Unit 8 Flashcards
1
Q
Enz [enzovoort]
A
Etc
2
Q
de volwassene / de volwassenen
A
the adult/the adults
3
Q
gesheiden [schiden]
A
divorced
4
Q
de eigenaar
A
the owner
5
Q
de toestemming
A
the permission
6
Q
de woning
A
the building [gebouw]
7
Q
binnen
A
tegestelling van buiten [inside]
8
Q
de stoep
A
plaats waar je loopt [pavement]
9
Q
los
A
broken/loose
10
Q
het afval
A
garbage
11
Q
stinkt [stinken]
A
smells
12
Q
stom
A
stupid [niet knap]
13
Q
de brug
A
the bridge
14
Q
de richting
A
the direction
15
Q
het plein
A
leidesplein [square]
16
Q
identiteitsbewijs
A
identification
17
Q
de boom [de boomen]
A
the trees
18
Q
om de hoek
A
around the corner
19
Q
trots [op] ik ben trots op je
A
to be proud of
20
Q
de grond
A
floor [vloer]
21
Q
gemerkt [merken]
A
noticed [ik even merk niet/didn’t event notice!]