Afweer Flashcards

1
Q

Mestcellen

A
  • Witte bloedcellen die histamine kunnen afgeven
  • Bevinden zich vooral in de weefsels van de huid en de slijmvliezen

Histamine zorgt er onder andere voor dat andere type witte bloedcellen worden geactiveerd en door de verwijding van de bloedvaten snel op de plek waar histamine is afgegeven kunnen komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Slijmvliezen

A

Voorkomen dat ziekteverwekkers binnentreden door slijm te produceren waaraan de ziekteverwekkers blijven plakken. Trilhaarcellen voeren de ziekteverwekkers vervolgens af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Traanvocht en speeksel

A

Spoelen de ziekteverwekkers weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zweet en talg

A

Zorgen voor een lage pH van de huid, waardoor ziekteverwekkers er niet goed kunnen leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Granulocyten

A

Zijn fagocyten die net als macrofagen de ziekteverwekker opslokken, alleen sterft een granulocyt samen met de ziekteverwekker -> etter (dode granulocyten met dode ziekteverwekkers en weefselresten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Koorts

A

Verhoogde normwaarde voor de temperatuur, waardoor de afweerreacties worden versneld en de enzymen van ziekteverwekkers denatureren zo sneller. Om warmte op te wekken ga je rillen. De bloedvaten in de huid vernauwen om warmteverlies tegen te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

MHC-I-receptoren

A
  • Komen voor op de celmembranen van alle lichaamscellen met een celkern en bloedplaatjes.
  • Bindt de antigenen van een pathogeen als de cel geïnfecteerd is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

MHC-II-receptoren

A
  • Komen alleen voor op macrofagen, dendritische cellen en geactiveerde B-cellen.
  • Een lymfocyt wordt geactiveerd als deze bindt met het MHC-II-complex van een APC.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cellulaire respons

A
  • Wordt geactiveerd door de binding tussen een APC en een Th-cel met behulp van het koppelingseiwit CD4.
  • Th-cel kan zich delen en differentiëren (Binas 84L2)
  • Tc-cel kan binden met een MHC-I-complex m.b.v. het koppelingseiwit CD8.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Humorale respons

A
  • Ziekteverwekkers in alle lichaamsvochten worden onschadelijk gemaakt.
  • B-cellen worden geactiveerd door cytokinen van de Th-cellen of doordat ze toevallig APC’s zijn geworden.
  • Is gericht tegen de afweer buiten de cellen.
  • B-cellen kunnen zich differentiëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Antigeen-antistofcomplex

A
  1. Een antigeen wordt afgedekt, waardoor de ziekteverwekker geen andere cel meer kan infecteren.
  2. Het celmembraan van de lichaamsvreemde cel wordt aangetast, waardoor de cel uit elkaar valt.
  3. Fagocytose van de ziekteverwekker door voornamelijk macrofagen kan worden bevorderd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Allergenen

A
  • Antigenen die voorkomen op onschadelijke stoffen en een allergische reactie veroorzaken.
  • Het zijn altijd eiwitten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Secundaire reactie

A

Er worden meteen antistoffen gevormd in grote aantallen en de antistoffen worden minder snel afgebroken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Antiserum

A

Bloedplasma met antistoffen, maar zonder stollingseiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Afstotingsreactie

A

Ontstaat doordat het afweersysteem de MHC-eiwitten op de celmembranen herkent als lichaamsvreemd. MHC-eiwitten zijn voor ieder organisme uniek en is belangrijk voor de cel om te onderscheiden welke cellen lichaamseigen en lichaamsvreemd zijn.

MHC wordt bij mensen HLA genoemd.

Rode bloedcellen bevatten geen MHC-eiwitten en kunnen dus niet afgestoten worden.

  • Tc-cellen vernietigen de cellen van het donorweefsel of -orgaan.
  • B-plasmacellen vormen antistoffen = acute afstoting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hemolyse

A

Rode bloedcellen gaan kapot, waardoor hemoglobine vrijkomt in het bloedplasma.

17
Q

Algemene donor

A

O, heeft namelijk geen antigenen die door andere bloedgroepen als lichaamsvreemd kan worden gezien.

18
Q

Algemene acceptor

A

AB, heeft namelijk geen antistoffen en kan dus niet gaan samenklonteren als het in aanraking komt met andere bloedcellen.

19
Q

Resuspositief

A

Heeft de resusfactor op zijn rode bloedcellen zitten.

20
Q

Resusnegatief

A

Heeft geen resusfactor en kan antiresus vormen als het in aanraking komt met de resusfactor.

21
Q

Rh- moeder zwanger van een Rh+ kind

A

Door scheurtjes in de placenta bij de eerste bevalling komt Rh+ bloed van het kind in de bloedbaan van de moeder terecht. De moeder vormt antiresus. Bij het eerste kind vormt dit geen problemen omdat de baby al geboren is voordat de antiresus is gevormd door de B-plasmacellen. Bij het tweede kind heeft de moeder echter geheugencellen en maakt ze snel en in grote hoeveelheden antiresus aan als het tweede kind ook Rh+ is. Dit kan wel de baby voor de geboorte bereiken en kan leiden tot sterfte bij de baby.

Om dit te voorkomen krijgt een Rh- moeder die zwanger is van een Rh+ kind tijdens de bevalling antiserum ingespoten met antiresus, waardoor het immuunsysteem van de moeder niet geactiveerd wordt. De antiresus wordt na een tijdje afgebroken en is niet dusdanig gevaarlijk voor de baby.