B1 Unit 1 Flashcards
de administratie
the administration [wil je de administratie doen?]
in dienst
in service to a company [ik heb tien haar in dienst bij mij baas]
de landbouw
the farm [Hij werkt in de landbouw, hij is veel buiten.
ondanks
despite [ondaks de regen ga ik wandelen]
onstaan
originate [de eerste,] [ de aarde is heel lang geleden onstaan.]
het recht
the right [vrouwen hebben het recht om te werken.]
Uiteindelijk
finally [ten slotte] [Hij is in Spaanje geboren en is uiteindelijk naar Fraans verhuisd.]
Weigeren
refuse [Als jij me iets vragen, kan it het je nooit weigeren.]
de coach
coach [mijn coach heeft me geholpen om werk te zoeken]
depressief
tegengsteld positief
enthousiast
Sanne is een heel enthousiaste vrouw, ze vind veel dingen leuk.
de gewoonte
habit [Mijn gewoonte is om elke dag een koffie te drinken.
iets halen
pull/fetch [ik heb mijn rejbewijs in een keer gehaald.
ideaal
ideal [ik woon dicht bij een leuke cafe, ideaal!]
klaarmaken
prepare [mijn oma maakt in de keuken iets lekker klaar.]
het metaal
metal [is je keuken maakt van metaal?]
opgroeien
grow up/raised [ik ben opgegroeid met alleen maar jongens; ik had vijf broers.
verbeteren
improve/correct [Nahom heeft de fouten in zijn toets verbeterd.]
de uitdaging
The challenge [Een nieuw leven beginnen in ander land is een uitdaging.]
weer
once more [Gisteren was ik ziek. Vandaag ben ik weer naar school geweest.]
mens
mankind
weggegaan
left [he left me] Mij man bij me weggegaan.
Beleefd
polite - je moet beleefd zijn tegen oude mensen
Het interview
In de krant staat een interview met de koning
Het landschap
The landscape [In het Nederlandse lanschap zie je veel water
in het openbaar
public [Ik wil niet over mijn problemen in het openbaar]
Een rol spelen
to play a role [Voor een nieuwe baan speelt ervaring een belangrike rol]
het verzorgingshuis
Care home [Mmijn oma kan niet meer alleen wonen. Zij moet nu in een verzorgingshuis wonen.]
Gevlucht [vluchten]
to flee/fled [De vrouw is gevlucht uit haar land omdat er oorlog is.
De beslissing [nemen]
decision/to make a decision [ik neem en beslissing, ik ga een winkel beginnen.]
direct
De jongen is direct, hij zegt alles wat hij denkt
Gastvrij
Hospitable [Wij zijn heel gastvrij, iedereen is welkom.]
Eenzaam
Lonely [Ik heb geen familie en vrienden. Ik voel me eenzaam.]
De gavangenis
Prison [Krijgen mensen in de gavangenis alleen water en brood?]
heimwee hebben/zijn
Homesick [Ik heb heimwee. Ik wil terug naar mijn land.]
Lievelings
Favourite [Gin is mijn lievelings drank]