Thema 2.1 Flashcards
Invloedrijkste classificatiesyst.
- Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5)
- International Classification of Diseases (ICD-10)
Classificeren
Bij classificeren van psychopathologische verschijnselen gaat het om ordenen van menselijke gedragingen, ervaringen, belevingen of eigenschappen. De indeling in klassen gaat doorgaans uit van het vaststellen van symptomen. Het woord classificatie wordt gebruikt als de uitkomst van het diagnostisch proces, het stellen van een diagnose of de uiteindelijke indeling van de problematiek in een klasse.
Symptomen
Afzonderlijke verschijnselen, zoals slaapproblemen en verminderde eetlust.
Syndroom
Een groep symptomen die vaak gezamenlijk voorkomen worden aangeduid als een syndroom of een stoornis, bijvoorbeeld een depressieve stoornis.
Nut van classificatie
Een classificatiesysteem heeft nut als psychische stoornissen zich van elkaar onderscheiden in:
* Oorzaken (etiologie)
* Verloop
* Prognose
* Specificiteit van de behandeling
Nosologische eenheid
Binnen het medisch model gelden de kenmerken etiologie, verloop, prognose en specificiteit van de behandeling als de kenmerken van een nosologische eenheid of ziekte-eenheid. Duitse psychiater Emil Kraepelin maakte rond 1900 een rangorde van geestesziektes. Er wordt echter betwijfeld of er binnen de psychopathologie sprake kan zijn van ziekte-eenheden, omdat er maar weinig bekend is (en wellicht blijft) over de precieze etiologie, het verloop en de prognose van verschillende stoornissen en omdat ook niet aannemelijk is dat er voor elke stoornis afzonderlijk een specifieke behandeling geëigend is.
Diagnostiek
Onder klinisch-psychologische diagnostiek wordt verstaan het proces dat zich afspeelt tussen de hulpverlener en de cliënt, met als doel het stellen van een diagnose en/of het doen van een evaluerende uitspraak over een persoon.
Soorten classificatie
- Categoriële classificatie vs dimensionele classificatie
- Monothetische classificatie vs polythetische classificatie
- Classificatie op grond van symptomen vs op grond van pathogene mechanismen
- Hiërarchische classificatie vs nevenschikkende classificatie
Differentiaal diagnose
Bij de beoordeling of iemand als lid van een bepaalde klasse kan worden beschouwd is het van belang na te gaan of lidmaatschap van een andere klasse daarmee onwaarschijnlijk is geworden.
Categoriële vs dimensionele classificatie
Categoriële classificatie – een indeling in afzonderlijke categorieën die duidelijk van elkaar zijn afgegrensd. Er wordt beoordeeld of een persoon ‘wel’ of ‘niet’ lijdt aan een specifieke stoornis. Moderne opvattingen over classificatie laten zien dat de klassen van een indeling vaak in elkaar overlopen. Er is dan eerder sprake van prototypen (meest kenmerkend voorbeeld van een categorie) dan van ondubbelzinnige afgrenzing.
Dimensionele classificatie – deze indelingen gaan uit van een glijdende schaal oftewel een dimensie. Hier bepaalt de mate waarin iemand een klacht vertoont de plaats die hij krijgt in het classificatiesysteem.
Cut off point
Een scheiding op de dimensie om tot een ‘wel-of-niet’ uitspraak te kunnen komen. Zo wordt een dimensionele classificatie toch categorieel.
Monothetische vs polythetische classificatie
Monothetische classificatie – de leden van een klasse hebben één of meer specifieke kenmerken met elkaar gemeen. Die kenmerken zijn een voorwaarde voor het lidmaatschap van de klasse.
Polythetische classificatie – de leden van een klasse moeten een bepaald aantal kenmerken hebben voor lidmaatschap, maar dit hoeven niet dezelfde kenmerken te zijn. B.v. paniekaanval kan verschillende symptomen hebben. Dit sluit beter aan bij de werkelijkheid, maar is iets minder betrouwbaar omdat er ongewenste overlap tussen stoornissen kan ontstaan.
Classificatie op grond van symptomen vs op
grond van pathogene mechanismen
Beschrijvende of descriptieve classificatie – het beschrijven van psychische stoornissen in termen van symptomen. Het gaat hierbij om symptomen die ‘aan de buitenkant’ waarneembaar zijn of die de cliënt rapporteert.
Structurele diagnostiek – psychische stoornissen indelen op basis van pathogene (ziekmakende) mechanismen, dus op grond van de processen die de symptomen veroorzaken. Een symptoom kan dan een resultaat zijn van verschillende onderliggende biologische, psychologische of interpersoonlijke processen. Bijvoorbeeld indeling in verschillende hechtingsstijlen, identiteitsontwikkeling of soorten emotieregulatie. Om dit te kunnen doen is meer theoretische fundering nodig dan bij beschrijvende classificatie. DSM heeft in latere versies een ontwikkeling doorgemaakt van structureel naar meer beschrijvend.
Hiërarchische vs nevenschikkende classificatie
Hiërarchische classificatie – sommige klassen zijn belangrijker dan anderen. Dit geeft beperkingen omdat er dan in sommige gevallen geen tweede diagnose mogelijk is om overige problemen te beschrijven.
Nevenschikkende classificatie – alle klassen hebben dezelfde rang. De huidige trend is nevenschikkend omdat cliënten zo volledig en met meerdere stoornissen kunnen worden gediagnosticeerd. DSM heeft zich ook ontwikkeld van een hiërarchisch (DSM I en II) naar een nevenschikkend systeem.
Context
Opvattingen en oordelen over (ab)normaal gedrag zijn afhankelijk van culturele en maatschappelijke factoren. De prominente rol van DSM-5 drukt een zwaar westers stempel op de classificatie van psychopathologie en op de ggz