Thema 2. Obesogene omgeving. Deel 1 Flashcards
Obesogeniciteit van een omgeving
De som van invloeden die de omgeving, kansen of levensomstandigheden hebben op het bevorderen van obesitas bij individuen of populaties
Overgewicht/obesitas
Abnormale of overmatige vetophoping die de gezondheid kan schaden.
Mensen met een BMI dat groter of gelijk is aan 25 hebben overgewicht, groter of gelijk aan 30 hebben obesitas.
Individuele gedragsverandering bij obesitas is moeilijk omdat
- Individuen kunnen alleen volledig verantwoordelijk worden gehouden voor hun levensstijl als ze daadwerkelijk geen belemmerende medische aandoeningen of genetische afwijkingen hebben
- Individuen moeten in staat zijn om een gezonde levensstijl te leiden, zoals toegang tot gezond voedsel.
- Er is een wisselwerking tussen individu en omgeving.
- Bij enkel individuele benadering wordt de stroomopwaartse drijfveer, zoals bv. de voedselindustrie, vergeten.
De gezonde stad
Een project van Nederlandse bodem waarbij innovatieve initiatieven van bedrijven, lokale overheden en inwoners met elkaar samenwerken om de voorwaarden te creëren die een stad gezond maken om in te leven.
Fysiologische omgeving
Bepaalt aan welke omgevingsinvloeden we direct en indirect worden blootgesteld. Direct door chemische en biologische factoren en indirect door natuurlijke of groene omgeving.
Gebouwde omgeving
Het fysieke ontwerp, landschapsgebruik en infrastructuur.
Voedselomgeving
Kan zowel de beschikbaarheid en toegankelijkheid van voedsel zijn als de marketing van voedsel.
Psychosociale-culturele omgeving
De interne psychologische toestand, sociale interacties, cultuur, manier waarop we informatie verwerken waaraan we worden blootgesteld.
Hypothyreoïdie en syndroom van Cushing
Twee medische aandoeningen waarbij obesitas één van de symptomen is.
Lichaamsbeweging
Een fysieke inspanning, uitgevoerd met het doel de gezondheid en fitheid in stand te houden of te verbeteren.
Fysieke activiteit
Het bevat zowel lichaamsbeweging als andere fysieke activiteiten die worden uitgevoerd tijdens spelen, werken, actief woon-werkverkeer, het uitvoeren van huishoudelijke taken en recreatieve activiteiten.
Lichamelijke activiteit is sinds 1960 gestaag afgenomen door:
- Afnemende beroep gerelateerde activiteit.
- Toenemende sedentair gedrag
- Toegenomen reistijd met de auto van huis naar werk
- Toename van passieve vervoersmiddelen versus lopen of fietsen.
- De toegenomen verstedelijking.
Sedentair gedrag
Zitten of liggen waarbij je weinig energie verbruikt.
De gemeenschapsomgeving van voedselomgeving
Plaatsen waar voedsel kan worden verkregen.
Consumentenomgeving/in-store omgeving van voedselomgeving
Beschrijft waaraan een persoon wordt blootgesteld bij het kopen voedsel, inclusief de beschikbaarheid en betaalbaarheid van gezonde opties.