Thema 2 Flashcards
Respiratoir systeem
Einddoel is om het lichaam in staat te stellen om ADP om te zetten in ATP. Eigenlijk ontstaat alle energie aeroob. Zelfs anaerobe energie wordt later ‘terugbetaald’ (oxygen debt)
Anaerobe capaciteit wordt bepaald door:
- Capaciteit van systemen om O2 aan te leveren
- Capaciteit van de spieren om O2 te gebruiken (om ATP te maken)
Doel pulmonale systeem (longen, hart, etc)
Gaswisseling: CO2 uit, O2 in
> vorm en functie zijn afgesteld op deze doelen
Geleidingszone
Eerste 16 vertakkingen (trachea > bronchiolen)
- Deze structuren bevatten geen alveoli en worden als anatomische dode ruimte beschreven: hier vindt geen diffusie plaats
Luchtwegen
vertakken zich in 23 stappen van trachea tot alveoli. Lucht volgt de volgende weg:
- Neus/mond
- Trachea
- Bronchiën
- Bronchiolen
- Alveoli
a. plaats van gasuitwisseling
b. diffusieoppervlak: 50-100 m^2
c. 600 miljoen alveoli, ø0,3 mm (net iets groter dan erytrocyt)
Respiratoire zone
vertakkingen 16 tot 23 (bronchiolen > alveoli)
- Dit is het deel van de luchtwegen waar wel gaswisseling plaatsvindt
Fick’s diffusiewet
Gas diffundeert door een membraan met een snelheid die:
- direct proportioneel is met het oppervlak (A);
- afhankelijk is van de diffusieconstante (D);
- afhankelijk is van drukverschil over de membraan (∆P);
- invers proportioneel is met de dikte van het membraan (T)
Vgas = (AD∆P)/T
De diffusieconstante D hangt af van oplosbaarheid van gas en van molecuulgewicht (MW) van het gas
- CO2 is veel beter oplosbaar dan O2
- MW CO2 = 44 MW O2 = 32
- D CO2 = 20x D O2
Mechanica van de ventilatie
Bij inspiratie wordt de borstholte vergroot. Door de verbinding tussen de longbladen bewegen de longen mee. Door de vergroting van het longvolume ontstaat een onderdruk in de longen t.o.v. de atmosferische druk. Hierdoor wordt lucht naar binnen gezogen. Bij het verkleinen van de borstkas stroomt de ingeademde lucht weer naar buiten. Bij in- en expiratie gaan verschillende mechanismen gemoeid.
Pleurabladen
De pleuraholte is de ruimte tussen de long- en borstvlies. De beide bladen worden gescheiden door slechts een dunne film vocht en geen licht. In de pleuraholte heerst een lichte onderdruk. Als de borstkas beweegt wordt het longvlies en dus de longen door het borstvlies meebewogen > longen vergroten > onderdruk in longen > lucht wordt naar binnen gezogen.
* Bij een klaplong komt de lucht in de pleuraholte. Hierdoor raken de bladen van elkaar gescheiden en krimpen de longen in. Dit kan ontstaan als gevolg van een gaatje of scheur in een van de vliezen.
Ribbeweging
De ribben maken een beweging vergelijkbaar met een handvat van een emmer. Bij inspiratie bewegen ze omhoog en naar buiten.
Het sternum (borstbeen) beweegt naar voren en boven als de borstkas vergroot
Diafragma
Het diafragma is de scheiding tussen borst- en buikholte. Het bestaat uit een parachutevormige spier met een peesplaat in het midden. Bij contractie beweegt het diafragma naar beneden en vergroot zo de borstkas.
Als je de hik hebt spant het diafragma snel aan. Dit kan je oproepen door CO2 in te ademen. Je lichaam registreert te veel CO2 (CO2 is een regelmechanisme voor ademhaling) en stuurt een impuls om ervan af te komen.
Intercostale spieren en abdominale spieren
Intercostaal = spieren tussen ribben
abdominaal = buikspieren
- Inspiratie: externe intercostale spieren, ligt meer naar buiten
- Expiratie: externe intercostale spieren ontspannen
- Actieve expiratie: interne intercostale spieren aanspannen (meer midden ribben) + abdominale spieren spannen aan
Surfactant
De alveolaire wand bestaat mede uit watermoleculen. Door intermoleculaire krachten binnen deze moleculen (ze trekken naar elkaar toe) ontstaat oppervlaktespanning, waardoor de binnenkant van de alveoli een zo klein mogelijk oppervlak probeert aan te nemen > klein waterlaagje zorgt voor oppervlakte spanning.
Het surfactant is een eiwit dat de alveoli aan de binnenkant bedekt en de oppervlakte spanning verlaagt. Dit vergroot de compilatie (maat voor de druk die nodig is) van de longen en verkleint de hoeveelheid energie die nodig is voor inflatie en deflatie van de alveoli. Zonder surfacant kunnen alveoli in elkaar klappen (atelextasis)
Minuut ventilatie (VE)
Hoeveelheid lucht (VE) per minuut (= TVBR)
Ventilatie in rust:
- VE = 0.610 = 6 L / min
- 0.3 L O2 per minuut
- 0.2 L CO2 per minuut
Ventilatie tijdens inspanning:
- VE = 2.5 * 50 = 125 L / min
- 5L O2 per minuut
- 6L CO2 per minuut
Topatleten: VE > 180 L/min
Alveolaire ventilatie
betreft het volume dat bij elke respiratiecyclus in en uit de alveolen stroomt
Anatomische dode ruimte
een deel van de lucht bereikt de alveolen niet, maar blijkt in de bovenste luchtwegen (geleidingszone). Meestal 150-200 ml ( 30% van Rust Teug volume (TV))
De overige 350 ml mengt met de ‘oude’ lucht (±150ml, als TV=500) die is achter gebleven in de alveoli. Dit voorkomt grote veranderingen in gasconcentratie gedurende de ademhalingscyclus.
Hoe groter de dode ruimte is, des te minder verse lucht in de alveoli komt.
Alveolaire dode ruimte
De hoeveelheid lucht in de gaswisselingsgebieden die niet kan participeren met de daadwerkelijke gaswisseling
Fysiologische dode ruimte
Anatomische + alveolaire dode ruimte