Transport Flashcards
Exocytose
Blaasjes die zijn afgesnoerd van het golgisysteem kunnen versmelten met het celmembraan om stoffen buiten de cel af te geven.
Actief transport
Een stof verplaatst zich via een transporteiwit met de energie van ATP van een plaats met een lage concentratie naar een plaats met een hoge concentratie (tegen het concentratieverval in)
Enkele bloedsomloop
- Het hart heeft één boezem en één kamer
- Bloed komt maar één keer per omloop door het hart
Dubbele bloedsomloop
- Het hart heeft twee boezems en twee kamers
- Bloed stroomt twee keer per omloop door het hart
Transportstelsel bij een mens
Bestaat uit:
1. hart- en vaatstelsel
2. lymfesysteem
Het lymfesysteem bestaat uit lymfevaten en lymfeknopen.
Lymfevaten vervoeren lymfe. Via de borstbuis en rechterlymfestam naar de aderen. Bevat kleppen waardoor lymfe maar in één richting kan stromen.
Lymfeknopen zuiveren de lymfe van o.a. ziekteverwekkers.
Rechterboezem
- Ontvangt zuurstofarm bloed uit de onderste en bovenste holle ader en pompt dit naar de rechterkamer.
- Weinig gespierde wand
Rechterkamer
- Pompt zuurstofarm bloed in de longslagaders
- Gespierde wand
Linkerboezem
- Ontvangt zuurstofrijk bloed uit de longader en pompt dit naar de linkerkamer
- Weinig gespierde wand
Linkerkamer
- Pompt zuurstofrijk bloed in de aorta
- Zeer gespierde wand
Hartkleppen
Verhinderen het terugstromen van bloed vanuit de kamers naar de boezems.
Halvemaanvormige kleppen
Verhinderen het terugstromen van bloed vanuit de aorta en longslagaders naar de kamer.
Systole
Het samentrekken van het hartspierweefsel doordat de sinusknoop impulsen afgeeft. Leidt tot bovendruk in de slagaders.
Diastole
Het ontspannen van het hartspierweefsel doordat de sinusknoop geen impulsen afgeeft. Leidt tot onderdruk in de slagaders.
Hartpauze (fase 3 in Binas 84D)
Zowel de boezems als de kamers zijn ontspannen.
Hartkleppen zijn geopend, halvemaanvormige kleppen zijn gesloten. Bloed stroomt naar de boezems en de kamers.
Wat veroorzaakt een harttoon?
Het sluiten van de hartkleppen tijdens de kamersystole en daarna het sluiten van de halvemaanvormige kleppen tijdens de kamer- en boezemdiastole
Impulsgeleiding in het hart
De sinusknoop zendt een impuls uit die zich over de beide boezems verspreid. De systole van de boezems vindt plaats, waardoor het bloed de kamers in stroomt.
De AV-knoop vertraagt de impuls waardoor even later pas de kamersystole plaatsvindt.
De bloeddruk in de kamers neemt toe
-> de hartkleppen sluiten. Het bloed kan niet meer terug stromen.
Als de druk hoger is dan in de slagaders, dan gaan de halvemaanvormige kleppen open.
De boezems zijn in diastole en de kamers in systole.
Het bloed stroomt nu de slagaders in.
Hierna volgt de hartpauze met de kamer- en boezemdiastole. Waarbij de halvemaanvormige kleppen gesloten zijn, zodat het bloed in de slagaders niet kan terug stromen. Het dichtslaan van de halvemaanvormige kleppen zorgt voor de tweede harttoon.
Wat doen de pezen van de hartkleppen en de papillairspieren?
Voorkomen dat de hartkleppen doorslaan door de boezems.
Slagvolume
De hoeveelheid bloed die de linkerkamer per hartslag in de aorta pompt.
Hangt af van:
- leeftijd
- geslacht
- training
De rechterkamer pompt per slag evenveel bloed weg als de linkerkamer.
Verschillen slagaders, kleine slagaders, haarvaten en aders
Slagaders:
- Liggen diep in het lichaam
- De wanden zijn stevig, elastisch en dik
Kleine slagaders:
- De wanden bestaan uit glad spierweefsel
- Vasoconstrictie (vernauwen) of vasodilatatie (verwijden)
Haarvaten:
- De wanden zijn één cellaag dik
- Lage stroomsnelheid van het bloed
Aders:
- De wanden zijn dunner en minder elastisch
- Lagere bloeddruk dan in de haarvaten
- Geen kloppende beweging waar te nemen -> aderkleppen en het samentrekken van spieren rondom de ader of de kloppende bewegingen van het naastgelegen slagader zorgen ervoor dat het bloed toch omhoog kan stromen.
- Liggen minder diep in het lichaam
Vasoconstrictie
Vernauwen van bloedvaten -> meer weerstand -> hogere bloeddruk
Vasodilatatie
Verwijden van bloedvaten -> minder weerstand -> lagere bloeddruk
Onderdruk
Minimale druk tijdens de hartpauze
Bovendruk
Maximale druk tijdens de systole van de kamers.
De elastische wanden van de slagaders vangen de druk op door uit te zetten. Hierdoor daalt de bloeddruk iets.
Drukreceptoren (baroreceptoren)
Meten de bloeddruk in de wand van de halsslagaders en aorta. Geven de informatie door aan de hersenstam.
Als de bloeddruk onder de normwaarde ligt, regelt de hersenstam dat het hartritme toeneemt en de bloedvaten vernauwen.
Boven de normwaarde dan neemt het hartritme af en verwijden de bloedvaten.