B1 Unit 5 Flashcards
Afnemen
Decrease [De wind is afgenomen, het waait nu veel minder]
de arbeidsmarkt
Job market [De kansen op de arbeidsmarkt voor monteurs zijn goed. Ze kunnen direct aan de slag]
Cultuur
Ik ben gek op cultuur, Ik ga graag naar de bioscoop en museums.
Daarentegen
On the other hand [Ik verdien weinig. Mijn partner daarentegen verdient veel.]
Economisch
De economische gevolgen van corona waren groot. Veel bedrijven hadden financieele problemen]
de handel
the trade [Ali heeft een baan in de handel. Hij koopt en verkoopt tweedehands auto’s.
de horeca
Met een baan in de horeca werkt Alex vaak s’avonds en in het weekend.
de ICT
In de ICT is er veel werk. Werknemers werken overal met computers.
kampen met
[heb een probleem] Karlijn kampt met stress, het is ongelooflijk druk op haar werk.
de logistiek
De supermarkt is bijna leeg, er is een groot probleem met de logistiek.
de sector
In welke sector werk jij? In de zorg of het onderwijs?
verbinden
Hoe moet ik mijn telefoon met het internet verbinden? [to connect]
de verdeling
De verdeling van de erfenis was niet eerlijk. Ik kreeg minder dan Carlos. [distribution]
De crisis
Dit land heeft geen regering, er is een politieke crisis
daardoor
Emine is ziek. Daardoor kan ze niet gaan werken. [Because of this]
ervaren
Daan heeft in het buitenland gewoond. Hoe heeft hij dat ervaren? [experience]
de ondernemer
Als ondernemer ben je je eigen baas. Dat heeft voor en nadelen. [Entrepreneur].
het pakket
Die man heeft net een pakket van een internetwinkel bezorgd.
stijgen
De olieprijzen zijn gestegen. We batalen meer dan vorig jaar. [to go up/rise].
het tekort [aan]
In het onderwijs is er een tekort aan mannen. Er is weinig meesters. [deficit]
het transport
Mijn partner regelt het transport bij onze verhuizing. Hij gaat een vrachtwagen huren.
Gapen
Als je moe bent, dan je gapt. [to yawn]
Inpakken
Ik pak de truien in de auto. [to pack up]
Knuffelen
De kind knuffelt zijn hond [to cuddle]
Masseren
De vrouw in de salon massert mee [to massage].
oppompen
Ik pomp de baloon op. [to pump up]
optreden
Wat een geweldig optreden [performance]
schillen
Ik schill de sinasappel [to peel]
tegenhouden
Ik houd de man tegen een ruzie. [hold back]
uitdelen
Ik deel chocolade samples uit. [to hand out]
uittrekken
Ik trek de nederlands curses uit. [to pull out]
verschonen
Ik moet de baby verschonen [to change]
zwaaien
Ik zwaaie naar mijn ouders [to wave]
Bouvendien
Wandelen is leuk en bovendien gezond! [also/moreover]
Daarvoor
Ik wil goed leren typen. Hoeveel leesen heb je daarvoor nodig?
ex-
Ondanks de scheiding zijn mijn ex-partner en ik nog altijd goede vrinden.
fysiek
Ik heb fysiek zwaar werk. s’ Avonds heb ik vaak last van mijn rug.
de persoonlijkheid
Mijn dochterje heeft een rusige en lieve persoonlijkheid [personality]
de vaardigheid
Als je in ICT wilt werken, moeten je goede digitle vaardigheiden hebben. Je moet goed met computers kunnen werken. [the skill]
de vestinging
Deze schoenenwinkel heeft vestingingen in Leiden en in Den Haag. [offices/chain of stores]
Flexibel
Op welke dag wil je graag afspreken? Ik ben deze week flexibel.
Gemotiveerd zijn
Bas is gemotiveerd op zijn studie af te maken want als hij zijn diploma heeft, krijgt hig direct een baan op zijn vroegere stageplek.
De kandidaat
Ik weet nog niet of ik de baan krijg, want er zijn veel goede kandidaten voor deze vacature.
het magazijn
De woonwinkel heeft een tafel in de winkel en vijf in het magazijn. [warehouse]
overtuigen [van]
Ik ben bang voor water. Dus je kunt me niet overtuigen om mee te gaan naar het zwembad. [to convince of]
toevoegen
De kok voegt zout aan de soep to. Zo krijgt de soep meer zak. [to add to]
voorkomen
Regenachtig weer komt aak voor in Engeland [comes from]
zo’n
onze bruiloft was zo’n prachtige dag. [sun]
aannemen
To take (on) de werkgever heeft de kandidaat meteen aangenomen. Hij mag de volgende week beginnen.
daarmee
With that - Bij de receptie hangt een sleutel. Daarmee heb je toegang tot het magazijn.
Dat houdt in (dat)
that would mean - Voor die baan moet je er representatief uitzien. Dat houdt in: er netjes uitzien en de juiste kleding dragen.
Degene (degenen)
The one/those - De officiële eigenaar van het huis is degene die het koopcontract heeft ondertekend.
Een… indruk maken op
To make an impression - Ik wil een goede indruk maken op de ouders van mijn nieuwe vrind. Daarom heb ik lekker eten voor hen gekookt.
Gelden voor
Apply to: De waarschuwing voor zeer harde wind geldt alleen voor de noordelijke provincies.
Knikken
To nod - De oude man kan niet meer praten, maar knikt als je vraagt of hij koffie wil.
Overkomen
To come across as - Ik ken Alex niet goed, maar hij komt aardig over.
Aankijken
To look at: Als ik de jongen aankijk, zie ik twee bruine ogen.
Eng
Scary: Zora vindt het eng om s’nachts alleen over straat te lopen.
Mopperen
Complain: Mijn man moppert al de hele dag over de harde muziek van de buren.
Onderbreken
To interrupt: We onderbreken de vergardering voor een korte pauze.
de organisatie
The organisation: Hij werkt als arts oor het Rode Kruis. Deze organisatie geeft hulp in veel landen.
de toon
Tone: Als mijn zus geÏrriteerd is, verandert de toon van haar stem.
het uiterlijk
Appearance: Daan vindt zijn uiterlijk belangrijk, dus hij gaat regelmatig naar de kapper.
verlegen
Shy: Yusuf durft niet met nieuwe mensen te praten, omdat hij verlegen is.
vermijden
Avoid: Felix is bang voor honden, dus hij vermijdt plekken met veel honden.
Voorspellen
To predict: In het weerbericht wordt het weer voor morgen voorspeld.
Zenuwachtig
Nervous: Olga heeft goed geoefend voor haar concert, maar ze is een toch zenuwachtig.
Arbeid
Labour - synoniem van werk
Bapaalde tijd
Fixed-term (3 month, one year)
onbepaaldetijd
Permanent - Als je voor twee jaar de hetzelfde baan werken, dan krijg je een onbepaaldetijd contract.
CAO: Collectieve arbeids overeenkomst
Collective work agreement
Vakbondoverheid
Unions
onderhandelen
To negotiate: Ik onderhandel mijn loon want ik heb meer verantwoordelijkheden.
Doorzetten/doorzetter
To continue/ fighter/ go-getter.
Stijgen
Rise
Dalen
Fall
Toenemen
To increase
Afnemen
Decrease
Zakken
Pockets
Groeien
To grow
Omlaag gaan
Going down
Omhoog gaan
Go up
De verkoop is tegenomen met 20%
Sales have increased by 20%
De verkoop is gestegen van 20% naar 30%
Sales have increased from 20% to 30%
Sterk - Het aantel bezoekers neemt sterk toe tussen 07:00-08:00
Strong - The number of visitors increases sharply between 7am and 8am
Licht - Het aantel bezoekers neemt licht toe tussen 09:00-10:00
Light - The number of visitors increases slightly between 09:00 and 10:00
Gestaag
Steadily
In rap/snel tempo
In rapid / fast pace
Dramatisch snel
Dramatically fast
Stabiel blijven - Het aantal blijft stabiel tussen 11:00-13:00
Stay Stable - The number will stay steady between 11:00 am - 1:00 pm
Stagneren
Stagnate
Stagnatie
Stagnation
Verdubbelen
Doubled
Correlatie er is een correlatie tussen A en B
Correlation
Correleren
Correlate
Het verband
The connection
Diepte en hoogtepunten
Top and bottoms
Dieptepunt
All time low
Pieken en dalen
Peaks and valleys
Pieken
Peaks
Hoogtepunt - De drukte bereikt een hoogtepunt om 8 uur ‘s ochtends
Peak - The crowds peak at 8am
De bodem bereiken
Getting to the bottom
Door het dak gaan - De cijfers gaan door het dak om 8 uur ‘s ochtends.
Going through the roof - The numbers will go through the roof at 8am.
Stijgende lijn
Rising
Een groieperiode / periode van groie
A growth period/period of growth
Achteruitgaan/verslechteren
Deteriorate
vermeerderen
Multiply
Vooruitgaan
Moving forward
Misselijk
Nauseous - ik voel me misselijk.