Thema 6: H10 & H11 Flashcards
Bruto energieverbruik
het geheel aan energieverbruik, inclusief het rustmetabolisme
Nette energieverbruik
Bruto energieverbruik- rustmetabolisme
Movement Economy (ME)
Energie die nodig is om een bepaalde constante snelheid vast te houden
- Bepalen Economy kan alleen tijdens steady state inspanning (inspanning van 4-10 minuten)
- Hogere Economy = lager energieverbruik/VO2 om zelfde snelheid vast te houden
- Economy is vooral belangrijk bij langdurige inspanning
> In top alemen (~zelfde VO2max) is RE goede voorspeller van prestatie
Factoren die Movement Economy beïnvloeden
Anatomische kenmerken
- Oost Afrikaanse hardlopers hebben hogere Economy: kleine atleten; Dunne onderbenen/kuiten.
- Training: hogere intensiteit intervaltraining; springtraining; hoogtetraining
Mechanisme efficiëntie
Ratio tussen (1) energieverbruik: energy input (2) verzet werk: energy output: het percentage metabole energie (chemische energie) dat gebruikt kan worden voor het leveren van mechanisch vermogen.
- Fietsen = 17-24% (rest gaat verloren als warmte)
- Efficiency voor lopen, rennen en stationair fietsen = 20-25%
Gross efficiency (bruto efficiency)
= POPI100
- PO = mechanisch vermogen in Watt
- PI = metabool vermogen
PI = VO2O2 equivalent = VO2(4940RER+16040)
- VO2 in L/s
- Zuurstofequivalent: hoeveelheid J wordt vrijgemaakt uit 1 L O2
- 1 calorie (warmte-eenheid) = 4,184 J (arbeid)
Energieverbruik tijdens wandelen
Lineaire relatie tussen loopsnelheid en zuurstofopname/energieverbruik bij snelheden van 3-5 km/uur.
- Hogere snelheden > lagere economy
Factoren die het energieverbruik tijdens het wandelen beïnvloeden:
- Lichaamsgewicht: hogere massa > hogere energieverbruik
Ondergrond:
- Asfaltweg: 1,0
- Harde sneeuw: 1,6
- Zand-correctie factor: 1,8
Helling:
- Bergafwaarts: negatieve arbeid; excentrische spiercontracties; energieverbruik omlaag
Schoeisel:
- 100g extra > 1% extra zuurstofopname tijdens hardlopen op matige snelheid
- Soepele zool economischer dan stevige zool
Hardlopen
Overgang van wandelen naar hardlopen
Voorkeurssnelheid van transitie:
- 7.23 km/uur niet-hardlopers
- 7.4 km/uur hardlopers
Energetische optimale snelheid van transitie: 8,0-9,0 km/uur
Hardloopsnelheid
Energieverbruik voor het afleggen van een vaste afstand is onafhankelijk van snelheid
- 9 km/uur vs. 18 km/uur (afstand 10 km)
- energieverbruik ~2x zo hoog op 18 km/uur
- Duur ~2x zo lang op 9 km/uur
Hardloopsnelheid verhogen door:
- Stapfrequentie verhogen
- Staplengte vergroten
Eigen optimale combinatie van stallengte en stapfrequentie: grotere stallengte > hogere VO2
Kinderen rennen minder economisch (20-30% hogere VO2 (ml/kg/min))
Luchtweerstand, hangt af van:
- Luchtdichtheid, luchtdruk
- Frontaaloppervlak
- “Drag coëfficiënt”: wrijvingsweerstand; vormweerstand.
- Windsnelheid
- Snelheid van atleet
Staplengte
afstand tussen heelcontacten van ene en andere been
Schredellengte
afstand tussen twee heelcontacten van dezelfde baan
Wielrennen
PO:
- Fietsergometer: constante PO
- SRM-systeem: meet vermogen tijdens fietsen
PI: VO2 en RER
GE = 18.55%-23,5%
- Beïnvloed door: training; trapfrequentie; positie op fiets
Effect van training op GE
Onderzoek bij Lance Armstrong; Periode: 21-28 jaar
- Toename GE van 21,18% tot 23,05% (8,8% verbetering)
> VO2max en VO2@LT bleven constant
> Toename GE door toename type I spiervezels?
- Verandering in GE tijdens een wedstrijdseizoen: GE hoogst tijdens wedstrijdfase
>Toename GE gerelateerd aan hoeveelheid training op hoge intensiviteit
Effect van trapfrequentie op GE
Meest efficiënte trapfrequentie (=80 rpm) vs. voorkeursfrequentie (=90)
Effect van PO op GE
- GE bepalen in steady-state situatie
- RER ≤ 1,0
- PO hoger voor profs: hogere meest efficiënte trapfrequentie