Thema 2: H8 Flashcards

1
Q

TNA

A

Training needs analysis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 analyseniveaus om TNA vast te stellen

A
  1. Organisatieanalyse
  2. Analyse op taak- en rolniveau.
    Bijvoorbeeld met HTA
  3. Analyse op werknemersniveua.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

HTA; hiërarchische taakanalyse

A

Methode voor taakanalyse; flexibel, waardoor een hiërarchie van doelstellingen en subdoelen ontstaat. Opsplitsing van specifieke handelingen.
-> Deze methode is vooral handig bij waarneembare en relatief onveranderlijke taken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke drie fasen doorloopt de ontwikkeling van vaardigheden?

A
  1. Cognitieve fase-> intellectuele kennis.
  2. Associatieve fase-> oefenen en feedback.
  3. Autonome fase-> verder oefenen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

TD; training design

A

De opzet van opleidingen. Drie onderdelen:
1. Vaststellen doelen en doelstellingen van de training-> SMART, de omschrijving moet het gewenste gedrag, de omstandigheden en prestatienormen bevatten.
2. Er wordt een geschikte training strategie bepaald.
3. De training word gepland en geimplementeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke drie fasen onderscheid John Anderson bij de ontwikkeling van vaardigheden?

A
  1. Declaratieve fase: kennis.
  2. kenniscomplicatie: ontwikkeling fysieke mechanismen.
  3. Afstemmingsfase: verbetering prestaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Declaratieve kennis

A

Feitelijke kennis die uitgedrukt kan worden of expliciet kan worden gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Procedurele kennis

A

Weten hoe iets is en de vaardigheden hebben daarvoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke onderdelen maken deel uit van de cyclus van David Kolb bij het koppelen van nieuwe aan oude ervaringen?

A

-Concrete ervaring
-Waarnemen en reflecteren
-Begripsvorming; toewerken naar conclusie of hypothesen
-Experimenteren of actief toetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mentoring

A

Een interpersoonlijke relatie tussen een meer ervaren individu (mentor) en een jonger lid van de organisatie (protege).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Expliciete kennis

A

Kennis die kan worden opgeschreven of die een verzameling instructies of procedures kan worden geformaliseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Impliciete kennis

A

‘Stilzwijgende kennis’; intuïtie en wordt meestal aangeleerd via gedeelde, gezamenlijke ervaringen waardoor actieve participatie nodig is van alle betrokkenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly