Inleiding in de biologie en voortplanting Flashcards
Wat zijn de 7 organisatieniveau’s?
- Molecuul
- Cel
- Orgaan
- Individu/ organisme
- Populatie
- Ecosysteem
- Biosfeer
Wat is een emergente eigenschap?
Eigenschappen die ontstaan op hogere organisatieniveau’s door interactie en die op lagere organisatieniveau’s niet aanwezig zijn.
Wat is weefsel?
Groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Welke type weefsels zijn er?
- Dekweefsel
- Bindweefsel
- Spierweefsel
- Kraakbeenweefsel
- Zenuwweefsel
- Beenweefsel
Dekweefsel (epitheel) + functie
Cellen zijn rechthoekig en liggen tegen elkaar aan.
Funcite:beschermen inwendige en uitwendige lichaamsoppervlakten. (In holle organen heet dit slijmvlies)
Zenuwweefsel + functie
Sterk vertakte uitlopers die een netwerk vormen.
Functie: zenuwcellen die hierin zitten geven informatie door.
Spierweefsel
Langgerekte cellen die kunnen samentrekken.
Bindweefsel + functie
Cellen liggen verder uitelkaar met daartussen vezels en tussencelstof. Vezels kunnen elastisch of stevig zijn of een netwerk vormen.
Functie: geeft steun en vorm aan het organisme en organen en het verbindt lichaamsdelen onderling en vult ruimtes tussen organen op.
Tussencelstof
Hangt samen met de functie van het weefsel, kan dienen ter versteviging
Kraakbeenweefsel
Weinig kalkzouten, meer collageen vezels -> kan vervormen.
Beenweefsel
Hierin bevinden zich kalkzouten en collageenvezels. Beencellen hebben uitlopers, waardoor transport mogelijk is. In beenweefsel zitten kanaaltjes waardoor zenuwen en bloedvaten lopen.
Wat doen kalkzouten?
Kalkzouten zorgen voor stevigheid.
Waar zorgen collageenvezels voor?
Samenhang, elasticiteit en buigbaarheid.
Transmissie-elektronenmicroscoop (TEM)
Elektronenbundel gaat door het object, waardoor er daaronder een beeld ontstaat.
Scanning-elektronenmicroscoop (SEM)
Het object weerkaatst de elektronen, waardoor er een beeld met diepte ontstaat (3D)
Lichtmicroscoop
Licht van onder valt door preparaat.
Berekenen vergroting
Vergroting oculair x vergroting objectief.
Welke plastiden komen voor in het cytoplasma van een plantaardige cel?
Chloroplasten (bevatten de stof chlorofyl en enzymen voor de fotosynthese)
Chromoplasten (bevatten kleurstofkorrels; gele of oranje/rode)
Leukoplasten.
Wat doen leukoplasten?
Leukoplasten slaan vet, zetmeel en eiwitten op.
Vacuole
De vacoule speelt een rol bij stevigheid van een cel en bevatten kleurstoffen. Ze worden omgeven door een vacuolemembraan.
- Centrale vacuole: opslag + stevigheid
- Kloppende vacuole: afvoer van water
De vorming van ribosomen
De nucleolus maakt ribosomen aan ze verlaten de celkern door kernporiën, vervolgens komen ze in het endoplasmatisch reticulum, daarna komen ze via het cytoplasma in het golgi-systeem terecht waar ze hun uiteindelijke vorm krijgen.
Wat is een kernporie?
Openingen in het kernmembraan met eiwitten die het transport van stoffen in en uit de kern regelen.
Endoplasmatisch reticulum
Dubbele membranen die zijn aangesloten op kernmembranen en een netwerk vormen. De membranen liggen bijna tegen elkaar aan waardoor ze afgeplatte holten en kanalen vormen.
Functie: transport van stoffen en dan met name de stoffen richting het golgi-systeem.
Je hebt zowel ruw E.R. als glad E.R.
Celkern
Chromosomen in kernplasma. Door het aflezen van de chromosomen worden eiwitten gemaakt. Die eiwitten brengen allerlei processen op gang in een cel.