Thema 6: H15 & H21 Flashcards
Cardiovasculaire systeem
- Pomp (hart)
- Distributiecircuit met hoge druk (arteriën)
- Vaten voor uitwisseling (capillairen)
- retourcircuit met lage druk (venen)
75% van het bloed bevindt zich in de kleine vaten en capillairen. Slecht 7% bevindt zich in het hart
Hartspier
Myocardium, bestaat uit een homogene vorm van dwarsgestreept spier, vergelijkbaar met de slow-twitch vezels uit skeletspieren > hoge capillair-dichtheid, veel mitochondria.
De hartspiervezels vormen ene netwerk via intercalatie schijven: bij stimulatie/depolarisatie van één cel gaat de actiepotentiaal langs alle cellen > het hart werkt als geheel
Hart bestaat uit twee pompen:
- Rechterharthelft: grote circulatie > pulmonaire circulatie
- Linkerharthelft: pulmonaire circulatie > grote circulatie
Beide harthelften bestaan uit twee delen:
- Atrium: slaat het bloed op tijdens ventriculaire contractie, pompt bloed naar ventrikel
- Ventrikel: pompt bloed de rest van het lichaam in
In hart kleppen om terugstroom tegen te gaan:
Atrioventriculaire kleppen: tussen atria en ventrikels
- Tricuspidalis: rechterharthelft
- Bicuspidalis (mitralis): linkerharthelft
Halvemaanvormige kleppen: tussen ventrikels en arteriën
- Pulmonalis: rechterkamer-longslagader
- Aortaklep: linkerkamer-aorta
Isovolumetrische contractieperiode
Wanneer ventriculaire druk stijgt sluiten de hartkleppen 0,02-0,06 seconden. hartvolume en spiervezellengte blijven onveranderd, druk stijgt. Wanneer de ventriculaire druk groter wordt dan arteriële druk, dan wordt het bloed uit het hart gepompt
Arteriële systeem
Arteriën vervoeren zuurstofrijk bloed van het hart naar de weefsels. Zij bestaan uit lagen glad spierweefsel en bindweefsel.
- Aorta: grote, spierrijk en elastische slagader. Ontvangt bloed uit ventrikel.
- Arteriolen: vertakkingen van aorta. Hebben circulaire lagen glad spierweefsel om bloeddistributie in periferie te regelen
Capillairen
Arteriolen gaan over in metarteriolen, vertakking in 8-10 capillairen.
- capillairen zijn microscopisch kleine haarvaten (3-10µm) en bevatten gemiddeld 6% van het totale bloedvolume. Capillairen bestaan vaak uit een laag endotheelcellen.
Capillaire dichtheid bepaald de doorbloeding van het weefsel
- Skeletspieren: 2000-3000 per mm^2
- Hartspier: elke cel binnen 0,008 mm van een capillair
Precapillaire sfincters
In rust niet alle capillairen gebruikt. ringen van glad spierweefsel die om het begin van de capillair zitten reguleren bloedstroom door de haarvaten. Tijdens inspanning twee factoren die voor relaxatie precapillaire sfincters zorgen.
1. Extra stuwing door verhoogde lokale bloeddruk en intrinsieke neurale controle
2. Lokale metabolieten, geproduceerd door lichamelijke activiteit
Bloedstroom door actieve spieren neemt bijna lineair toe met intensiteit van inspanning
Veneuze systeem
Capillairen komen samen in venulen. Stroomsnelheid vergoot doordat het dwarsdoorsnede oppervlak kleiner is in het veneuze systeem dan in de capillairen. Venulen en venen komen samen in de vena cava inferieur en superieur die uitmonden in rechter atrium. De mix van bloed dat hier stroomt wordt gemengd veneus bloed genoemd. Venen bevatten normaal 65% van het bloed en worden daadoord capaciteitsvaten genoemd
Venen
Lagere bloeddruk, venen dunner en bevatten minder spier dan arteriën. Veneuze terugstroom geholpen door:
Kleppen: voorkomen terugstroom bloed.
- Bij spataderen (varices) werken de kleppen in de venen niet goed, terugstroom en ophoping van bloed. Ernstige gevallen vaatwand geïnflammeerd: flebitis. Varices bevinden oppervlakkig (weinig spierpompwerking) en in de benen
Ademhalingspomp: drukwisselingen in borstholte ondersteunt terugstroom
- *hart pompt sneller bij inademing dan bij uitademing
Spierpomp: afwisselende contractie en ontspanning van spieren
Veneuze pooling
bloed hoopt op. Resulteert in oedeem, doordat vloeistoffen naar omliggende weefsels migreren. Vasoconstrictie optreden om effecten van pooling tegen te gaan.
- Veneuze terugstroom wordt kleiner
- Hartminuutvolume (CO) wordt miner
- Bloeddruk daalt
Bloeddruk
Arteriële bloeddruk weerspiegelt de gecombineerde effecten van arteriële bloedstroom (cardiac output) en de weerstand in perifere vaten tegen die stroming
Bloeddruk (MAP)
= cardiac output * totale perifere weerstand
Systolische bloeddruk (bovendruk)
Hoogste bloeddruk, tijdens ventriculaire contractie.
Werk hart en kracht tegen vaatwanden tijdens ventriculaire systole. 120 mm Hg