Unit 1: Chapter 5: Part 5: Andere omgevings effecten op microbe groei. Flashcards

1
Q

Hoe heten organisme die optimaal groeien rond een bepaalde PH waarde?

A

Circumneutral

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk PH is optimaal voor Neutrofielen

A

pH 5.5-7.9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk PH is optimaal voor een acidofiel

A

Onder pH 5.5.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel pH punten kunnen acidofielen rond hun otimum pH zitten?

A

2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kan er met een acidofiel gebeuren als het pH te neutraal wordt

A

Er komt een cell lyse ontstaan doordat het celmembraan niet meer stabiel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bewijst dat acidofiele microbe niet acidetolerant zijn maar dat de hoge concentratie protononen ook echt nodig is?

A

De hoge concentratie protonen helpt om de stabiliteit van de membranen te waarborgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is een microbe Alkafiel

A

Als de Optimum hoger is dan pH 8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar kunnen alkafiele organisme worden gevonden?

A

Soda meren en hoge koolstof gronden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem een industriele functies van Alkaline microben

A

Wasmiddel, om vetten en protaine vlekken weg te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem een strategie hoe het proton pompen in een microbe waarvan het celmembraan zo basisch is.

A

Hoor Sodium (na2+) pompen te gebruiken ipv. waterstof (H+) pompen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is het belangrijk dat alkaline microben wel een neutrale intracellulaire structuur houden?

A

DNA is kwetsbaar voor zuur, en RNA is kwetsbaar voor Base.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan je er voor zorgen dat tijdens de groei in een cultuur er geen grote pH schommelingen zijn

A

Door een buffer toe te voegen aan de oplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt de hoeveelheid vrije watermoleculen in een oplossing uitgedrukt?

A

Water Activiteit (Aw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is er een positieve waterbalans?

A

Wanneer er meer opgeloste stoffen zitten in de cel dan er buiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er als het oplossings gehalte buiten de cel hoger is dan binnen de cel?

A

Dan stroomt het water door Osmose uit de cel en raakt deze gedehydrateerd. Groei is dan onmogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is een organisme Halofiel?

A

Organisme die een Optimum vinden in zeewater (3% NaCL) met andere mineralen. Dit is dan hun water activiteit (0,980)

17
Q

Wanneer is een orgasime Halotolerant

A

Ze kunnen een kleine hoeveelheid opgeloste stoffen in het water aan, maar hun reproductie gaat dan wel sterk achter uit.

18
Q

Wanneer is een microbe Extreem Holofiel?

A

Bij een optimum bij hoge hoeveelheden NaCL (15-30%) Deze kunnen vaak niet groeien bij lagere oplossingen.

19
Q

Wanneer is een microbe Omsofiel?

A

Leven in omgevingen met veel suiker.

20
Q

Wanner is een microbe Xerofiel?

A

leven in omgevingen met weinig water.

21
Q

Wat kan een microbe doen als hij van een hoge naar een lage Aw wordt verplaatst?

A
  1. Oplossingen van de omgeving de cel in pompen.

2. Synthese van een cytoplasmische oplossing.

22
Q

Wat is een Compatible Solutes

A

Een oplossing die de waterprocessen in de cel balanceert, in een omgeving met veel zout of suiker.
Vaak zijn dit suikers, alcoholen, amino zuur afgeleiden.

23
Q

Wat is een microbe die aerobe is?

A

Groeit in een zuurstof omgeving van 21% en gebruiken zuurstof in hun metabolisme.

24
Q

Wat is een microaerofiel?

A

Kunnen slechts een beperkte hoeveelheid zuurstof verdragen.

25
Q

Wat is een Areotolerante anearoob?

A

Deze kunnen zuurstof tolereren ook al gebruiken ze het niet voor hun Metabolisme.

26
Q

Wat is een obligate anaeroob?

A

Deze worden sterk beperkt of gedood door zuurstof.

27
Q

Waar kun je anoxic levensomgevingen vinden?

A

Modder, sendimenten, moerassen, water doordrenkte aarde. ingewanden van organisme, riolen, de kern van de aarde.

28
Q

Bij welke 3 groepen komen obligate anaerobe voor?

A

Bacteria, Archrea en Fungi.

29
Q

Waar moet er op gelet worden bij de groei van Areobe organisme?

A

Voor voldoende aanvoer van zuurstof.

30
Q

Waar moet er op gelet worden bij de groei van anearobe?

A

De zuurstof moet nu buitengesloten worden, de reageerbuizen moeten tot aan de top gevuld worden met een medium en dan luchtdicht afgesloten worden.

31
Q

Waarom kan zuurstof giftig zijn?

A

Omdat processen in de protaine dit kunnen omzetten in giftige bij producten.
superoxide (O2-)

32
Q

Welke aanpassingen hebben aerobe microbe om zicht te beschermen tegen giftige bijproducten van zuurstof?

A

Enzymen die giftige zuurstof varianten uitschakelen.

superoxide dismutase