Vocabulaire 51A Flashcards
1
Q
Faire appel à
A
Een beroep doen op
2
Q
Réunir
A
Bijeenbrengen
3
Q
Récolter
A
Inzamelen
4
Q
Des fonds (mmv)
A
Financiële middelen
5
Q
Assister à
A
Bijwonen
6
Q
La générosité
A
De vrijgevigheid
7
Q
La lutte
A
De strijd
8
Q
La (bonne) cause
A
Het goede doel
9
Q
L’environnement (m)
A
Het milieu
10
Q
La pollution
A
De vervuiling
11
Q
Le réchauffement
A
De opwarming
12
Q
La déforestation
A
De ontbossing
13
Q
La gaspillage
A
De verspilling
14
Q
Détruire
A
Verwoesten
15
Q
Menacer
A
(Be)dreigen
16
Q
Les déchets (mmv)
A
Het afval
17
Q
Émettre
A
Uitstoten
18
Q
Impliqué dans
A
Betrokken bij
19
Q
Faire des dons
A
Doneren
20
Q
Gérer
A
Managen
21
Q
Envisager de
A
Van plan zijn te
22
Q
Diffuser
A
Uitzenden
23
Q
Se consacrer à
A
Zich wijden aan