H10 Flashcards

1
Q

Benoem 4 typen taken in een groep die te maken hebben met besluitvorming.

A
  1. Plannen opstellen.
  2. Ideeën ontwikkelen.
  3. Problemen oplossen.
  4. Vraagstukken identificeren waarvoor geen duidelijke oplossing is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Om welke drie redenen zijn er vaak minder ideeën in een groep dan individueel?

A
  1. Angst voor beoordeling.
  2. Sociaal meeliften.
  3. Productieblokkering: luisteren naar anderen leidt af van de eigen ideeën.

-> blootstelling aan ideeën kan ook voor meer ideeën zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benoem belangrijke groepsgebreken

A

-Er is eerder acceptatie van ‘‘minimaal acceptbele oplossingen’’.
-Groei van de groep leidt tot motivatieverlies-> meelifters en suckers-> voorkoming: erkenning, verantwoordelijkheid en gevoel van het verschil maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor komt sociaal meeliften eerder voor?

A

Sociaal meeliften gebeurd eerder bij individualisem en als er vooraf geen duidelijk doel is gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Groepsdenken
-> Janis

A

Wanneer de behoefte aan unamiteit en eenstemmigheid groter is dan de behoefte om alle risico’s en voordelen van verschillende keuzes af te wegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de symptomen van groepsdenken?

A
  1. Overschatting van de macht en moraliteit van de groep.
  2. Een beperkte blik.
  3. De dwang tot conformiteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de oplossingen voor groepsdenken?

A
  1. Een onpartijdige leider.
  2. Ieder moet verteld worden dat het uitten van kritiek en twijfel belangrijk is.
  3. Aanwezigheid van deskundigen.
  4. Extra bijeenkomsten voor heroverweging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Framing bias

A

De neiging om risicomijdend te zijn als potentiële winst wordt benadrukt, maar risico zoekend als potentiële nadelen worden benadrukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Groepspolarisatie

A

De neiging van groepen om iets extremere beslissingen te nemen dan individuen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn twee verklaringen voor groepspolarisatie?

A
  1. Sociale vergelijking.
  2. Overtuiging dat informatie die strookt met de zienswijze van de meerderheid het groepsgesprek zal domineren-> overtuigend.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kan een minderheid de meerderheid wel overtuigen van hun mening?

A

Door:
1. Consistent van mening te verschillen van de meerderheid, ook op andere punten.

  1. Volhardend, onafhankelijk en vol zelfvertrouwen optellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sociale identiteitstheorie

A

De groepen waartoe je zelf behoort als positiever beschouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een gevolg van stereotypes?

A

Overschatting van de verschillen tussen groepen en onderschatting van de verschillen binnen een groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Groep

A
  1. Mensen die zichzelf zien en door anderen als een sociale entiteit of eenheid worden gezien.
  2. Wanneer ze van elkaar afhankelijk zijn.
  3. Wanneer ze ingesloten zijn in een of meer grote sociale systemen.
  4. Wanneer ze werk uitvoeren dat anderen beïnvloed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn twee verschillen van groepen ten opzichte van teams?

A
  1. Individuen in teams zijn sterker van elkaar afhankelijk.
  2. Het team heeft als geheel prestatiedoelen, een groep niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn 4 kenmerken van teams?

A
  1. Onderliggende afhankelijkheid.
  2. Grenzen van lidmaatschap.
  3. Gezag.
  4. Stabiliteit.
17
Q

IPO-model

A

Input-process-output model

18
Q

IMOI-model

A

Input-mediator-output-input model