TRAGEDIE - Sophokles Flashcards

1
Q

ὁμῶς ὅ γ᾽ Ἅιδης τοὺς νόμους τούτους ποθεῖ.

A

Maar toch verlangt de Hades deze wetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

κουφονόων τε φῦλον ὀρνίθων ἀμφιβαλὼν ἄγει καὶ θηρῶν ἀγρίων ἔθνη πόντου τ᾽ εἰναλίαν φύσιν
σπείραισι δικτυοκλώστοις,
περιφραδὴς ἀνήρ:

A

Hij vangt ook het geslacht van lichtzinnige vogels en de soorten van wilde beesten en het zeewonend volk van de oceaan, door ze te strikken met uit mazen gevlochten netten, hij, de schrandere man;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

τοιαῦτά φασι τὸν ἀγαθὸν Κρέοντα σοὶ
κἀμοί, λέγω γὰρ κἀμέ, κηρύξαντ᾽ ἔχειν,
καὶ δεῦρο νεῖσθαι ταῦτα τοῖσι μὴ εἰδόσιν
σαφῆ προκηρύξοντα, καὶ τὸ πρᾶγμ᾽ ἄγειν οὐχ ὡς παρ᾽ οὐδέν, ἀλλ᾽ ὃς ἂν τούτων τι δρᾷ,
φόνον προκεῖσθαι δημόλευστον ἐν πόλει.

A

Dérgelijke dingen, zeggen ze, heeft de goede Kreoon voor jou en voor mij – want ik noem ook mij – verordend, en hij zou hierheen komen om dat voor hen die het nog niet weten duidelijk te verkondigen, en hij behandelt de zaak niet als (ging het) om niets, maar (voor) degene die iets daarvan doet, is dood door steniging in de stad uitgevaardigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ἀλλ᾽ οὐχ ὁ χρηστὸς τῷ κακῷ λαχεῖν ἴσος.

A

Maar de goede kerel heeft niet gelijk aanspraak (op eer) als de slechterik.

Maar het is niet het lot van de rechtvaardige om gelijk te zijn aan de slechterik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

τίς οἶδεν εἰ κάτωθεν εὐαγῆ τάδε;

A

Wie weet of dat in de onderwereld vrij is van schuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

καὶ δῆτ᾽ ἐτόλμας τούσδ᾽ ὑπερβαίνειν νόμους;

A

En dan durfde je tóch nog deze wetten te overtreden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ἐγὼ μὲν οὐδέν: τοῦτ᾽ ἔχων ἅπαντ᾽ ἔχω.

A

Ik? Neen, niets! Als ik dát heb bereikt, heb ik alles (wat ik wil).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

πορθῶν δὲ τήνδε γῆν: ὁ δ᾽ ἀντιστὰς ὕπερ.

A

Maar wel terwijl hij dit land probeerde te vernietigen; en de andere ter verdediging ervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de rolverdeling in de Antigone?

A

1ste acteur: Kreoon
2de acteur: Antigone, Haimoon, ziener
3de acteur: Ismene, wachter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

οὐ μαρτυρήσει ταῦθ᾽ ὁ κατθανὼν νέκυς.

A

Het overleden lijk zal daarvan niet getuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ἀλλ᾽ οὐδὲν αὐτῷ τῶν ἐμῶν μ᾽ εἴργειν μέτα.

A

Maar het is hem geenszins mogelijk mij van de mijnen af te houden!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

τὸν δ᾽ ἀθλίως θανόντα Πολυνείκους νέκυν
ἀστοῖσί φασιν ἐκκεκηρῦχθαι τὸ μὴ
τάφῳ καλύψαι μηδὲ κωκῦσαί τινα,
ἐᾶν δ᾽ ἄκλαυτον, ἄταφον, οἰωνοῖς γλυκὺν θησαυρὸν εἰσορῶσι πρὸς χάριν βορᾶς.

A

Maar er is, zeggen ze, verordend aan de burgers dat niemand het ongelukkig gestorven lijk van Poluneikes, noch in een graf mag begraven noch mag bewenen, maar dat men het onbeweend, onbegraven moet laten, als een zoete schat voor vogels wanneer ze uitkijken naar het genot van voedsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke drie clashende opposities zijn er in de Antigone?

A
  • menselijk (Kreoon) vs. goddelijk (Antigone)
  • staat (Kreoon) vs. familie (Antigone)
  • man (Kreoon) vs. vrouw (Antigone)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Blijft de dood na de haat? Volgens wie wel / niet?

A
  • Kreoon en Agamemnon vinden van wel
  • Antigone en Odysseus vinden van niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf het leven van Sophokles.

A
  • geboren in de 5de eeuw v. Chr.
  • leefde in periode waarin Athene de Gouden Eeuw doormaakte
  • waardoor hij de kans kreeg om een goede opleiding te volgen
  • publiekslieveling met charisma
  • gestorven door het stikken in een pit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

οὐδὲν γὰρ αἰσχρὸν τοὺς ὁμοσπλάγχνους σέβειν.

A

Neen, want het is geenszins schandelijk om je bloedverwanten te eren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

οὔτοι συνέχθειν, ἀλλὰ συμφιλεῖν ἔφυν.

A

Wel, ik ben niet geboren om te haten, maar om te beminnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke verhalen waren er al vóór Sophokles, over Antigone?

A
  • Thebaanse cyclus v. Homeros
  • Zeven tegen Thebe v. Aischulos
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat waren de nieuwe elementen over Antigone, die Sophokles heeft bedacht?

A
  • focus op Antigone + haar zelfmoord + verloving met Haimoon
  • 3 confrontaties: Kreoon - Antigone, Kreoon - Haimoon (generatieconflict), Kreoon - ziener (religieconflict)
  • Ismene en Eurydice
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ἐτεοκλέα μέν, ὡς λέγουσι, σὺν δίκης
χρήσει δικαίᾳ καὶ νόμου κατὰ χθονὸς
ἔκρυψε τοῖς ἔνερθεν ἔντιμον νεκροῖς:

A

Eteokles, zoals ze zeggen, heeft hij met rechtvaardige eerbiediging van recht en wet, onder de grond
begraven, geëerd onder de doden in de onderwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de drie clusters van termen in de Antigone?

A
  • vroomheid / respect (Kreoon eist respect, Antigone eist respect voor doden)
  • vriendschap / vijandschap (voor Kreoon zijn vrienden wie zijn wetten volgt, voor Antigone zijn vrienden familie, vooral na de dood)
  • intelligentie en gezond verstand (Kreoon vindt zichzelf intelligent, Antigone heeft intuïtieve intelligentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

πῶς δῆτ᾽ ἐκείνῳ δυσσεβῆ τιμᾷς χάριν;

A

Hoe dan kun je dan een gunst betuigen die goddeloos is voor hem?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer werd de Antigone tot stand gebracht?

A

441 v. Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

εἰ τὸν νεκρὸν ξὺν τῇδε κουφιεῖς χερί.

A

Of je het lijk zult begraven samen met deze hand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

οὔκουν ὅμαιμος χὠ καταντίον θανών;

A

En is hij die aan de andere kant stierf dan niet je bloedverwant?

26
Q

κρατεῖ δὲ μηχαναῖς ἀγραύλου
θηρὸς ὀρεσσιβάτα, λασιαύχενά θ᾽
ἵππον υπαξεται ἀμφὶλόφον ζυγῶν
οὔρειόν τ᾽ ἀκμῆτα ταῦρον.

A

hij temt met zijn listen het in de bergen levende landdier, en zal het paard met zijn lange manen onder het nekomspannende juk brengen alsook de onvermoeibare stier uit de bergen.

27
Q

καὶ φθέγμα καὶ ἀνεμόεν φρόνημα καὶ ἀστυνόμους
ὀργὰς ἐδιδάξατο καὶ δυσαύλων
πάγων ὑπαίθρεια καὶ δύσομβρα φεύγειν βέλη
παντοπόρος: ἄπορος ἐπ᾽ οὐδὲν ἔρχεται τὸ μέλλον: Ἅιδα μόνον φεῦξιν οὐκ ἐπάξεται:

A

Ook heeft hij taal, het windsnelle denken en stedenregelend temperament geleerd, en hoe de open lucht van ongastvrije bergen en het striemen van boosaardige buien te ontvluchten, vindingrijk als hij is: op niets van wat komen zal gaat hij hulpeloos af: alleen van de Hades zal hij zich geen uitweg verwerven

28
Q

ᾔδη: τί δ᾽ οὐκ ἔμελλον; ἐμφανῆ γὰρ ἦν.

A

Ik wist het: waarom zou ik het niet (weten)? Het was namelijk klaar en duidelijk.

29
Q

εἴ τοί σφε τιμᾷς ἐξ ἴσου τῷ δυσσεβεῖ.

A

Toch wel, als jij hem eert op gelijke wijze als de goddeloze.

30
Q

Opdracht: lees ‘het Thebaanse koningshuis’

A

Het geslacht van Kadmos
De ontvoering van Europa en het begin van Kadmos’ zoektocht
De beloning van Kadmos en de stichting van de stad Thebe
Het huwelijk van Kadmos en Harmonia en de val van Kadmos
Het vertrek van Kadmos en Harmonia

31
Q

εἰ ξυμπονήσεις καὶ ξυνεργάσει σκόπει.

A

Bekijk of je mee de last zult dragen en zult meewerken.

32
Q

In welke stijl schreef Sophokles?

A
  • zit tussen zware Aischulos en lichte Euripides
  • vermindert rol van het koor
33
Q

Wat is de centrale kwestie van de Antigone?

A

de begraving (belangrijk voor onderwereld)

34
Q

ἔπειτα δ᾽ οὕνεκ᾽ ἀρχόμεσθ᾽ ἐκ κρεισσόνων,
καὶ ταῦτ᾽ ἀκούειν κἄτι τῶνδ᾽ ἀλγίονα.

A

vervolgens vermits wij beheerst worden door sterkeren, namelijk (om) ernaar luisteren en ook naar ergere dingen dan dat.

35
Q

τί δ᾽, ὦ ταλαῖφρον, εἰ τάδ᾽ ἐν τούτοις, ἐγὼ λύουσ᾽ ἂν ἢ ‘φάπτουσα προσθείμην πλέον;

A

Maar wat, ongelukkige, als de zaken er zo voorstaan, zou ík dan meer bijdragen door (de knoop) los te maken of vast te knopen?

36
Q

ποῖόν τι κινδύνευμα; ποῦ γνώμης ποτ᾽ εἰ;

A

Wat voor een risico (is er) dan? In welke richting ben je aan het denken?

37
Q

οὔτοι ποθ᾽ οὑχθρός, οὐδ᾽ ὅταν θάνῃ, φίλος.

A

Nee, nooit is de vijand, zelfs niet wanneer hij is gestorven, een vriend.

38
Q

οὕτως ἔχει σοι ταῦτα, καὶ δείξεις τάχα
εἴτ᾽ εὐγενὴς πέφυκας εἴτ᾽ ἐσθλῶν κακή.

A

Zo staan die zaken er voor jou voor, en je zult snel tonen of je hetzij edelgeboren bent hetzij lafhartig uit voorname voorouders.

39
Q

ἢ γὰρ νοεῖς θάπτειν σφ᾽, ἀπόρρητον πόλει;

A

Denk je dan hem te begraven? (Iets) wat de stad is verboden?

40
Q

νόσων δ᾽ ἀμηχάνων φυγὰς ξυμπέφρασται.

A

maar hij heeft een redding van ongeneeslijke ziekten uitgedacht.

41
Q

σοφόν τι τὸ μηχανόεν τέχνας ὑπὲρ ἐλπίδ᾽ ἔχων
τοτὲ μὲν κακόν, ἄλλοτ᾽ ἐπ᾽ ἐσθλὸν ἕρπει,
νόμους γεραίρων χθονὸς θεῶν τ᾽ ἔνορκον δίκαν, ὑψίπολις: ἄπολις ὅτῳ τὸ μὴ καλὸν
ξύνεστι τόλμας χάριν. μήτ᾽ ἐμοὶ παρέστιος γένοιτο μήτ᾽ ἴσον φρονῶν ὃς τάδ᾽ ἔρδει.

A

Met de vindingrijkheid van zijn vaardigheid -iets scherpzinnigs- bóven (alle) hoop, streeft hij (toch) nu eens naar het kwade, dan weer naar het goede: wanneer hij de wetten van het land eerbiedigt en het bezworen recht der goden zetelt hij hoog in de stad: tégen zijn stad is hij die zich met het kwade inlaat omwille van zijn driestheid. Moge niet mijn huisgenoot worden en hetzelfde denken hij die dàt doet.

42
Q

θεῶν τε τὰν ὑπερτάταν, Γᾶν ἄφθιτον, ἀκαμάταν, ἀποτρύεται
ἰλλομένων ἀρότρων ἔτος εἰς ἔτος ἱππείῳ γένει πολεύων.

A

van de goden mat hij de hoogste, de onsterfelijke, onvermoeibare Aarde, af: terwijl jaar op jaar de ploegen worden gekeerd, woelt hij haar om met het ras van paarden.

43
Q

τοῦτο καὶ πολιοῦ πέραν πόντου χειμερίῳ νότῳ
χωρεῖ, περιβρυχίοισιν
περῶν ὑπ᾽ οἴδμασιν.

A

Híj doorkruist zelfs de grijswitte zee bij winterse zuidenwind varend onder rondom rijzende/brullende golven.

44
Q

τὸν γοῦν ἐμὸν καὶ τὸν σόν ἢν σὺ μὴ θέλῃς
ἀδελφόν: οὐ γὰρ δὴ προδοῦσ᾽ ἁλώσομαι.

A

Mijn broer inderdaad, en de jouwe, als jíj niet wil: want ik zal er niet op betrapt worden hem te verraden.

45
Q

Wat gebeurt er in de Ajas?

A
  • Ajas raakt woedend wanneer pantser van gevallen Achilles wordt toegekend aan Odysseus in plaats van aan hem
  • gedreven door woede doodt hij een kudde schapen
  • verpletterd door zijn schaamte, kiest Ajas voor dood en pleegt zelfmoord
46
Q

Wat is het verschil tussen Kreoon en Antigone?

A
  • Kreoon = rijk, mannelijk, autoritair en alleenheerser
  • Antigone = concreet, intuïtief, emotioneel
47
Q

ἐγὼ μὲν οὖν αἰτοῦσα τοὺς ὑπὸ χθονὸς
ξύγγνοιαν ἴσχειν, ὡς βιάζομαι τάδε,
τοῖς ἐν τέλει βεβῶσι πείσομαι: τὸ γὰρ
περισσὰ πράσσειν οὐκ ἔχει νοῦν οὐδένα.

A

Ik dus, ik zal hen onder de grond smeken om vergiffenis te hebben, aangezien ik hiertoe gedwongen word, aan hen die het gezag dragen zal ik gehoorzamen: want er is geen enkele zin in dingen te doen die (ons) te boven gaan.

48
Q

κάτω νυν ἐλθοῦσ᾽, εἰ φιλητέον, φίλει κείνους: ἐμοῦ δὲ ζῶντος οὐκ ἄρξει γυνή.

A

Als er dan bemind moet worden, ga dan nu maar in de onderwereld hén beminnen: míj zal geen vrouw overheersen, niet zolang ik leef.

49
Q

οὐ γάρ τί μοι Ζεὺς ἦν ὁ κηρύξας τάδε,
οὐδ᾽ ἡ ξύνοικος τῶν κάτω θεῶν Δίκη
τοιούσδ᾽ ἐν ἀνθρώποισιν ὥρισεν νόμους.

A

Ja, want het was (mij) helemaal niet Zeus die deze dingen heeft verordend, en evenmin heeft het Recht, dat woont bij de goden van de onderwereld, deze wetten onder de mensen bepaald.

50
Q

οὐ γάρ τι δοῦλος, ἀλλ᾽ ἀδελφὸς ὤλετο.

A

Neen, want het was geen slaaf, maar mijn broer die is gesneuveld.

51
Q

θέλεις τι μεῖζον ἢ κατακτεῖναί μ᾽ ἑλών;

A

Verlang je dan iets meer dan mij te veroordelen en te doden?

52
Q

οὐ γὰρ τάφου νῷν τὼ κασιγνήτω Κρέων
τὸν μὲν προτίσας, τὸν δ᾽ ἀτιμάσας ἔχει;

A

Heeft Kreoon dan niet van onze broers de ene een graf waardig, maar de andere (een graf) onwaardig geacht?

53
Q

ὅμαιμος ἐκ μιᾶς τε καὶ ταὐτοῦ πατρός.

A

Een bloedverwant, ja, uit één moeder en dezelfde vader.

54
Q

ὦ σχετλία, Κρέοντος ἀντειρηκότος;

A

Ach ongelukkige, nadat Kreoon het heeft verboden?

55
Q

σὺ δ᾽ οὐκ ἐπαιδεῖ, τῶνδε χωρὶς εἰ φρονεῖς;

A

En jij, schaam jij je dan niet als je anders denkt dan hen?

56
Q

Welke werken hebben we nog van Sophokles?

A
  • Ajax
  • Antigone
  • Elektra
  • Trachiniai
  • Oidipous Rex / Turannos
  • Philoktetes
  • Oidipous in Kolonos
57
Q

πολλὰ τὰ δεινὰ κοὐδὲν ἀνθρώπου δεινότερον πέλει.

A

Veel is wonderbaarlijk en niets wonderbaarlijker dan de mens.

58
Q

ἀλλ᾽ ἐννοεῖν χρὴ τοῦτο μὲν γυναῖχ᾽ ὅτι
ἔφυμεν, ὡς πρὸς ἄνδρας οὐ μαχουμένα.

A

Maar kom, we moeten dit beseffen: dat we beiden vrouwen zijn, die niet horen te vechten tegen mannen:

59
Q

Wat is de rol van het koor in Antigone?

A

oude mannen / raadgevers v. Kreoon
-> Antigone staat er alleen voor

60
Q

Waarvoor zorgt de ziener?

A
  • περιπετεια (kantelmoment)
  • αναγνωρισις (inzicht)