Thema 3. Sociale gezondheid. Deel 3 Flashcards

1
Q

Sociale remedie

A

Groepen kunnen individuen een positief gevoel van sociale identiteit bieden door:

  • Van betekenis te zijn
  • Steun en keuzevrijheid te bieden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociale vloek

A

Wanneer groepen bedreigend en schadelijk zijn voor de gezondheid en welzijn. De sociale identiteit is dan een sociale vloek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het gezegde ‘it takes a village to raise a child’ treft twee punten

A
  • Een positieve invloed van de groep is nodig om te groeien, een negatieve invloed doet groei stagneren.
  • Verantwoordelijkheid voor ontwikkeling van het individu ligt bij het collectief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De sociale identiteitsbenadering stroomt voort uit:

A
  • De sociale identiteitstheorie (social identity theory).
  • Zelfcategorisatietheorie (selfcategorisation theory).

Deze theorieën bieden:

  • Een reeks principes en mechanismen die ons kunnen helpen beter te begrijpen hoe, waarom en wanneer sociale verbondenheid gevolgen heeft voor gezondheid en welzijn.
  • Op deze manier bieden ze een analytisch kader dat ons helpt verder te kijken dan alleen het leggen van een relatie tussen sociale verbondenheid en gezondheid. Het verklaard ook deze relatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De sociale identiteitstheorie (social identity theory).

A

Deze theorie gaat in op de omstandigheden waaronder de sociale identiteit belangrijker is dan de identiteit van een individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zelfcategorisatietheorie (selfcategorisation theory)

A

Breidt de sociale identiteitstheorie uit door het proces te onderzoeken dat ertoe leidt dat mensen zichzelf definiëren in termen van een bepaalde sociale identiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociale verbondenheid

A

Het aantal en de kwaliteit van de relaties van een individu met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale netwerken

A

Leggen de manier vast waarop de sociale verbindingen zijn gestructureerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociale integratie

A

Deelname aan een breed scala van sociale relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociale isolatie

A

Beperkte deelname aan, of het ontbreken van, zinvolle sociale relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sociale steun

A

Sociale interacties die individuen daadwerkelijk hulp bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uitgangspunten sociale identiteitsbenadering

A
  • Houdt zich bezig met de manier waarop sociale identiteit sterk betrokken is bij intergroepsrelaties.
  • Beschrijft de toestand waarin mensen over zichzelf en anderen als een groep denken.
  • Gaat uit van de veronderstelling dat het ontwikkelen van begrip van iemand gedachten, overtuigingen en acties, inzicht vereist in hoe zij zichzelf categoriseren in relatie tot anderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er is uitbreiding van onderzoek naar de sociale identiteitsbenadering nodig om:

A

belangrijke nieuwe verbanden te leggen tussen sociale en psychologische disciplines.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale vergelijkingsprincipe

A

Komt vanuit de sociale identiteitstheorie.
Groepen bepalen hun waarde en status door na te denken over hoe hun groep zich verhoudt tot vergelijkbare andere groepen.

Een hoger waargenomen sociale status wordt geassocieerd met een positiever zelfbeeld, meer tevredenheid in het leven en algemeen welzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe je bedreigde sociale identiteit kan herstellen wordt bepaald door de volgende structurele kenmerken

A
  • De waargenomen permeability (doorlaatbaarheid) van groepsgrenzen.
  • De waargenomen stability (stabiliteit) van de positie van een groep in relatie tot anderen.
  • De waargenomen legitimacy (legitimatie) van de positie van een groep in relatie tot anderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De mogelijk negatieve effecten van afstand nemen van een groep

A

De sociale steun ontbreekt waardoor er nog geen positief effect is op je mentale welzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Negatieve gevolgen op gezondheid bij verbondenheid met een groep

A

Het heeft een negatief effect als:

  • De sociale identiteit wordt ontleend aan een groep die wordt gestigmatiseerd of een lage status heeft.
  • De groep waaraan je je sociale identiteit ontleent ongezonde normen heeft.
  • De groep geen sociale ondersteuning biedt als je dat nodig hebt.
  • De groep er niet in slaagt om bepaalde eigenschappen of kwaliteiten van eigen groepsleden positief te beoordelen ten opzichte van andere groepen.
  • Een individu die een groep verlaat en in een andere (hogere) groep niet volledig geaccepteerd wordt.
18
Q

Bescherming voor mensen uit een lagere SES

A

De sociale identiteitsbenadering suggereert dat leden van groepen met een lagere SES zichzelf kunnen beschermen tegen de negatieve gevolgen door:

  • De manier waarop ze hun groep met anderen vergelijken (b.v. niet kijken naar rijkdom maar naar zorgzaamheid)
  • De groepen waarmee ze zichzelf vergelijken veranderen.
  • De manier waarop de eigen groepsidentiteit gedefinieerd wordt veranderen.
19
Q

Bij immigrantengroepen kan etnische identificatie een positieve buffer zijn voor het welzijn van de groep. Hierin is van belang:

A
  • De status van een familielid van een etnische groep aan de gastmaatschappij
  • Historische en taalfactoren die de perceptie van doorlaatbaarheid van groepsgrenzen bepalen
  • Veiligheid van groepsgrenzen.
20
Q

Zelfcategorisatietheorie focust op

A
  • Sociaal cognitieve determinanten van zelfdefinitie (het beeld wat men van zichzelf heeft)
  • Sociaal cognitieve determinanten van zelfcategorisatie (het proces waarbij men zichzelf en anderen in groepen categoriseert)
21
Q

Depersonalisatie

A

Een term uit de zelfcategorisatietheorie. Het betekent dat het individu op een gegeven moment meer gefocust is op de manier waarop ze lijken op andere groepsleden ipv dat er gekeken wordt naar de verschillen.

22
Q

Depersonalisatie leidt tot

A
  • Verhoogd de ontvankelijkheid van een individu voor de normen, overtuigingen en waarden die leden van de groep delen.
  • Deze ontvankelijkheid leidt tot een grotere motivatie om zich te conformeren aan en te handelen volgens deze groepsnormen.
23
Q

Prototypische groepsleden

A

Zij meer succesvol in het vormgeven van de houding van anderen en het definiëren van groepsnormen

24
Q

Perifeer groepslid

A

Beïnvloedt de groep voorwaardelijk, dit hangt af van de strategische en contextuele overwegingen

25
Q

‘hoe meer hoe beter’ effect

A

Wanneer je je met meerdere groepen kunt identificeren, heeft dit een positief effect op je mentale en fysieke gezondheid.

26
Q

Vier sleutelprocessen voor het inzetten van psychologische hulpbronnen

A
  • Eén van de belangrijkste psychologische bronnen die voortkomen uit sociale identiteit is het gevoel van sociale verbondenheid.
  • Omdat groepen veel van hun tijd besteden aan werken aan collectieve resultaten, geeft het het individu een gevoel van gemeenschappelijke richting, betekenis en een doel.
  • Een gedeelde identiteit vormt de kern van het ontvangen en geven van sociale steun.
  • Sociale identiteit is een basis voorwaargenomen persoonlijke controle en een gevoel van collectieve keuzevrijheid en macht.
27
Q

De hypothesen voor sociale verbondenheid vergroot het begrip van de op sociale identiteit gebaseerde determinanten

A
  • Het vestigt de aandacht op het idee dat sociale identiteit zowel een vloek als een remedie kan zijn.
  • Het helpt ons begrijpen wanneer sociale identiteiten deze uiteenlopende gevolgen kunnen hebben.
  • Door de processen te onderzoeken die betrokken zijn bij de verschillende uitkomsten, helpt het ons te begrijpen waarom ze ontstaan.
28
Q

Sociale identiteitshypothese

A

Omdat het de basis is voor een zinvol groepsleven, staat sociale identiteit centraal in zowel een goede als een slechte gezondheid.

29
Q

Identificatiehypothese

A

Een persoon zal de gezondheidsgerelateerde voordelen of kosten van een bepaald groepslidmaatschap alleen ervaren voor zover hij zich met die groep identificeert.

30
Q

Groepsomstandigheidshypothese

A

Wanneer en voor zover een persoon zichzelf definieert in termen van een bepaalde sociale identiteit, zal zijn welzijn worden beïnvloed door de toestand en omstandigheden van de groep waarmee die identiteit wordt geassocieerd.

31
Q

Identiteitsherstelhypothese

A

Mensen zijn gemotiveerd om hun positieve identiteit te herstellen waar deze wordt aangetast door gebeurtenissen die hun sociale identiteit bedreigen of ondermijnen.

32
Q

Sociale mobiliteitshypothese

A

Wanneer omstandigheden een positieve sociale identiteit bedreigen, ondermijnen of uitsluiten, als mensen groepsgrenzen als doorlaatbaar beschouwen, zullen ze waarschijnlijk reageren op de bedreiging van positieve identiteit door middel van strategieën van persoonlijke mobiliteit

33
Q

Sociale creativiteitshypothese

A

Wanneer omstandigheden een positieve sociale identiteit bedreigen, ondermijnen of uitsluiten, als mensen groepsgrenzen als ondoordringbaar beschouwen maar groepsrelaties als veilig, zullen ze waarschijnlijk reageren op de bedreiging van positieve identiteit door strategieën van sociale creativiteit.

34
Q

Sociale concurentiehypothese

A

Wanneer omstandigheden een positieve sociale identiteit bedreigen, ondermijnen of uitsluiten, als mensen groepsgrenzen als ondoordringbaar beschouwen en groepsrelaties als onzeker, zullen ze waarschijnlijk reageren op de bedreiging van positieve identiteit door de strategieën van sociale concurrentie.

35
Q

Norm enactment-hypothese

A

Wanneer, en in de mate dat, een persoon zichzelf definieert in termen van een bepaalde sociale identiteit, zal hij de normen en waarden die bij die identiteit horen, uitvoeren of op zijn minst ernaar streven.

36
Q

Invloedshypothese

A

Wanneer en voor zover mensen zichzelf definiëren in termen van gedeelde identiteit, zullen ze elkaar eerder beïnvloeden.

37
Q

Prototypische hypothese

A

Mensen zullen meer invloed hebben bij het definiëren van de betekenis van een bepaalde sociale identiteit naarmate ze worden gezien als representatief voor die identiteit.

38
Q

Hypothese van meerdere identiteiten

A

Op voorwaarde ze dat ze compatibel (goed met elkaar te verenigen) zijn met elkaar, belangrijk voor hen en positief zijn, geldt dat toe hoe meer sociale identiteiten een persoon toegang heeft, hoe meer psychologische bronnen ze kunnen aanspreken en hoe gunstiger dit zal zijn voor hun gezondheid.

39
Q

Verbindingshypothese

A

Wanneer en voor zover mensen zichzelf definiëren in termen van gedeelde identiteit, zullen ze zichzelf eerder vergelijkbaar en verbonden zien en positief georiënteerd zijn op elkaar.

40
Q

Betekenishypothese

A

Wanneer en voor zover mensen zichzelf definiëren in termen van gedeelde sociale identiteit, zal die identiteit hun energie concentreren en hen doordrenken met een gevoel van betekenis, doel en waarde.

41
Q

Sociale steun hypothese

A

Wanneer en voor zover mensen zichzelf definiëren in termen van gedeelde sociale identiteit, zullen ze

  • Verwachten elkaar steun te geven.
  • Elkaar daadwerkelijk steun geven.
  • De steun die ze krijgen positiever interpreteren
42
Q

Agentschapshypothese

A

Wanneer en in de mate dat mensen zichzelf definiëren in termen van gedeelde identiteit, zullen ze een gevoel van collectieve werkzaamheid, keuzevrijheid en macht ontwikkelen.