Unit 5&6 Flashcards
Omgaan met
Associate with
Rekenen
Charge/calculate
de leraar
the teacher
de schilder
the painter
de timmerman
the carpenter
de pratijk
practical work
de verpleegkundige
the nurse
de hal
the hall
prettig
pleasant/nice
bestaan
existence
mogelijk
possible
proeven
to try/ to taste
het hek
fence
eigen
posession
stage lopen
internship
tegelijk
simultaneously
controleren
to check
de verwarming
heating
verzorgen
to look after
strijken
to iron
de kans
the chance
zeer
[heel] very, extremely
de verhalen
tell/narrate
de toekomst
the future
de kapper
hairdresser
verven
paint
spannend
exciting
het gevoel
the feeling
de vrijheid
the freedom
verliefd (op)
in love with
slagen [geslaagd]
to suceed
gezakt [zakken]
fall, drop, to go down
Aan
on/at/by
In
In
Met
with
naar
to [in direction/to look at]
op
on/up
over
about/over/in[when ref to time]
uit
out
voor
for
bedanken voor
to thank for
benieuwd zijn naar
be curious about