Thema 7 geheugen Flashcards

1
Q

plasticiteit

A

vermogen van de hersenen om te veranderen als gevolg van ervaring. Op neuraal niveau verandert plasticiteit het patroon van synaptische verbindingen tussen neuronen. Vindt in het hele brein plaats, dus leren en herinneren is een eigenschap van het hele brein geen gespecialiseerde module. Toch zijn verschillende gebieden essentieel voor leren en herinneren.leren en herinneren hebben evolutionaire voordelen omdat het hierdoor mogelijk is uitkomsten te voorspellen op basis van ervaring en zich aan tepassen aan nieuwe situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

korte termijngeheugen (STM)

A

geheugen, met beperkte capaciteit, voor informatie die op dit moment onthouden wordt. Fonologisch korte termijn geheugen of verbaal werkgeheugen.
Het is een wijdverbreide misvattinfg dat de termen korte termijn en lange termijn te maken hebben met verschillende soorten geheugen voor verschillende tijdsperioden opgeslagen in afzonderlijke locaties.
Bij korte termijn geheugen gaat het feitelijk om fonologisch korte termijngeheugen of verbaal werkgeheugen. Capacitieit wordt onderzocht met geheugentests (miller bereik is 7+-2 brokjes info, bewijs tegen, misschien 4 heeft te maken met fonologische kenmerken van een stimulus))

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lange termijn geheugen (LTM)

A

geheugen, met in principe onbeperkte capaciteit, voor informatie die opgeslagen maar mogelijk niet noodzakelijk benaderd of bewust toegankelijk is
De verschillende soorten langetermijngeheugen kunnen als volgt omschreven worden:

1 Declarative memory (declaratieve geheugen): kennis waartoe we bewuste toegang hebben, zoals persoonlijke kennis en kennis van de wereld.

  1. 1 Events (gebeurtenissen, episodisch geheugen): dingen die we ons over ons eigen leven herinneren (bijvoorbeeld de eerste schooldag, de eerste zoen).
  2. 2 Facts (feiten, semantisch geheugen): kennis over de wereld (hoe heette de koningin van Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog, hoe heette de eerste man op de maan, hoe maak je lasagna?).

2 Non-declarative memory (niet-declaratieve geheugen): kennis waartoe we geen bewuste toegang hebben, zoals motorische en cognitieve vaardigheden (procedurele kennis), perceptuele priming, gedrag dat is aangeleerd door conditionering, habituatie, of sensitisatie.

  1. 1 Procedural memory (procedureel geheugen): het leren van allerlei motorische vaardigheden (leren fietsen) en van allerlei cognitieve vaardigheden (leren, lezen)
  2. 3 Perceptual representation system: de structuur en de vorm van objecten en woorden kunnen worden geprimed door eerdere ervaringen (wanneer we bijvoorbeeld eerst een plaatje van een hond zien dan herkennen we een echte hond sneller dan wanneer we dat plaatje niet gezien hadden).
  3. 4 Classical conditioning (klassiek conditioneren): een geconditioneerde stimulus wordt tegelijk aangeboden met een ongeconditioneerde stimulus. Het gevolg van deze combinatie is dat de geconditioneerde stimulus een geconditioneerde respons kan gaan uitlokken die eerst alleen volgde op de ongeconditioneerde stimulus. Bijvoorbeeld het beroemde experiment van Pavlov: bij het zien van vlees (ongeconditioneerde stimulus) begint een hond speeksel af te scheiden (ongeconditioneerde respons). Nu wordt een bel geluid (geconditioneerde stimulus) op het moment dat men het vlees aan de hond laat zien. Als men een aantal malen de bel laat horen tegelijk met het tonen van het vlees zal de hond speeksel beginnen af te scheiden als hij de bel hoort luiden zonder dat het vlees getoond wordt.
  4. 5 Non-associative learning (non-associatief leren): dit bestaat uit simpel leren zoals habituatie (de respons wordt minder heftig als men een stimulus verschillende malen presenteert, bijvoorbeeld het afschieten van vuurwerk in de oudejaarsnacht, bij het eerste rotje schrikt men nog, bij het twintigste rotje zal de schrikreactie minimaal zo niet afwezig zijn) en sensitisatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

articulatorische onderdrukking

A

zacht uitspreken van woorden terwijl een andere taak (meestal een geheugentaak) wordt uitgevoerd hierdoor wordt het geheugenbereik minder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fonologische of articulatorische lus

A

de twee componenten die volgens Baddeley nodig zijn voor geheugentaken; een fonologische opslag en een herhalingsmechanisme, berustend op subvocale articulatie. (neurologisch gezien wederzijdse activering spraakperceptie en spraakmechanismen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

werkgeheugen

A

systeem voor tijdelijke opslag en manipulatie van informatie. Uitbreiding stm, werkgheugen legt meer nadruk op cognitie, terwijls stm opgevat wordt als een passieve bewaarplaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het werkgeheugen model van baddeley en hitch

A

3 componenten/subsystemenstm; een fonologische lus, een visuospatieel schetsblok, een episodische buffer. De vierde component (later toegevoegd) het centrale executieve systeem coordineert, de subsystemen en cognitie in het algemeen (prefrontaal) verbonden met ltm visueel semantisch, episodisch ltm en taal. modellen als dat van baddeley gaan ervan uit dat info naar een afzonderlijk systeem wordt overgebracht dan afgehandeld door een executief systeem. een andere benadering gaat ervan uit dat er geen stm is, maar dat werkgeheugen slechts de tijdelijke activering is van herinneringen uit het lange termijn geheugen door een prefrontaal executief systeem. deze benadering heeft voordelen eenvoudiger en kan werkgeheugen voor alle soorten info verklaren alleen niet de capaciteitsbeperking.
cognitief neurowt bewijs komt overeen met wel een stm, integriteit beinvloedt ltm en andersom niet. objecten woorden en gebeurtenissen en integriteit belangrijk voor het leren van nieuwe dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

self-ordered pointing task

A

Patienten met prefrontale lesies bleken in onderzoek van petrides en milner moeite te hebben met een werkgeheugen test taak waarbij proefpersonen bij elke test een nieuw object moeten aanwijzen en op die manier een werkgeheugen voor geselecteerde items onderhouden
vergelijkbare onderzoeken wijzen op de dorsolaterale prefrontale cortex als een essentieel gebied voor het bijwerken en onderhouden van info.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

declaratief/expliciet geheugen ltm

A

herinneringen die bewust benaderd kunnen worden en daarom meestal kunnen worden verklaard; semantisch en episodisch geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

niet declaratief/impliciet geheugen ltm

A

herinneringen die niet bewust benaderd kunnen worden (bijvoorbeeld procedureel geheugen voor vaardigheden zoals fietsen en perceptuele representatiesystemen) basale ganglia zijn belangrijk voor het aanleren van procedurele vaardigheden en gewoonten..Niet declaritief zijn ook de perceptuele representatiesystemen voor het waarnemen van bijvoorbeeld geluiden of objecten, bewijs priming.
Ze bevatten kennis over de wereld en zijn in staat tot leren. ook klassieke conditionering en niet associatief leren zoals gewoonte vorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

semantisch geheugen ltm

A

conceptuele kennis over de wereld, zoals over mensen, plaatsen, de betekenis van objecten en woorden. Gemeenschappelijke culturele kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

episodisch/autobiografisch geheugen ltm

A

geheugen voor specifieke gebeurtenissen in eigen leven. de herinneringen zijn specifiek wat betreft tijd en plaats.
Het onthouden van persoonlijke gegevens wordt meestal aangeduid als persoonlijk semantisch geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

anterograad geheugen

A

geheugen voor gebeurtenissen die plaatsvonden na hersenbeschadeging, vaak meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

retrograad geheugen

A

geheugen voor gebeurtenissen die plaatsvonden voor hersenbeschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

syndroom van korsakoff

A

amnesie voortkomend uit langdurig alcoholisme, pathelogie van het diencefalon, waaronder de thalamus en de mammilaire lichamen.
Misbruik van alcohol over een langere periode kan leiden tot een vitamine B1-deficiëntie waardoor de hersenen beschadigd raken. Er blijkt een degeneratie op te treden in het diëncefalon, in het bijzonder in de dorsomediale kern (Engels: the dorsomedial nucleus) van de thalamus en de corpora mammillary (Engels: mammillary bodies). Dit veroorzaakt geheugenverlies: het declaratieve geheugen gaat verloren terwijl het niet-declaratieve geheugen intact blijft. Deze vorm van geheugenverlies treedt normalerwijze op bij schade aan de mediale temporale kwab (Engels: medial temporal lobe). Bij patiënten met het syndroom van Korsakov is er echter in eerste instantie geen schade aan de mediale temporale kwab. Men neemt nu aan dat bij deze patiënten de verbindingen tussen het diëncefalon en de mediale temporale kwab beschadigd zijn waardoor het geheugenverlies optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

amnesie

A

verlies van episodeisch geheugen (tulving beschouwt amnesie als een probleem van het episodisch geheugen, maar er is ook sprake van semantiscgh geheugenverlies onder andere na lesies in de hippocampus, nb het semantisch geheugen is minder kwetsbaar omdat het getraind kan worden door herhaling), meestal wel stm (maar niet voor het onthouden of waarnemen van 1 soort info vooral van 3d grootschalige taferelen), procedureel en perceptuele priming, een vorm van impliciet geheugen kan samenvattend worden gezien als een tekort in het declaratief geheugen, anterograad en retrograad. heterogene stoornis afhankelijk van waar de schade in en rond de mediale temporaalkwab zich bevindt. vaak het gevolg van een hersenbloeding, verwonding aan het hoofd of een virale infectie, langdurig alcoholisme. Prestaties lager dan wat men aan de hand van IQ kan verwachten. NB geen persoonlijkheidsveranding bij amnesie met een neurologische oorsprong zoals in films)
verklaring van amnesie in termen van schade aan een geheugensysteem volstaan niet, omdat ze geen beschrijving geven van de functie van dat systeem of van onderliggende mechanismen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

consolidatie

A

proces waardoor continue veranderingen in hersenactiviteit worden vertaald in permanente structurele veranderingen in de hersenen,( een mechanistische verklaring voor amnesie. Hippocampus is het geheugen voor context naar Tulving episodisch geheugen in tijd en plaats).
nog specifieker is de gedachte dat de hippocampus van belang is voor ruimtelijke verwerking, zowel voor het bieden van ruimtelijke context aan gebeurtenissen uit het verleden als voor het gebruik van ervaringen uit het verleden voor orientatie in de huidige omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

long term potentation LTP

A

De vorming van herinneringen houdt een toename in van de kans dat een postsynaptisch neuron vuurt in reactie op neurotransmitters die worden vrijgegeven in presynaptische neuronen, consolidatie toename in de lange termijn reactiviteit van een postsynaptisch neuron in reactie op prikkeling van een pre synaptisch neuron.
Het proces gaat samen met een snelle modificatie van bestaande synaptische proteinen, gevolgd door de synthese van nieuwe proteinen, wat leidt tot een veranderende synaps.
Deze synaptische consolidatie blijkt een universele eigenschap van het zenuwstelsel te zijn, een snelle waar dan ook in het zenuwstelsel en een langzamere systeemonsolidatie die vooral verbandt houdt met de hippocampus en het decaratief geheugen en bij mensen jaren kan duren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wet van Ribot

A

vroegere herinneringen zijn gemakkelijker op te roepen dan latere.verschijnsel dat vroege herinneringen bij amnesie meestal behouden blijven. Het herinneren van gebeurtenissen in een retrograde periode vertoond een temporele gradient, verklaring consolidatietheorie, hoe ouder hoe meer geconsolideerd en minder afhankelijk van de hippocampus. Gaan naar de neocortex, aangenomen wordt dat de hippocampus synaptische boodschappen zendt naar neocorticale neuronen die consolidatie in de cortex zelf bevorderen.

20
Q

de standaard consolidatietheorie

A

hoe ouder een gebeurtenis, hoe meer geconsolideerd en hoe minder afhankelijk van de hippocampus maakt geen onderscheid tussen consolidatie van episodische en semantische herinneringen. beiden vallen onder declaratief geheugen en maken gebruik van de hippocampus en vervolgens van de neocortex.
andere structuren in de temporaalkwab spelen echter ook een rol,
Consolidatie is het proces waardoor veranderingen in hersenactiviteit (die van moment tot moment plaatsvinden) worden vertaald in permanente structurele veranderingen in het brein. Dudai (2004) veronderstelt dat er sprake is van twee typen consolidatie: een snelle synaptische consolidatie die overal in het zenuwstelsel kan voorkomen en een langzamere systeemconsolidatie die mogelijk specifiek verband houdt met de hippocampus en het declaratieve geheugen. Het niet goed tot stand komen van consolidatie is een bekende mechanistische verklaring voor het optreden van geheugenverlies.

Met temporele gradiënt bedoelen we het verschijnsel dat patiënten met geheugenverlies in het algemeen makkelijker vroege herinneringen kunnen oproepen dan herinneringen aan gebeurtenissen die zich later in de retrograde periode hebben voorgedaan. De meest bekende verklaring voor dit fenomeen vinden we terug in de consolidatietheorie, namelijk dat hoe ouder de gebeurtenis hoe meer die geconsolideerd is, dus hoe minder afhankelijk die is van de hippocampus.

21
Q

catastrofale interfentie

A

verklaring van Mc Clelland voor trage overdracht van hippocampus (in de mediale temporaalkwab) naar neocortex van declaratief geheugen voor consolidatie . een rechtstreekse toevoeging van een nieuwe herinnering zou oude herinneringen significant verstoren.

22
Q

plaatscellen

A

neuronen (normaal gesproken in de hippocampus) die reageren als een dier zich op een specifieke locatie in de allocentrische (vogelperspectief) ruimte bevindt (O keefe en nadel met de hypothese dat de hippocampus een allocentrische ruimte omgevingskaart bevat, cognitive map theory) mensen fysiek en mentaal bij dieren alleen fysiek.

23
Q

gridcellen

A

(in de entorinale cortex) neuronen die reageren als een dier zich op specifieke locaties in een omgeving bevindt, zodanig dat responsieve locaties een herhalend patroon vormen.

24
Q

recognition memory (herkenning)

A

geheugentest waarbij proefpersonen moeten beslissen of een stimulus bij een specifieke gelegenheid voorkwam (makkelijker dan recall)

25
Q

recall (herinneren)

A

proefpersonen moeten eerder waargenomen stimuli opnoemen (bijvoorbeeld woorden) zonder dat een volledige aanwijzing gegeven wordt. (afhankelijk van recollection)

26
Q

familiariteit

A

herkenningsgeheugen waarbij, onafhankelijk van context, een herkend item bekend voorkomt.(weten)

27
Q

recollection

A

context-afhankelijk herkenningsgeheugen voor het herinneren van specifieke informatie waarmee men eerder in aanraking is geweest. (herinneren mentale tijdreis) Recall is afhankelijk van recollection

28
Q

Het model van eichenbaum

A

verklaart hoe recallition en familiariteit afhankelijk zijn van verschillende gebieden in de mediale temporaalkwabben. de perininale cortex verwerkt representaties van items (belangrijk voor familiariteit), de parahippocampale cortex verwerkt context (zoals perceptie van de omgeving) (zijn samen de entorinal cortex)en de hippocampus koppelt items in hun context (belangrijk voor recollection)

29
Q

niveau van verwerking- verklaring

A

Vergeten is belangrijk voor een efficient gebruik van geheugen. info moet geprioriteerd worden, zodat de meeste relevante info wordt opgehaald. verklaring voor vergeten worden meestal onderverdeeld naar fase; coderen opslaan en ophalen. informatie die semantisch verwerkt wordt/gecodeerd, kan beter herinnerd worden dan informatie die perceptueel verwerkt wordt.

30
Q

acvtiviteit bij het coderen

A

activiteit bij het coderen in de linker ventrolaterale prefrontale cortex en het linker parahippocampale gebied voorspelt of een woord waarschijnlijk onthouden of vergeten wordt.

31
Q

coderingsspecifiteithypothese Tulving

A

gebeurtenissen zijn gemakkelijker te onthouden als de context bij het ophalen gelijk is aan de context bij het coderen.
uit experimenten blijkt dat vergeten meer te maken heeft met problemen met ophalen dan met opslag.

32
Q

retrieval-induced forgetting

A

ophalen van een herinnering veroorzaakt actieve inhibitie van vergelijkbare concurrerende herinneringen.

33
Q

gericht vergeten

A

vergeten als gevolg van de doelbewuste intantie om te vergeten. Experimenten laten zien dat dit mogelijk is.

34
Q

constructieve herinnering Schacter

A

herinnering op basis van gevolgtrekkingen over het verleden, op grond van wat nu bekend en toegankelijk is. (is eigenlijk meer geheugenvervorming)

35
Q

valse herinnering

A

een herinnering die geheel of gedeeltelijk onjuist is, maar door de persoon in kwestie wordt gezien als een werkelijke herinnering. Een verklaring is dat valse herkenning of herinnering optreedt doordat de kenmerken van niet-aanwezige items de opgeslagen kenmerken van werkelijke gebeurtenissen reactiveren. er treden verschillen op in de hersenen bij werkelijke danwel valse herkenning. als woorden worden getoond aan de linker of rechterkant, wordt wel een contralerale ERP component waargenomen voor werkelijke maar niet voor valse herinneringen.. ligt in impliciete geheugensystemen.

36
Q

de rol van de prefrontale cortex bij langetermijngeheugen (fletcher en Henson)

A

werken met geheugen
(werkgeheugen en werken met geheugen zijn geen afzonderlijke mechanismen; beiden betreffen onderhoud en bewerking van op dit moment toegankelijke informatie, maar verschillen erin dat de informatie betrekking heeft op heden of verleden)
de ventrolaterale prefrontale cortex het gebied van Broca wordt gelinkt aan het coderen van ltm, mogelijk als bijproduct van het selecteren en onderhouden van info in het werkgeheugen.
de dorsolaterale prefrontale cortex is van belang voor het manipuleren van info in ht werkgeheugen. gestructureerde data coderen en monitoten info die uit het ltm wordt opgehaald. de prefrontale cortex is ook verantwoordelijk voor het nemen van beslissingen gebaseerd op info in mediale temporale structuren gekoppeld aan andere soorten info zoals schema’s en beloningen.

37
Q

source monitoring

A

proces waarbij opgehaalde herinneringen worden gekoppeld aan de oorspronkelijke context, nauw verbonden aan het proces van recollection.
info mbt de bron kan uit allerlei hersengebieden komen, die perceptuele semantische en affectieve info verwerken. zo wordt de hippocampus geactiveerd bij bronherkenning en de perininale cortex bij objectherkenning. lesies aan de prefrontale cortex verstoren source monitoring en belemmeren het brongeheugen voor ruimtlijke cortex, bij schde aan de parietaalkwabben doet zich geen verstoring van source monitoring voor, maar vertrouwen patienten meestal wel mindr op hun geheugen.

38
Q

confabulatie

A

een valse herinnering soms met zichzelf in tegenspraak, zonder de intentie om te liegen. Neurologisch symptoom bij lesies in de orbitofrontale cortex die is vooral gespecialiseerd in tijdscontext.
volgens Schnider gaat het meer om een probleem met het inhiberen van irrelevante herinneringen dan met het ophalen van de context op zichzelf.

39
Q

evolutionair voordeel leren en herinneren

A

hierdoor is het mogelijk uitkomsten te voorspellen op basis van ervaring en zich aan te passen aan nieuwe situaties.

40
Q

verschillende verklaringen voor temporele gradient bij amnesie

A

1 stimuli komen niet precies overeen en stimuli van langer geleden zijn makkelijker te onthouden.
2 het verlies van retrograde kennis is soms anterograde amnesie
3oudere herinneringen meer semantisch dan episodisch omdat meer herhaald
4 herhaling oude herinnering geeft nieuwe herinnering daardoor sneller herstel bij schade.
5 tijdelijke rol hippocampus meer geconsolideerd, koppelt verschillende aspecten geheugen uit verschillende breingebieden en deze worden na tijd onderdeel van een corticocortaal netwerk.

41
Q

multiple trace theorie

A

het proces van systeemconsolidatie moet worden opgevat als het omvormen van herinneringen van gecontextualiseerd naar schematisch en niet als een ongewijzigd overdragen van hippocampus naar neocortex. hippocampus is betrokken bij het zich voorstellen van toekomstige situaties. Nadel en Moscovitch hippocampus is betrokken bij permanente opslag van geheugen, de temorele gradient die optreedt bij amnesie is te qijten aan het feit dat een opgehaalde herinnering meerdere geheugensporen achterlaat in verschillende delen van de mediale temporaalkwabben. oudere gebeurtenissen worden hierdoor beschermd tegen hersenbeschadegingen.

42
Q

visiopatieel korte termijn geheugen

A

er wordt gesteld dat er een korte termijngeheugen met beperkte capaciteit voor visuele informatie bestaat analoog aan dat voor fonologische informatie.. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het geheugen afneemt als meer dan 4 items onthouden moeten worden Combinaties van verschillende soorten items kunnen beter onthouden worden. Deverklaring is dat de capaciteitsbeperking verband houdt met visuele objecten of locaties in plaats van visuele kenmerken. Onderzoeken met fMRI tonen het belang van gebieden is de achterste parietale cortex die betrokken zijn bij visiospatiele aandacht.

43
Q

Werkgeheugen en de frontaalkwabben

A

De prefrontale cortex in de frontaalkwabben speelt een essentiele rol in werkgeheugen. De meeste modellen gaan ervan uit dat informatieopslag zich niet in de frontaalkwabben zelf bevindt, maar in de verder naar achteren liggende cortex, en de functie van de prefrontale cortex is om de info actief te houden en in overeenstemming met huidige doelen. Het cetrale executieve systeem in het model van Baddeley is feitelijk synoniem aan modellen van prefrontaal functioneren.
Er is bewijs voor een hierarchisch model van werkgeheugen (bijv petrides) waarin de ventrolaterale prefrontale cortex informatie activeert en onderhoudt en de dorsolaterale prefrontale cortex de informatie manipuleert..

44
Q

henry Molaison

A

een van de beroemdste patienten in de neuropsychologische literatuur is henry molaison. na een operatie waarbij de mediale temporaalkwabben inclusief de hippocampus aan beide zijden werden verwijderd bleek hij aan ernstig geheugenverlies te lijden. Henry Gustav Molaison (ook wel bekend als patient HM) werd op 27-jarige leeftijd geopereerd in verband met ernstige epileptische insulten. De insulten waren zo ernstig en beperkten hem zodanig in zijn functioneren dat de artsen besloten om zijn mediale temporaalkwabben te verwijderen inclusief de hippocampus beiderzijds. Als gevolg van die operatie ontwikkelde Henry Molaison retrograde amnesie tot op 16-jarige leeftijd en ook zeer ernstige anterograde amnesie. Zo wist hij, ook decennia na de operatie, niet waar hij woonde en wat hij de dag tevoren had gegeten.

45
Q

amnesie

A

een heterogene stoornis afhankelijk van waar de schade in en rond de mediale temporaalkwabben (hippocampus, thalamus, fornix (ark), frontal lobe, oorzaak gevolg van bijvoorbeeld hersenbloeding, verwonding aan het hoofd of een virale infectie. vaak voorkomend is langdurig alcoholisme. amnesie bestaat normaliter uit ernistige beperking van het anterograde geheugen en een meer variabele beperking van het retrograde geheugen.

46
Q

ziekte van Alzheimer

A

Bij de ziekte van Alzheimer zien we een wijdverspreid neuronaal verval. Vooral de hippocampus vertoont een sneller verval bij patiënten met alzheimer dan bij mensen die een normaal verouderingsproces doorlopen. De hersenen van deze patiënten vertonen veel amyloide plaques ofwel seniele plaques (Engels: amyloid plaques, klonters van onoplosbare proteïne tussen de neuronen) en neurofibrillaire strengen (Engels: neurofibrillary tangles, een wirwar van proteïnevezels in corticale neuronen). Deze plaques en tangles vinden we vooral in het mediale temporale gebied. Deze beschadigingen van de hersenen leiden tot problemen met het episodisch geheugen. De vaardigheid om nieuwe episodische herinneringen te vormen verslechtert bij deze patiënten. Het grootste gedeelte van het niet-declaratieve geheugen blijft intact tot een in een vergevorderd stadium van de ziekte.