Brainscape's Knowledge GenomeTM

Browse over 1 million classes created by top students, professors, publishers, and experts.


See full index

Frans > TSE 2 zinnen > Flashcards

TSE 2 zinnen Flashcards

1
Q

Aanhef als je niet weet aan wie je schrijft (open sollicitatie)

A

Madame, Monsieur,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
A

Monsieur le maire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In Le Monde van 27 april heb ik een advertentie gelezen waarin…

A

Dans Le Monde du 27 avril j’ai lu une annonce dans laquelle…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volgens uw website zoekt u personeel om…

A

Selon votre site Internet vous cherchez du personnel pour…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onlangs heeft u mij een folder gestuurd van uw talencursussen.

A

Récemment, vous m’avez envoyé une brochure de vos cours de langue.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In antwoord op uw brief van 8 mei,…

A

En réponse à votre lettre du 8 mai,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ik heb op uw site gelezen dat u jongeren van 18 tot 25 jaar nodig heeft om tijdens de zomermaanden op uw camping te werken.

A

J’ai lu sur votre site que vous avez besoin de jeunes de 18 à 25 ans pour travailler dans votre camping pendant les mois d’été.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik kijk uit naar uw antwoord.

A

Dans l’attente de votre reponse recevez,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A

Veuillez agreér, [aanhef], l’expression de mes sentiments distingués.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij voorbaat dank.

A

En vous remerciant d’avance, je vous prie d’agréer …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bijlage: curriculum vitae

A

Piènce jointe: curriculum vitae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Met vriendelijke groet,

A

Meilleures salutations,
Cordialement,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dag mevrouw / meneer.

A

Bonjour madame / monsieur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Goedenavond.

A

Bonsoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pardon. / Sorry.

A

Pardon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dag, hoe gaat het?

A

Bonjour, ça va ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe gaat het?

A

Comment ça va ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Niet slecht, dank je. En met jou?

A

Pas mal, merci. Et toi ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe gaat het met u?

A

Comment allez-vous ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tot ziens.

A

Au revoir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Tot straks.

A

À tout à l’heure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Tot gauw.

A

À bientôt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Tot morgen.

A

À demain.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Tot zaterdag.

A

À samedi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Doe de groeten aan je ouders.

A

Dis bonjour à tes parents.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Ik ben benieuwd hoe het met je gaat.

A

Je suis curieux / curieuse de savoir comment tu vas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Ik hoop gauw iets van je te horen.

A

J’espère vite avoir de tes nouvelles.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Ik heet / Ik ben [naam].

A

Je m’appelle / Je suis [naam].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Ik wil beginnen met me voor te stellen: ik heet Michelle Dutronc.

A

Je voudrais commencer par me présenter: je m’appelle Mchelle Duntronc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Ik ben … jaar.

A

J’ai … ans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Ik woon in [plaats] in [land].

A

J’habite à [plaats] en / au / aux [land].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Dit is [naam]

A

Voici [naam].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Ik stel je / u voor aan [naam].

A

Je te / vous présente [naam].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Leuk om met je / u kennis te maken.

A

Ça me fait plaisir de faire ta / votre connaissance.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Leuk je te ontmoeten.

A

Enchanté(e).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Aangenaam kennis met u te maken.

A

Enchanté(e) de faire votre connaissance.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Ik wilde je bedanken voor je cadeau.

A

Je voulais te remecie pour ton cadeau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Ik dank u voor uw hulp.

A

Je vous remercie pour votre aide.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Dank u zeer.

A

Merci beaucoup.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Dat is heel aardig (van je / van u).

A

C’est très gentil (de ta part / de votre part).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Graag gedaan, mevrouw.

A

Je vous en prie, madame.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Geen dank, meneer.

A

De rien, monsieur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Ik heb het met plezier gedaan.

A

Je l’ai fait avec plaisir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Ik interesseer me heel erg voor sciencefictionfilms.

A

Je m’intéresse beaucoup aux films de science-fiction.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Ik denk dat het een interessante film is.

A

Je pense que c’est un film intéressant.

44
Q

Ik zou graag willen…

A

Je voudrais…

45
Q

Ik zou het leuk vinden …

A

J’aimerais…

46
Q

Ik heb zin om …

A

J’ai envie de …

47
Q

Ik ben van plan om …

A

J’ai l’intention de …

48
Q

Ik zou graag in uw bedrijf willen werken.

A

J’aimerais travailler dans votre entreprise.

49
Q

Kom je me opzoeken?

A

Tu viens me voir ?

50
Q

Heb je zin om vanavond naar de bioscoop te gaan?

A

Tu as envie d/aller au cinéma ce soir?

51
Q

Ik nodig je / u uit bij mij te komen lunchen.

A

Je t’ / vous invite à venir déjeuner chez moi.

52
Q

Wat zou je er van zeggen om vanavond uit te gaan?

A

Que dirais-tu de sortir ce soir ?

53
Q

Lijkt het je wat om vanavond iets te gaan drinken?

A

Ça te dirait d’aller boire un verre ce soir ?

54
Q

Als je zin hebt, kun je vanavond komen eten.

A

Si tu as envie, tu peux venir dîner ce soir.

55
Q

Ik zou graag in de vakantie iets willen afspreken.

A

J’aimerais te voir pendant les vacances.

56
Q

Kunnen we volgende week iets afspreken?

A

Pourrions-nous nous voir la semaine prochaine ?

57
Q

Wanneer zien we elkaar?

A

On se voit quand ?

58
Q

Dinsdag om 8 uur, ben je dan vrij?

A

Mardi à huit heures, tu es libre ?

59
Q

Waar zien we elkaar?

A

On se voit où ?

60
Q

Voor de bioscoop, is dat goed?

A

Devant le cinéma, ça te va ?

61
Q

Ja, oké.

A

Oui, d’accord.

62
Q

Nee, dan heb ik al iets.

A

Non, je suis pris(e).

63
Q

Ik wil graag een afspraak maken.

A

Je voudrais prendre rendez-vous.

64
Q

Morgen om 10 uur, schikt het u dan?

A

Demain à 10 heures, ça vous va ?

65
Q

Ik stel u voor om woensdag om 20.00 uur af te spreken.

A

Je vous propose de prendre rendez-vous mercredi à 20 heures.

66
Q

Pardon, kunt u me zeggen …/ uitleggen …/ helpen?

A

Pardon, pourriez-vous me dire …/ m’expliquer …/ m’aider ?

67
Q

Nee, het spijt me.

A

Non, je regrette.

68
Q

Ik wil graag weten …
- of het museum ‘s maandags open is.
- waar TGV-station is.
- wanneer het museum is geopend.

A

Je voudrais savoir …
- si le musée est ouvert le lundi
- où se trouve la gare TGV.
- quand le musée est ouvert.

69
Q

Ik laat je weten dat ik morgen op vakantie ga.

A

Je te fais savoir que je partirai en vacances demain.

70
Q

Hoe laat is het?

A

Quelle heure est-il ?

71
Q

Het is …

A

Il est …

72
Q

Ik weet het niet. Ik heb geen horloge.

A

Je ne sais pas. Je n’ai pas de montre.

73
Q

Hoeveel kost die cd?

A

Combien coûte de CD ?
C’est combien ce CD ?

74
Q

Wat is de prijs van die cd?

A

Quel est le prix de ce CD ?

75
Q

Hij kost [prijs].

A

Il coûte [prijs]

76
Q

Wat voor weer is het?

A

Quel temps fait-il ?

77
Q

Het is mooi / slecht / warm / koud weer.

A

Il fait beau / mauvais / chaud / froid.

78
Q

Het regent / het sneeuwt / het vriest / het waait

A

Il pleut / il neige / il gèle / il fait du vent.

79
Q

Heeft u uw keuze gemaakt?

A

Vous avez fait votre choix ?

80
Q

Ja, ik wil graag bestellen.

A

Oui, je voudrais commander.

81
Q

Mag ik de rekening alstublieft?

A

Je pourrais avoir l’addition, s’il vous plaît ?

82
Q

Ik neem …

A

Je prends …

83
Q

Geef mij …

A

Donnez-moi …

84
Q

Ik wil graag het laatste boek van Claudel bestellen.

A

J’aimerais commander le dernier livre de Claudel.

85
Q

Ik wil een kamer / een tafel reserveren.

A

Je voudrais réserver une chambre / une table.

86
Q

Ik wil graag kaartjes voor het concert van 21 juni reserveren.

A

Je voudrais réserver des billets pour le concert du 21 juin.

87
Q

Wil je met mij corresponderen?

A

Tu veux correspondre avec moi ?

88
Q

Een beetje geduld, alsjeblieft!

A

Un peu de patience, s’il te plaît !

89
Q

Stilte, alstublieft!

A

Silence, s’il vous plaît !

90
Q

Geef me gauw een antwoord!

A

Réponds-moi vite !

91
Q

Ik verzoek u me te antwoorden.

A

Je vous prie de me répondre.

92
Q

Zou u zo vriendelijk willen zijn om ons een telefoonnummer te geven?

A

Veuillez nous donner un numéro de téléphone.

93
Q

Denk je dat het mogelijk is?

A

Tu crois que c’est possible ?

94
Q

Ja, dat is heel goed mogelijk.

A

Oui, c’est fort possible / c’est bien possible.

95
Q

Ja, dat kan.

A

Oui, c’est possible.

96
Q

Zonder twijfel.

A

Sans aucun doute.

97
Q

Hij komt waarschijnlijk morgen.

A

Il viendra sans doute demain.

98
Q

Zou het mogelijk zijn dat ik een week bij jou doorbreng?

A

Serait-il possible de passer huit jours chez toi?

99
Q

Het is mogelijk dat mijn moeder me haar auto leent.

A

Il est possible que ma mère me prête sa voiture.

100
Q

Het in onmogelijk kaartjes voor dat concert via internet te reserveren.

A

Il est impossible de réserver des billets pour ce concert par Internet.

101
Q

Zou het niet mogelijk zijn?

A

Ce ne serait pas possible ?

102
Q

Zou je kunnen …?

A

Tu pourrais … ?

103
Q

Nee, dat is niet mogelijk.

A

Non, ce n’est pas possible.

104
Q

Het is echt onmogelijk.

A

C’est vraiment impossible.

105
Q

Helaas niet.

A

Hélas non.
Malheureusement pas.

106
Q

Het spijt me dat …

A

Je suis désolé(e) que … (+subjonctif)
Je regrette que … (+subjonctif)

107
Q

Dit is niet wat ik heb gevraagd / besteld.

A

Ce n’est pas ce que j’ai demandé / commandé.

108
Q

Ik ben niet tevreden over dit artikel.

A

Je ne suis pas content(e) de cet article.

109
Q

Dit is niet wat ik wilde.

A

Ce n’est pas ce que je voulais.

Frans (27 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2024 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions