Thema 4/H11 en H12: pijn Flashcards
2 dimensies van pijnsensatie
Scherpe pijn (prikkelend, stekend) of doffe pijn (kloppend, warm)
2 dimensies van oorzaken van pijn
Organische pijn (weefselbeschadiging) of psychogene pijn (weefselbeschadiging kan niet worden aangetoond)
2 dimensies van de duur van pijn
Acuut (minder dan 3 maanden) of chronisch (langer dan 3 maanden). Chronisch kan worden geclassificeerd als: chronisch/terugkerend, chronisch/aanhoudend/goedaardig of chronisch/progressief
Pijnsensatie
Nocireceptoren (vrije zenuwuiteinden) reageren op fysische, chemische of thermische prikkeling. Perifere vezels geleiden de pijnprikkels naar de hersenen. C-vezels (ongemyeliniseerd) zorgen voor langdurigere, doffe pijn, A-vezels (gemyeliniseerd) voor scherpe, snelle pijn.
3 soorten neuropathische pijn
- neuralgie (zenuwpijn)
- Causalgie (complex regionaal pijnsyndroom)
- fantoompijn (pijn in geamputeerd lichaamsdeel dat er dus niet meer is)
3 theorieën van pijn
de specificiteitstheorie, de patroontheorie en de poorttheorie
De specificiteitstheorie
Stelt dat er speciale zenuwbanen zijnvoor pijn van het lichaam naar de hersenen. Deze structuur is achterhaald en niet juist
De patroontheorie
Gaat ervan uit dat pijn veroorzaakt wordt door overmatige prikkeling van niet-specifieke zenuwvezels die op hun beurt een patroon van impulsen genereren dat als pijn ervaren wordt.
de poorttheorie
Sensorische pijnneuronen brengen pijnsignaal naar ruggenmerg of hersenstam –> pijntransmissieneuronen in ruggenmerg of hersenstam sturen pijnsignaal naar hersenen –> signalen uit het brein maken pijntransmissieneuronen meer of minder responsief (andere signalen leiden de hersenen af van de pijnprikkel)
- Deze openen of sluiten de neuronale poorten in ruggenmerg/hersenstam om pijnsignaal door te geven aan brein
Verschillen poorttheorie en andere pijntehorieën
- Pijn wordt bepaald door centrale én perifere weefsels
- Pijn is een actief proces, geen passief proces
- Variatie in pijnperceptie door de open of gesloten ‘poort’
- Verschillende factoren betrokken bij pijnperceptie, niet alleen fysieke oorzaak
- meeste pijn combi van fysiek en psychologisch
- Interactie geest en lichaam
Periaqueductele grijs (PAG)
Een gebied met zenuwcellen in de hersenstam. Electrische stimulatie in dit gebied zorgt voor vermindering van pijnervaring.
Methoden om pijn te meten
- Zelfrapportage (interview, dagboek, vragenlijsten, waarderingsschalen)
- Gedragsmetingen (klinische observaties, rapportage van pijn in alledaagse situaties door observaties van bekenden van de patiënt)
- Psychofysiologische metingen (spierspanning, autonome activiteit, hersenactiviteit)
Klinische pijn
Pijn dat medische behandeling behoeft om zowel humanitaire als praktische redenen.
Chronisch pijnsyndroom
Definitie volgens IASP (International Association for the Study of Pain): er is sprake van daadwerkelijke weefselschade of pijn persisteert ondanks een succesvolle behandeling van de oorzaak die de pijn heeft veroorzaakt.
Chirurgische pijnbestrijding
- Neuroablatie: verwijderen of loskoppelen van delen van het perifere zenuwstelsel of het ruggenmerg zodat pijnsignalen niet naar de hersenen kunnen
- Laminectomy: verwijderen van een deel van een wervel om druk op de zenuwen van rugwervels te verminderen
- Spinal fusion: verbinden van 2 wervels