Gaswisseling en uitscheiding Flashcards
De vier functies van neusademhaling
- Verwarmen
- Lucht vochtig maken
- Lucht keuren
- Lucht filtreren
Functie (neus-)slijmvlies
Stof, ziekteverwekkers en grote schadelijke deeltjes blijven hierin plakken.
Slijmvlies in de luchtpijp kan opzwellen en hierdoor de stofdeeltjes filtreren.
Wat is oxyhemoglobine?
Hemoglobine waaraan zuurstof is gebonden
Van welke vier factoren hangt het transport van CO2
- O2 druk
- CO2 druk
- pH bloed
- Temperatuur
De invloed van de CO2 druk op het transport van CO2
Een hogere CO2 druk zorgt indirect voor het Bohr-effect door de pH waarde te laten dalen.
Bohr-effect
lagere affiniteit van hemoglobine voor zuurstof door een toename van de partiële koolstofdioxide druk of verlaging van de pH-waarde
Invloed pH op het binden van zuurstof aan hemoglobine
Door een lagere pH kan zuurstof minder goed binden aan hemoglobine. H+ ionen veranderen de structuur van hemoglobine. Hierdoor kan zuurstof minder goed binden.
Hoe wordt er bij inspanning meer zuurstof afgegeven aan de cellen
Bij inspanning stijgt de partiële CO2 druk, waardoor de pH daalt. De temperatuur stijgt bovendien ook. Hierdoor wordt zuurstof losgelaten door het hemoglobine en afgegeven aan de weefsels.
Transport CO2 van longblaasjes naar het bloed
- CO2 diffundeert naar plasma in de rode bloedcel
-Enzym koolzuuranhydrase: CO2 + H2O -> H2CO3
- H2CO3 vervalt vervolgens in H+ en HCO3-
- HCO3- diffundeert via antiport. Cl- gaat de cel in
- O2 laat los van hemoglobine en gaat het weefsel in
- H+ bindt aan hemoglobine -> Bohr-effect -> O2 laat nog makkelijker los.
- CO2 bindt aan Hb
Haldane effect
Hoe minder O2, des te beter CO2 kan binden aan Hb.
Transport van CO2 naar de longblaasjes
- Koolzuuranhydrase splitst H2CO3 in CO2 en H2O
- Door antiport gaat HCO3- naar binnen en Cl- naar buiten
- O2 bindt aan Hb
- H+ splitst af van Hb -> O2 kan beter binden
- Als gevolg van het Haldane effect splitst CO2 af van Hb (Meer O2, dus CO2 kan slechter binden)
Open circulatiesysteem
Organen worden omringd door een hemolymfe
Gaswisseling bij insecten
- Open circulatiesysteem
- Tracheeën: sterk vertakte adembuizen
- Stigmata: openingen in de tracheeën
Grotere insecten hebben luchtzakken.
Gaswisseling bij vissen
Tegenstroomprincipe: groter verschil in gasdruk bevordert diffusiesnelheid
Inademen
Druk in longen neemt toe, de longen worden groter -> druk in de longen neemt af. De druk van de buitenlucht is hoger -> lucht stroomt naar binnen.
Rustige ademhaling
Spieren: middenrif trekt naar beneden, buitenste tussenribspieren
Diepe inademing
Spieren: buikspieren, binnenste tussenribspieren en halsspieren (-> borstbeen en ribben nog verder naar buiten)
Ademvolume
Volume lucht dat in- of uitgeademd wordt bij elke ademhaling
Uitademen
Spieren ontspannen -> longvolume neemt af -> druk neemt toe -> lucht stroomt naar buiten
Surfactant
Slijmlaag aan de binnenkant van de longblaasjes die ervoor zorgt dat de longblaasjes niet in elkaar worden geduwd tijdens de ademhaling en vermindert de elasticiteit
Inademingsreservevolume
Volume lucht dat naast de ademvolume extra ingeademd kan worden
Uitademingsreservevolume
Volume lucht dat naast de ademvolume extra uitgeademd kan worden
Restvolume
Lucht die na volledige uitademing achter blijft in de longen
Inademingscapaciteit
Ademvolume + inspiratoir reservevolume
Vitale capaciteit
Ademvolume + inspiratoir reservevolume + expiratoir reservevolume
Waar reageren de chemoreceptoren op?
- H+ (pH)
- CO2 druk
- O2 druk (alleen in extreme situaties)