Unit 5: Chapter 27: Part 4: Anti-microbe medicijnen Flashcards

1
Q

Wat zijn Sulfa drugs?

A

Medicijnen die de groei van bacterien vertragen. Dit is een groei factor analoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke 3 punten worden antimicrobe medicijnen geclasificeerd?

A
  1. Moleculaire structuur.
  2. Mechanisme van actie
  3. Spectrum van microbe activiteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 categorien van antimicrobe medicijnen zijn er?

A

Synthetische antimicrobe medicijenn

Antibiotica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is selective toxity?

A

Bestrijden van pathogenen zonder de host aan te vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn groei factor analogen?

A

Lijken qua structuur op groei factoren maar functioneren niet in de cel. Waardoor de cel stopt met groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is Isoniazid en waar werkt hij tegen?

A

Groei factor analoog werkt tegen mycobacterium tegen de controle en behandeling van tbc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn quinolones?

A

Antibacteriele compounds die tegen DNA Gyrase werken. Verstoren het bacteriele metobolisme?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn antibiotica? Hoeveel daarvan is bruikbaar?

A

Natuurlijk geproduceerde antimicrobe agenten Door microorganime. slechts 1 % is klinisch bruikbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noem je het als een natuurlijke antibiotica is aangepast om de werking te versterken?

A

SemiSyntetic.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem een voorbeeld van het verschillen van vatbaarheid voor antibiotica tussen bacteren.

A

Gram- positief en Gram Negatieve bacteria verschillen in hun reactie op antibiotica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doen breed-spectrum antibiotica?

A

Zijn effectief tegen beide groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de belangrijkste groep antibiotica aller tijden? wat doen deze?

A

B-Lactam Antibiotica, Verstoren de synthese van de celwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 2 soorten B-lactam antibiotica

A

Peniciline en Cephalosporins.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke antibiotica is door Alexander Flemming ontdekt?

A

Peniciline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Door wat worden Cephalosporins geproduceerd?

A

De schimmel Cephalosporium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zijn ze resistent tegen?

A

Bacterien die de B-lactam ring kapot maken.

17
Q

Wat is het verschil met Penniciline?

A

Ze hebben een DIhydrothiazine ring.

18
Q

Wat zijn Aminoglycosides?

A

Antibiotica, die aminosuikers met een glycosidebinding gebruiken. Worden vandaag de dag niet veel gebruikt.

19
Q

Wat is een Macrolide

A

Hebben een lactone ring gebonden aan een suiker. Heeft een grote ring.

20
Q

Waar heeft een macrolide effect op?

A

Breedsprectrum, 50s subunit van de ribosoom.

21
Q

Hoe ziet een tertacycline er uit?

A

Hij heeft 4 ringen, wordt veel gebruikt bij mens en dier.

22
Q

Wat is de target van een Tetracycline?

A

30S ribosomal subunit, functioneren.

23
Q

Wat doet Daptomycin?

A

Vormt porien in het cytoplasmische celmembraam van gram-positieve bacteriele infecties.

24
Q

Wat is Plantesimycin?

A

Nieuwe klasse van antibiotica, breedspectrum tegen MRSA

25
Q

Wat is het probleem bij antivirale medicijnen?

A

VIrussen verwerken zich in het DNA, hierdoor is selective toxicity moeilijk

26
Q

Wat zijn de meest gebruikte antivirale medicijnen?

A

Nucleoside anologen, deze blokeren reverse transcriptase.

27
Q

Wat doen proteoase inhibitoren?

A

Antivirale drug, verstoren het verwerken van grote protaine in kleine componenten.

28
Q

Wat doen Fusion Inhibitoren?

A

Antivirale drug, Verstoren het fuseren met een host cel.

29
Q

Wat doen interferons?

A

Antivirale drug, verhinderen virale multiplicatie.

30
Q

Wat is het probleem bij antifungal drugs?

A

Ze zijn eukaryotisch, en de cellulaire systemen zijn het zelfde. Sommige medicijnen vallen de unieke stukjes aan.

31
Q

Wat zijn ergostorol inhibitoren?

A

Antifungi drug, vallen het plasma membraam component, ergosterol aan.

32
Q

Wat zijn Echinocandins

A

Verhinderen de synthese van 1,3 B-D Glucansyntase