen van de hepatocyten gepaard met leverinsufficientie
In tegenstelling tot bij een steroïd hepatopathie zal een leveramyloïdose maar zelden macroscopisch zichtbaar zijn

A

In tegenstelling tot bij een steroïd hepatopathie zal een leveramyloïdose maar zelden macroscopisch zichtbaar zijn

54
Q

Welke 2 entiteiten zijn vaak met elkaar geassocieerd?
Suppuratieve cholangiohepatitis en nierfalen bij de kat
Lymfoplasmacytaire cholangitis en nierfalen bij de hond
Suppuratieve cholangiohepatitis en pancreatitis bij de kat
Suppuratieve cholangiohepatitis en pancreatitis bij de hond

A

Suppuratieve cholangiohepatitis en pancreatitis bij de kat

55
Q

heeft een nodulaire hyperplasie klinische betekenis?

A

nee

56
Q

Welke stelling over levernecrose is onjuist?
A. Levernecrose kan zich ontwikkelen in verschillende morfologische patronen: focaal, zonaal (centrolobulair; paracentraal; midzonaal; periportaal; piecemeal), massief.
B. Focale levernecrose kan typisch optreden als gevolg van virale infecties of bacteriële sepsis. Bijvoorbeeld de ziekte van Tyzzer bij paarden.
C. In het geval van massieve levernecrose is regeneratie van de aangetaste kwab niet meer mogelijk. Macroscopisch lijkt de lever matig vergroot.
D. Bij zonale levernecrose is macroscopisch meestal niets te zien. In de ernstigste gevallen zijn kleine, goed gedefinieerde witte of rode haardjes in het parenchym zichtbaar.

A

Bij zonale levernecrose is macroscopisch meestal niets te zien. In de ernstigste gevallen zijn kleine, goed gedefinieerde witte of rode haardjes in het parenchym zichtbaar.

57
Q

Welke stelling omtrent porto-systemische shunt (PSS) is juist?
A. Een PSS is altijd een aangeboren leveraandoening.
B. Leverhypoplasie is één van de gevolgen van PSS.
C. Bij kleine hondenrassen komt de intrahepatische PSS het meest voor.
D. Op een histologische coupe van PSS kan men collaps van de sinusoïden waarnemen

A

Leverhypoplasie is één van de gevolgen van PSS.