TRAGEDIE - Aischulos Flashcards

1
Q

σμικρού γένοιτ’ ἀν’ σπέρματος μέγας πυθμήν

A

uit een klein zaadje zou een machtige stam (kunnen) voortkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ἅπας δὲ τραχύς, ὅστις ἄν νέον κρατή

A

ieder is streng, wie nog maar korte tijd regeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

συγγονον βροτοισι τὸν πεσόντα λακτίσαι πλέον

A

het ligt in de aard van de mensen de gevallene nog een trap na te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

πειθαρχία γὰρ ἐστι τῆς εὐπραξίας μητηρ

A

want gehoorzaamheid is de moeder van succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ἄνδρες γὰρ πόλις, καὶ οὐ τείχη, οὐδὲ νῆες ἀνδρῶν κεναί

A

want mànnen zijn de stad, en niet de stadsmuren, noch schepen zonder bemanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

θρασυστομεῖν γαρ οὐ
πρέπει τοὺς ήσσονας

A

kwaadbekkerij past immers de minderen/zwakkeren niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

τοῖς ἤσσοσιν γὰρ πᾶς τις εὐνοίας φέρει

A

want aan de zwakkeren is een ieder welgezind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke stijl schreef Aischulos?

A
  • verheven taal
  • morele en religieuze thema’s
  • relatie tussen mensen en goden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

οὐ γὰρ δοκεῖν ἀριστος άλλ’ εἶναι θέλει

A

hij wil immers niet de beste schíjnen maar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vertel het leven van Aischulos.

A

(ca. 525-456 v.Chr.)
- geboren in Eleusis (stadje ten noordwesten van Athene) in aristocratische familie
- nam deel aan enkele van de belangrijkste militaire veldslagen van zijn tijd, waaronder Slag bij Marathon in 490 v.Chr. en de Slag bij Salamis in 480 v.Chr.
- literaire carrière (zie werken)
- innovaties in het theater (zie ontwikkeling)
- bracht zijn laatste jaren door op Sicilië, waar hij volgens overlevering stierf nadat een arend een schildpad op zijn hoofd liet vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

τοιαῦτ᾽ ἀκούων ἐν φρεσὶν γράφου

A

luister naar mijn woorden en prent ze in je hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

κλύοντες οὐκ ἤκουον

A

horend luisterden ze niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

κάτοπτρον είδους χαλκός ἐστ’, οἶνος δε νοῦ

A

het brons is de spiegel van het uiterlijk, de wijn van de geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

το δ’ευ νικάτω

A

maar laat de goede zaak zegevieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

μόνος θεῶν γὰς θάνατος οὐ δώρων ἐρᾷ

A

want als enige onder de goden houdt de dood niet van geschenken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

όταν σπεύδη τις αὐτός, χω θεός συνάπτεται

A

wanneer iemand zich zelf inspant, helpt god ook

17
Q

αἵματι γὰρ αίμα καθαίρεται

A

want bloed wordt met bloed gereinigd

18
Q

οικοι μένειν χρή τον καλῶς εὐδαίμονα

A

hij die werkelijk gelukkig is, kan het beste thuis blijven

19
Q

Welke werken schreef Aischulos?

A
  • Persai (Slag bij Salamis)
  • Zeven tegen Thebe (strijd om de stad Thebe)
  • Smekelingen (Danaïden)
  • Oresteia (Agamemnon, Choephoroi, Eumeniden)
  • Prometheus geboeid
20
Q

ἔστι δ’ὅπη νῦν ἔστι. τελεῖται δ’ ἐς τὸ πεπρωμένον

A

De dingen zijn zoals ze nu zijn;

ze zullen lopen zoals het lot heeft beschikt

21
Q

σιγῶν θ’ ὅπου δεῖ καὶ λέγων τὰ καίρια

A

zwijgend waar het hoort en zeggend wat past

22
Q

κακοί γὰρ εὖ πράσσοντες οὐκ ἀνάσχετοι

A

want schurken zijn niet te verdragen, als ze wind in de zeilen hebben

23
Q

ἁπλὰ γὰρ ἐστι τῆς ἀληθείας έπη

A

want eenvoudig zijn de woorden van de waarheid

24
Q

καλὸν δὲ καὶ γέροντι μανθάνειν σοφά

A

het is goed verstandige dingen te leren, ook voor een grijsaard

25
Q

ἐλαφρον ὅστις πημάτων έξω πόδα ἔχει παραινεῖν νουθετεῖν τε τὸν κακώς πράσσοντα

A

het is eenvoudig voor hem die zijn voet houdt buiten de miserie om een ander die het slecht maakt aan te sporen en te bemoedigen.

26
Q

όμμα γάρ δόμων νομίζω δεσπότου παρουσίαν

A

de aanwezigheid van de meester beschouw ik als het stralend licht van het huis

27
Q

παθήματα μαθήματα

A

lijden is leren – leren is lijden

28
Q

εύδουσα γαρ φρὴν ὄμμασιν λαμπρύνεται

A

in slaap wordt de geest immers met lichten verhelderd