Thema 1: H2 Flashcards
g-factor
General mental ability (GMA). Wordt veel gebruikt in intelligentietests.
Praktische intelligentie
Het vermogen om problemen uit de praktijk op te lossen aan de hand van informatie die niet noodzakelijkerwijs in de formulering van het probleem is gevat. Kenmerken: er zijn meerdere mogelijke oplossingen vaak, er is een matige correlatie met de traditionele tests, toch wordt het wel als waardevol beschouwd.
Wat zijn de 2 intelligentiefactoren?
- Fluid/ vloeibare intelligence en 2. Gekristalliseerde intelligentie.
Wat zijn de 9 soorten intelligentie volgens Gardner?
- LINGUSTISCH: uiting d.m.v. taal.
- RUIMTELIJK: vorming en manipulatie van mentale beelden en oriëntatie in de ruimte.
- MUZIKAAL: toonhoogtes en ritmes herkennen.
- LOGISCH-MATHEMATISCH: patronen waarnemen, conclusies trekken uit gegevens en logisch te rederneren.
- KINETISCH: Mentale vermogens gebruiken om de eigen lichaamsbewegingen te coördineren.
- INTERPERSOONLIJK: Gevoelens en bedoelingen van anderen opvangen en begrijpen.
- INTRAPERSOONLIJK: zelfreflectie.
- NATUURGERICHTHEID: Objecten in de natuurlijke wereld herkennen en categoriseren.
- EXISTENTIEEL: Je eigen positie in het menselijk bestaan te bepalen zoals je houding ten opzichte van leven en dood.
Fluid/ vloeibare intelligentie
Het vermogen om na te denken, daarin flexibel te zijn en het vermogen tot abstract redereneren. Kenmerken: het is genetisch en neemt af in loop der jaren. Daarnaast zijn de piekprestaties vaak tussen de 30-40 jaar.
Gekristalliseerde intelligentie
Het vermogen om te leren van ervaringen. Ook tekstbegrip en woordenschat vallen hieronder. Kenmerk: het neemt toe in loop der jaren.
Welke kritiekpunten zijn er op intelligentietests?
- Geen meting van zuivere intelligentie: maar een mix van dergelijke intelligentie en aangeleerde of verkregen kennis.
- Er is weinig onderzoek gedaan naar de verschillen in motivatie voor het afnemen van een intelligentietest.
- Er wordt uitgegaan van maximale prestaties, maar dit is natuurlijk niet altijd het geval.
Welke kritiek krijgt Gardner op zijn 9 intelligentiefactoren theorie?
- Er is weinig tot geen bewijs nog.
- Het zou te subjectief zijn.
- De G-factor wordt er niet of nauwelijks in meegenomen.
- Het zou te weinig rekening houden met omgeving invloeden.
Benoem de drie deeltheorieën van Sternbergs triarchische intelligentietheorie
- DE ANALYTISCHE DEELTHEORIE: Abstracte probleemoplossing en de denkstrategieën die iemand daarbij gebruikt-> ook verzamelen en opslaan van nieuwe kennis (lerend vermogen).
- CREATIEVE DEELTHEORIE: inzichten, vermogens om te synthetiseren (nieuwe ideeen) en om op nieuwe situaties en prikkel te reageren. Het is op ervaring gericht en geeft aan hoe iemand zijn interne en externe wereld verbindt. Creativiteit en aanpassing aan nieuwe situaties.
- PRAKTISCHE DEELTHEORIE: Het vermogen om alledaagse taken te begrijpen en uit te voeren. Contextgericht. De metingen hiervan gaan verder dan mentale vaardigheden; ze hebben ook betrekking op attitude en emotionele factoren.
!!! (1) 2 en 3 worden beschouwd als de grootste toevoeging door Sternberg.
(2) De drie subtheorieën staan los van elkaar; je kan hoog scoren op en een en laag op de ander.
Wat houdt de drielagentheorie in van John Caroll?
Het houdt drie stratums aan:
Stratum III: ‘‘G”; algemene intelligentie.
Stratum II: verdeling van III in categorieën.
Stratum I: specificeert de vermogens nog verder.
-> dit is een verbindend model want: het vormt een combinatie van de dimensies van de andere geaccepteerde theorieën, met een grote rol voor de G-factor.
Emotionele intelligentie
Het vermogen om jezelf te motiveren en vol te houden in het geval van tegenslag; om impulsen te beheersen en niet direct toe te geven aan bevrediging; om je stemmingen te beheersen en te voorkomen dat je vermogen tot nadenken door hevige emoties wordt verstoord; om je in te leven in anderen en hoopvol te blijven.
!!! voorlopig wordt E I niet als valide en wetenschappelijke variabele gezien.
Wat zijn de 4 domeinen van emotionele intelligentie?
- Zelfbewustzijn.
- Zelfmanagement.
- Sociaal bewustzijn.
- Relatiemanagement.
Wat zijn drie kritiekpunten op EI in relatie tot werkomgevingen?
- Er is veel twijfel over of het een goede indicatie geeft.
- Er wordt geen rekening gehouden met de verschillende emotionele vereisten die verschillende beroepen hebben.
- Aanwijzingen dat EI-metingen verband houden met toekomstige beroepsprestaties ontbreken.
Benoem de 5 factoren van de big five theorie
- Openheid voor nieuwe ervaringen.
- Consciëntieusheid (georganiseerd/ grondig)
- Extraversie
- Altruïsme
- Neuroticisme
-> er zijn veel aanwijzingen dat het cross-cultureel is.
Organisationeel burgerschapsgedrag
Prestaties die medewerkers op hun werk verrichten, maar die niet in hun functieomschrijvingen staan. Er is een verband met de big five.