Thema 3 Flashcards
Onderdelen cardiovasculaire systeem
- Pomp (hart)
- Distributiecircuit met hoge druk (arteriën)
- Vaten voor uitwisseling (capillairen)
- Retourcircuit met lage druk (venen)
75% van het bloed bevindt zich in de kleine vaten en capillairen. Slechts 7% bevindt zich in het hart.
Het hart
De hartspier (myocardium) bestaat uit een homogene voor van dwarsgestreept spierweefsel, vergelijkbaar met de slow-switch vezels uit skeletspieren > hoge capillaire dichtheid, veel mitochondria.
De hartspiervezels vormen een netwerk via intercalatie schijven: bij stimulatie/depolarisatie van één cel gaat de actiepotentiaal langs alle cellen > het hart werkt als een geheel
Twee pompen hart
- Rechterharthelft: grote circulatie > pulmonale circulatie
- Linkerharthelft: ontvangt bloed uit pulmonaire circulatie > grote circulatie
Delen harthelften
Atrium: slaat het bloed op tijdens ventriculaire contractie, pompt bloed naar ventrikel
Ventrikel: pompt bloed naar de rest van het lichaam
Hartkleppen
Atrioventriculaire kleppen: tussen atria en ventrikels
- Tricuspidalis: rechter hart helft
- Bicuspidalis (mitralis): linker hart helft
Halvemaanvormige kleppen: tussen ventrikels en arteriën
- Pulmonalis: rechterkamer-longslagader
- Aortaklep: linkerkamer-aorta
Isovolumetrische contractieperiode
Wanneer ventriculaire druk stijgt sluiten de hartkleppen 0,02-0,06 seconden: hartvolume en spiervezellengte blijven onveranderd, druk stijgt. Wanneer de ventriculaire druk groter wordt dan de arteriële druk, dan wordt het bloed het hart uitgepompt
Het arteriële systeem
De arteriën vervoeren zuurstofrijk bloed van het hart naar de weefsels. Zij bestaan uit lagen glad spierweefsel en bindweefsel.
- Aorta: grote, spierrijk elastische slagaders. Ontvangt bloed uit ventrikel.
- Arteriolen: vertakkingen van aorta. Hebben circulaire lagen glad spierweefsel om bloeddistributie in de periferie te regelen
Capillairen
Arteriolen gaan over in metariolen. Deze vertakken in 8-10 capillairen.
- Capillairen zijn microscopisch kleine haarvaten (3-10 µm) en bevatten gemiddeld 6% van het totale bloedvolume. Capillairen bestaan vaak uit één laag endotheelcellen
Capillaire dichtheid bepaald de doorbloeding van het weefsel
- In skeletspieren: 2000-3000 per mm^3
- Hartspier: elke cel binnen 0.008 van het capillair
Precapillaire sfincters
In rust worden niet alle capillairen gebruikt. Ringen van glad spierweefsel die om het begin van de capillair zitten reguleren de bloedstroom door de haarvaten.
Tijdens inspanning zorgen twee factoren dat hiervoor ‘ongebruikte’ capillairen worden doorbloed, door relaxatie van de precapillaire sfincters:
1. Extra stuwing door verhoogde lokale bloeddruk en intrinsieke neurale controle
2. Lokale metabolieten, geproduceerd door lichamelijke activiteit
Bloedstroom door actieve spieren neemt bijna lineair toe met intensiteit van inspanning
Het veneuze systeem
Capillairen komen smalle in de veulen. Stroomsnelheid vergroot doordat het dwarsdoorsnede-oppervlak kleiner is in het veneuze systeem dan in de capillairen. De veulen en venen komen samen in de vena cava inferieur en superieur die uitmonden in het rechter atrium. De mix van bloed dat hier stroomt wordt gemengd veneus bloed genoemd. Venen bevatten normaalgesproken 65% van het bloed en worden daardoor ook wel capaciteitsvaten genoemd.
Veneuze terugstroom
Zodra het bloed in de venen is aangekomen, is het al zijn voorwaartse stimulans kwijt. Door de lagere bloeddruk zijn de venen dunner en bevatten ze minder spier dan arteriën. Veneuze terugstroom wordt geholpen door:
- Kleppen: voorkomen terugstroom van het bloed
a. Bij spataderen (Marikes) werken de kleppen in de venen niet meer goed, waardoor terugstroom en ophoping van bloed ontstaat. In ernstige gevallen kan de vaatwand geïnflammeerd raken: flebitis. Varices bevinden zich vaak oppervlakkig (weinig spierpompwerking) en in de benen.
- Ademhalingspomp: drukwisselingen in de borstholte ondersteunt de terugstroom.
*Hart pompt sneller bij inademing dan bij uitademing
- Spierpomp: afwisselende contractie en ontspanning van spieren stuwt bloed
Veneuze pooling
Slechte terugstroom: het bloed hoopt zich op. Dit resulteert ook in oedeem, doordat vloeistoffen naar de omliggende weefsel migreren. Er kan vasoconstrictie optreden om de effectueren van de pooling tegen te gaan.
- Cooling-down na intensieve training kan helpen bloedstroom op gang te houden
Bij veneuze pooling:
- Veneuze terugstroom wordt kleiner
- Hartminuutvolume (CO) wordt minder
- Bloeddruk daalt
Bloeddruk
Arteriële bloeddruk weerspiegelt de gecombineerde effecten van arteriële bloedstroom (cardiac output) en de weerstand in de perifere vaten tegen die stroming
Bloeddruk (MAP) = cardiac output * Totale perifere weerstand
Systolische bloeddruk (bovendruk)
de hoogste bloeddruk tijdens ventriculaire contractie; geeft een inschatting van het werk van het hart en de kracht die het bloed uitoefent tegen de vaatwanden tijdens ventriculaire systole. ≈120 mm Hg
Diastolische bloeddruk (onderdruk)
de bloeddruk tijdens de ontspanningsfase (diastole); geeft perifere weerstand aan (ofwel het gemak waarmee bloed naar de capillairen stroomt). ≈ 80 mm Hg