Thema 3: H7 Flashcards

1
Q

Motivatie

A

De factoren die ons aanzetten tot een bepaalde manier van handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem de drie elementen van motivatie

A
  1. Richting: keuze.
  2. Inspanning: moeite/intensiteit.
  3. Volharding: duur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 soorten algemene theorieën zijn er voor motivatie?

A
  1. Inhoudstheorieën: wat de motivatie is.
  2. Procestheorieën: Hoe de motivatie gedrag beïnvloedt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Theorie Y

A

De aanname dat mensen in hun werk opzoek zijn naar onafhankelijkheid. ontwikkeling en creativiteit. Ze zijn flexibel, ze handelen op moreel verantwoorde wijze en zullen zich inzetten voor het succes van de werkgever: mits ze zelf ook verantwoord worden behandeld.
40% van de werkgevers handelt hiernaar.

(Tegenovergestelde van theorie X)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Theorie X

A

De aanname dat mensen niet te vertrouwen zijn; ze moeten gecontroleerd en gemotiveerd worden door financiële incentives en de dreiging van straf.
10% van de werkgevers handelt hiernaar.

(Tegenovergestelde van theorie Y)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sociale benadering

A

De aanname dat mensen zijn opzoek naar betekenisvolle sociale relaties. Ze zijn gevoelig voor de mening van anderen, nog meer dan voor financiële incentives.
50% van de werkgevers handelt hiernaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem Maslow’s 5 klassen van behoeften in de rangorde

A
  1. Fysiologisch.
  2. Veiligheid.
  3. Sociaal contract.
  4. Waardering: 2 componenten-> 1. zelfvertrouwen en respect 2. erkenning van eigen potentieel.
  5. Zelfrealisatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Prestatiebehoefte

A

Een van de 20 behoeften die volgens Murray ten grondslag liggen aan gedrag.
-> Obstakels uit de weg gaan, macht uitoefenen en zo goed en snel mogelijk ingewikkelde taken uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 6 taakvoorkeuren horen bij prestatiebehoefte?

A
  1. Taken met onzekerheden.
  2. Ingewikkelde taken.
  3. Persoonlijke verantwoordelijke taken.
  4. Taken die ingecalculeerde risico’s omvatten.
  5. Taken die probleemoplossend vermogen omvatten.
    Taken die voldoen aan de behoefte om te slagen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee kritiekpunten zijn er op het begrip prestatiebehoefte?

A
  1. Het is altijd onduidelijk gebleven hoe prestatiebehoefte zich vertaald in economisch succes.
  2. Er is weinig bewijs voor een verband tussen prestatiebehoeften en succes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verwachtingstheorie/ VIE-theorie

A

Probeert te verklaren hoe mensen voor een bepaalde manier van handelen kiezen.
-> proces van motivatie: hoe.

M= V x I x E
Motivatie= Verwachting x instrumentaliteit x valentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem de 4 kernpunten van de rechtvaardigheidstheorie van Adams

A

Kern: Iemand wordt gemotiveerd om dezelfde balans tussen zijn bijdrage en beloning te behouden als de balans die een vergelijkbaar iemand ervaart.

  1. Mensen beoordelen hun relatie met anderen door de verhouding tussen de output en input in de relatie te vergelijken met een ander iemand.
  2. Als de eigen verhouding verschilt met die van de ander wordt dit opgevat als onrechtvaardig.
  3. Hoe groter de vermeende onrechtvaardigheid, hoe meer stress de persoon ervaart.
  4. Hoe meer stress, hoe harder iemand zal werken om de rechtvaardigheid te herstellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Organisationele rechtvaardigheid

A

Gepercipieerde rechtvaardigheid op het werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Distributieve rechtvaardigheid

A

De vraag of mensen geloven dat zij een eerlijke beloning hebben gekregen (of zullen krijgen).

16
Q

Procedurele rechtvaardigheid

A

Of men gelooft dat de procedures rechtvaardig zijn.

17
Q

Interactionele rechtvaardigheid

A

Of men gelooft dat ze door anderen op het werk netjes worden behandeld.

18
Q

Doeltheorie

A

Gericht op cognitieve processen die een rol spelen bij iemands beslissingen om wel of niet een bepaalde inspanning te leveren.

-> cognitief: hoe-> proces theorie.

19
Q

Zelfbeschikkingstheorie

A

Alle individuen zijn gemotiveerd tot het realiseren van competentie, verwantschap en autonomie.

20
Q

Benoem de 4 verschillende vormen van motivatie-> in relatie tot de zelfbesschikkingstheorie

A
  1. Externe regulering.
  2. Geintrjoecteerde regulering: geïnternaliseerde externe vraag.
  3. Identificatie: Acceptatie van een externe vraag of beloning als iets wat van persoonlijk belang is.
  4. Geïntegreerde regulering: Identificatie, maar dan ziet de persoon het ook echt als zelfexpressie.
21
Q

Hygienefactoren (Herzberg)

A

Leiden alleen tot ontevredenheid als ze er niet zijn.
Salaris, werkomstandigheden, werkomgeving en andere extrinsieke zaken.

21
Q

Scientific management (Taylorisme)
-> fabrieksarbeiders

A

Oplossing voor niet optimaal presteren door:
-Systematische informatie.
-Wegnemen zelfcontrolemogelijkheden.
-Taken vereenvoudigen.
-Invoering standaardprocedures- en tijden.
-Financiële incentives gebruiken.
-Voorkoming misleiding opzieners.

-> Geassocieerd met negatieve gevoelens en een slechte mentale/ fysieke gezondheid.

22
Q

Motivatiefactoren (Herzberg)

A

Groeibehoefte.
Kan wel leiden tot tevredenheid.

23
Q

Socio-technisch systeemontwerp

A

Benadrukt de noodzaak van het integreren van technologie en sociale structuren.
-> Niet werknemers ondergeschikt maken aan machines.

24
Q

3 kernpunten van het socio-technisch systeemontwerp

A
  1. Afwisseling.
  2. Autonomie.
  3. Volledigheid.
25
Q

Temporal motivation theory (TMT)

A

Integratie van een aantal motivatie theorieën.

26
Q

Doelgericht werkgedrag

A

Betoging dat de big five persoonlijkheidskenmerken van invloed is op het type doelstelling waar mensen naar streven.
-> Persoonlijkheid is de oorsprong van motivatie.
Met 4 doelstellingen:
1. verbondenheid.
2. Status.
3. Autonomie.
4. Prestaties.