Thema 2 levensloopperspectief Flashcards

1
Q

alledaagse en persoonlijke zingeving

A

wat vinden we belangrijk in ons leven, wat motiveert ons, welke betekenis geven we wat we meemaken in ons leven?
Hoewel zingeving een universeel thema is , is de uitwerking ervan gerelateerd aan de biografische achtergrond en levensfase waaarin mensen zich bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is zingeving?

A

Frankl gaat ervan uit dt de zin van het leven een gegeven is in de vorm van een richting in het leven en een verbinding met andere mensen.
Yalom gaat ervan uit dat mensen zelf een zin en betekenis in hun leven moeten creëren.

Zingeving is een psychologisch proces waarbij mensen in interactie met hun omgeving betekenis toekennen aan hun eigen leven, en richting geven aan hun leven. Het is een continue proces dat gedurende de hele levensloop plaatsvindt. Het idee hierachter dat mensen hun leven als zinvol ervaren als het hun lukt om de vele geeurtenissen in hun leven op een betekenisvolle manier te verbinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zingeving als communicatief proces

A

communicatie is slechts mogelijk als mensen gebruikmaken van gemeenschappelijke, gedeelde zingevingskaders, individuele en sociaal-culturele processen zijn niet 2 onafhankelijke of tegengestelde aspecten, maar 2 aspecten die met elkaar verweven zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2 processen zingeving

A
  • cognitef waarbij het erom gaat dat mensen betekenis geven aan hun leven
  • motivationeel waarbij het erom gaat dat mensen het idee hebben dat hun leven een zeker doel en een zekere richting hebben. Dit proces bouwt voort op het cognitieve proces van betekenisverlening.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

affectief aspect van zingeving

A

wordt soms ook onderscheiden, dit houdt in dat mensen betekenis aan hun leven kunnen toekennen en daaraan ook richting kunnen geven, wat vanzelf leidt tot het ervaren van positieve gevoelens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bij het ervaren van zingevingsproblemen worden ook de 3 componenten terguggevonden:

A
  • cognitief proces: mensen voelen zich vervreemd van anderen of van de samenleving
  • motivationeel proces: mensen vemelden dat ze geen doelen hebben.
  • affectieve component: er worden negatieve emoties en het ontbreken van positieve emoties beschreven.

Een gebrekkige persoonlijke zingeving leidt wel tot depressieve gevoelens, maar depressieve gevoelens leiden niet per se tot het ervaren van gevoelens van zinloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benefit finding

A

1 mensen kunnen proberen betekenissen aan de gebeurtenissen toe te kennen die congruent zijn met de bestaande zingeving, bijvoorbeeld door de aandacht te vestigen op positieve aspecten van het leven, zoals steun.
2 Ook kunnen mensen zingeving aanpassen aan de veranderende realiteit ze maken daarmee daadwerkelijk verandering door. Ze leren of ontwikkelen hierbij dan een nieuwe vorm van zingeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Er zijn verschillende instrumenten voor kwantificerend onderzoek naar zingeving

A

purpose in life
life regard
sense of coherence begrip beheersbaarheid en zinvolheid
sele zinaanvullijst
sources of meaning profile 17 items
meaning in life questionnaire 5 aanwezigheid zin en 5 items zoeken naar zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zingevingsthema’s; mensen ontlenen zin aan uiteenlopende zaken, zoals bijvoorbeeld persoonlijke relaties en prestaties.
Manieren van indeling:

A

7 zingevingsbehoeften vanuit humanistisch perspectief (Derkx)

  • Doelgerichtheid (leef je ergens naartoe wat je van waarde vindt)
  • morele rechtvaardiging (is je leven wat je doet moreel te verantwoorden?)
  • eigenwaarde (vindt je jezelf de moeite waard?)
  • competentie (heb je het gevoel dat je invloed hebt op je leven?)
  • begrijpelijkheid (heb je een begrijpelijk verhaal over je leven en de gebeurtenissen daarin?)
  • verbondenheid (voel je je verbonden met anderen? )
  • transcedentie (voel je je deel van een groter geheel?)

Vanuit de existentiefilosofie:

  • umwelt: de fysieke, materiële wereld waarin men leeft.
  • eigenwelt: het innerlijke leven van een persoon
  • mitwelt: de persoon in relatie tot anderen
  • überwelt: het ‘hogere’ dat buiten het empirische vaststelbare staat.

Vanuit de ordening uit de empirische onderzoeken kunnen de volgende 6 belangrijke zingevingsthema’s worden onderscheiden:
1 gezondheid als in ervaring van eigen lichaam
2 verbondenheid als manier van inbedding in sociale netwerken
3 individualiteit als in eigen persoon en persoonlijk functioneren
4 als in wat doet men in omgeving, denk aan werk, creativiteit
5 materiële condities als in bezit en financiële zekerheid
6 het leven in het algemeen als in reflecties op het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zingeving gezondheid

A

3 subthema’s:

  • gezondheid als algemene waarde
  • psychisch en lichamelijk (psychofysiek) functioneren
  • specifieke gezondheidsproblemen

Verwachtingen voor de toekomst verschillen per individu erg. Zo zijn mensen die een ouder hebben met dementie angstiger om dit ook te krijgen, en zijn ze vaak alerter op symptomen dan de mensen die nog gezonde ouders hebben. Ook zijn de jonge mensen (40-54) vaker bang om in de toekomst een erge ziekte te krijgen dan oude mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zingeving en verbondenheid

A

Volgens de socio-emotionele selectiviteitstheorie van Carstensen veranderen sociale doelen gedurende de levensloop onder invloed van tijdsbesef. Bij een onbegrensd tijdsperspectief zijn kennis gerelateerde doelen belangrijk. Wanneer de tijd beperkt raakt, investeren mensen meer in emotionele doelen.

resultaten uit onderzek over zingeving laten zien dat mensen in de oudste groep 70-85 jaar, op de SELE lijst minder familie buiten de partner, de kinderen en kleinkinderen noemen en minder vrienden en bekenden dan de jongere leeftijdsgroepen 40-54 en 55-69 jaar. Zij spreken echter niet minder over de partner, kinderen en kleinkinderen. Er is dus geen afname van behoefte van sociaal contact, maar juist op de focus van belangrijke personen in een sociaal netwerk.

voor oudere vrouwen geldt verweduwde zijn en weinig sociale contacten hebben risicofactoren zijn voor het ontstaan van een depressie, vooral wanneer er ook andere ingrijpende gebeurtenissen plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zingeving en individualiteit

A

Binnen de westerse cultuur behoort individualiteit, het gevoel een uniek en coherent persoon te zijn die zelf richting en sturing geeft aan het eigen leven en de levensloop, tot 1 van de belangrijkste waarden, maar voor de oudste ouderen kan de huidige nadruk op individualiteit juist problematisch zijn.

In de derde levensfase, oftewel de vroege ouderdom, beleven veel mensen in termen van vrijheid.
Het feit dat men niet meer aan de dagelijkse verplichtingen van het werk en gezinsleven hoeft te voldoen, ervaren de meeste ouderen als positief. Er is in de derde levensfase ook een kans om de eigen identiteit te herzien en om te komen tot een hernieuwde inzet om zich persoonlijk te ontwikkelen en te blijven groeien.

in de vierde levensfase vinden we nadruk op individualiteit vooral terug bij de zorgen over de autonomie, het zo lang mogelijk gezond blijven leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zingeving en activiteiten

A

pensionering vraagt om een herstructurering van bestaande zingevingsstructuren.
Enerzijds valt een brlangrijke en door de maatschappij zeer gewaardeerde bron van zingeving weg, namelijk werk. Man kan zich hier wel echter mentaal op voorbereiden lang voor de pensionering, dit heet anticiperende socialisatie. Zodra men dit doet wordt het aanpassingsproces vergemakkelijkt, en ervaren de meeste met pensionering geen probleem.
Tegenwoordig wordt vaer bewezen dat mensen de pensionering zien als een tijd van nieuwe mogelijkheden, maar hierbij is de individuele variantie groot.
In de continuïteitstheorie wordt hierbij vooral de nadruk gelegd op het proces van betekenisverlegging. Hoewel er vanaf buitenaf spraken kan zijn van verandering, kaner in de betekenisverlegging toch sprake zijn van continuïteit door bijvoorbeeld het hervatten van een bepaalde taak.
In de laatste fase van het leven, als men dus bij de kwetsbare ouderen behoort, is er wel sprake van een reductie in activiteiten. Men richt zich hier op activiteiten die fysiek minder belastend zijn, en die in of om het huis kunnen worden uitgevoerd. De kunst van het loslaten, en de aandacht richten op het wezenlijke spelen hierbij een belangrijke rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

religiositeit

A

religie wordt opgevat als een bredere waarde die een bron kan zijn bij de zingeving aan het leven in het algemeen. Voor ouderem zou religiositeit om 2 redenen een belangrijke rol kunnen spelen in zingeving;

  • ze zijn opgegroeid in een tijd van verzuiling, waarin godsdienst een belangrijke rol speelde.
  • ouderen krijgen meer dan jongeren te maken met existentiële thema’s als lijden en sterven, die hen ertoe zouden kunnen aanzetten om hun toevlucht te zoeken bij religie.

Religie vervult hiernaast vaak de rol als copingmechanisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

levensvragen zingeving en chronisch ziek zijn

A

ziekte vraagt om een heroriëntatie op zichzelf en de toekomst. Voor levensbedreigende en chronische ziekten geldt die heroriëntatie veel sterker, maar in het geval van acute levensbedreiging zijn de veranderingen en de gevolgen voor zinervaring in korte tijd zeer intens denk aan kanker of een hartinfarct.
Het is daarom belangrijk om herhaaldelijk het verhaal van de ziekte te vertellen, omdat met elk verhaal een reconstructie kan plaatsvinden waardoor men objectiever naar de ziekte kan kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

levensvragen: zingeving en dementie

A

mensen blijken ondanks dementie in staat te zijn zin te geven aan hun leven en hun identiteit te behouden, hoewel het wel erg moeilijk is.
Uit onderzoek van Harmer en Orrell bij bewonsers van zorgcentra komen 4 domeinen van activiteiten naar voren die zinvol blijken:
- reminiscentie
- familie en sociale activiteiten
- muziek
- individuele activiteiten zoals lezen en televisie kijken

Dergelijke resultaten worden ook gevonden bij thuiswonende mensen met dementie, hoewel de domeinen enigzins verschillen:

  • vrije tijd en recreatie
  • huishoudelijke taken
  • sociale activiteiten
  • werkgerelateerde activiteiten

Hier zien we ook weer dat bij zingeving de relatie met de sociale omgeving een belangrijke rol speelt. Een kritische kanttekening die gemaakt dient te worden is dat deze onderzoeken gedaan zijn bij mensne met lichte tot matige dementie.

Kennis over persoonlijke zingeving van mensen met dementie, over weke specifieke aspecten belangrijk zijn voor hen, is belangrijk om in te spelen op hun behoeften en hen te helpen zin te geven aan hundagelijks leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

levensvragen: zingeving en levenseinde

A

bewustwording van de eigen eindigheid kan op verschillende momenten plaatsvinden, maar doorgaans gebeurt dit voor het eerst in de middenfase van het leven.
Normale biologische verouderingsverschijnselen attenderen op het ouder worden. Ook ziekte of overlijden van ouders en vrienden kunnen zorgen voor confrontatie met de eindigheid van het leven.
In de late volwassenheid gaat de eindigheid een andere rol spelen in het zingevingsproces. Terwijl jongeren vooral een bijna oneindig toekomstperspectief hebben, is er vanaf de middelbare leeftijd meer aandacht voor het behoud van wat er is, en veel minder voor groei en ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ego integriteit (Erikson)

A

het bewustzijn van eindigheid zet aan tot een balans opmaken van het eigen leven: wat heeft iemand gerealiseerd en wat wil iemand in de toekomst realiseren.
Erikson spreekt hier van ego integriteit: dit refereert naar eerlijkheid, oprechtheid en echtheid van het ego (persoonlijkheid, karakter), van een bepaald persoon.

Wanneer de lichamelijke en psychische kwetsbaarheid toeneemt en de draaglast de draagkracht gaat overschrijden, kan dit tot gedachten leiden over een gewenst levenseinde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

existentiefilosofie van Heidigger en Sartre

A

We leven om dood te gaan. Men weet dat dit einde zal naderen, echter staan jongere hier wat verder vanaf dan ouderen.
volgens Van de Ven hebben mensen met een interne locus of control meer moeite met het accepteren van het naderende levenseinde dan mensen met een externe locus of control.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

zingeving in de psychologenpraktijk

A

stilstaan bij mogelijkheden en onmogelijkheden van zinervaring. Stilstaan bij doelen die men heeft of niet meer heeft en bij doelen die wel nog nagestreeft kunnen worden is belangrijk.
Daarnaast is aandacht voor de cognitieve en affectieve componenten van zingeving van belang: welke cognities heeft de oudere persoon over zichzelf en het eigen leven, en welke gevoelens gaan daarmee gepaard. Life review en reminiscentie zijn bruikbare methoden, omdat deze vormen van psychologische hulpverlening bedoeld zijn om het welbevinden positief te beïnvloeden en om bij te dragen aan zinervaring.
UIt onderzeok blijkt dat het voor mensen in een instelling belangrijk is om een gevoel van betekenis en nut te hebben voor de omgeving en om regie te kunnen voeren over het eigen leven.

De kwaliteitsstandaard levensvragen is in december 2015 toegelaten tot het Register van Zorginstituut Nederland (ZiN). Dit betekent dat goede kwaliteit van omgaan met levensvragen integraal onderdeel is geworden van goede kwalitiet van (ouderen)zorg.
De kwaliteitsstandaard levensvragen is een algemene standaard bedoeld voor ouderen met een zorgindicatie, ongeacht welke aandoening, beperking of ziekte ze hebben.

21
Q
disability paradox
(of de well-being of response shift)
A

Een lang leven gaat vaak gepaard met het inleveren van zelfstandigheid, van bezigheden of met het verlies van belangrijke andere. Hoewel lang is gedacht dat dit verlies onherroepelijk gepaard gaat met een daling van de kwaliteit van leven, blijkt uit onderzoek dat mensen zich vaak aanpassen aan hun veranderde situatie.
Zij passen hun oordeel aan over wanneer het leven nog de moeite waard is, dat fenomeen heet de disability paradox.

22
Q

ontstaan en ontwikkeling van het concept kwaliteit van leven

A

rond 1960 kwam in de sociale wetenschappen aandacht voor het idee dat maatschappelijke vooruitgang niet alleen bepaald wordt door materiële welvaart, maar ook door een gevoel van welbevinden en geluk. Dit leidde tot de introductie van het begrip kwaliteit van leven in onderzoek en beleid.

23
Q

Zautra en Goodhart, twee typen definities van kwaiteit van leven:

A
  • kwaliteit van leven met sociale indicatoren (gerelateerd aan sociale en maatschappelijke situatie van mensen)
  • kwaliteit van leven met psychologische indicatoren (hebben betrekkking op de persoonlijke levenssituatie van mensen)

Hiernaast is er met de introductie van het begrip kwaliteit van leven in de geneeskunde een derde benadering ontstaan, de gezondheidgerelateerde kwaliteit van leven concept.

24
Q

kwaliteit van leven versus gezondheid

A

Voor gezondheid hanteert de WHO als definitie: gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken.
Voor kwaliteit van leven hanteert de WHO als definitie: kwaliteit van leven is de perceptie van individuen van hun positie in het leven, in de context van de cultuur en het waarde systeem waarin zij leven en in relatie tot hun doelen, verwachtingen, standaarden en belangen.
Met deze definities maakt de WHO een expliciet onderscheid tussen enerzijds somatische of psychische gezondheid en anderzijds de ervaring ervan.

Huber heeft in 2011 een nieuwe definitie van gezondheid voorgesteld; gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven

25
Q

op basis van onderzoek worden 6 dimensies van gezondheid onderscheiden:

A
  • lichaamsfuncties
  • mentale functies en beleving
  • spirituele/existentiële dimensie
  • kwaliteit van leven
  • sociaal-maatschappelijke participatie
  • dagelijks functioneren
26
Q

Het belang van subjectieve beleving

A

momenteel hanteren de meeste sociaalwetenschappelijk en geneeskundig onderzoekers psyhologisch welbevinden als belangrijkste uitkomstmaat van kwaliteit van leven. Hierbij zijn 2 stromingen te onderscheiden:

  • hedonic well-being: de subjectieve ervaring van het leven als geheel en van belangrijke levensdomeinen. De aspecten die hier gemeten worden zijn:positief en negatief affect, tevredenheid over het leven en over de verschillende levensdomeinen en geluk.
  • eudaimonic well-being: psychologisch welbevinden als gevolg van een levenslang proces van zelfontplooiing en zelfverwerkelijking (multidimensionaal model van Ryff is hier voorbeeld van)

Men onderkent dat het opheffen van leed niet genoeg is, maar dat er ook gekeken moet worden naar het stimuleren van positieve emoties en ervaringen.

27
Q

Wat verstaan ouderen zelf onder kwaliteit van leven?

A

Grewal benoemd de volgende kernelementen van kwaliteit van leven voor thuiswonende ouderen:

  • attachement (liefde vriendschap en companionship)
  • rol (doel hebben)
  • enjoyment (plezier en gevoel van tevredenheid)
  • veiligheid (veilig voelen)
  • controle (onafhankelijkheid en eigen beslissingen kunnen nemen)

Douma stelde 15 domeinen vast op basis van de door verschillende groepen ouderen gegeven info, de belangrijkste;

  • sociale leven
  • activiteiten
  • gezondheid
  • woon en leefomgeving
Murphy bevroeg thuiswonende ouderen met beperkingen en vonden de volgende kerndomeinen van kwaliteit van leven:
-mijn gezondheid
-sociale verbondenheid
mezelf zijn
-financiële zekerheid

In de langdurige zorg:

  • zorgomgeving en visite
  • persoonlijke identiteit
  • verbondenheid met familie en samenleving
  • activiteiten en therapieën
28
Q

Droes onderzocht wat mensen met dementie en hun mantelzorgers relevant vonden voor hun kwaliteit van leven, en kwamen tot 12 domeinen:

A
Affect
zelfwaardering/zelfbeeld
gehechtheid
sociaal contact
plezier beleven aan activiteiten
gevoel van esthetiek in de leefomgeving
lichamelijke engeestelijke gezondheid
financiële sitiuatie
zelfbeschikking en vrijheid
spiritualiteit
veiligheid en privacy
nuttig zijn/zingeving
29
Q

kwaliteit van leven bereiken en behouden

A

om handvatten te krijgen voor het verbeteren van kwaliteit van leven is het niet alleen belangrijk te weten om welke dimensies het gaat, maar ook hoe elke dimensie bijdraagt aan kwaliteit van leven en hoe dimensies met elkaar verband houden. Hierdoor kan men effectief interveniëren.
Om te kunnen interveniëren, is het daarnaast belangrijk om inzicht te hebben in de manieren waarop mensen hun kwaliteit van leven verwerven en behouden ondanks veranderingen en verliezen.

30
Q

zelfmanagement van welbevinden theorie

A

De zelfmanagement van welbevinden theorie gaat ervan uit dat de belangrijkste domeinen van kwaliteit van leven afgeleid kunnen worden van de basale behoeften van mensen, die hiërarchisch geordend zijn.
Psychologisch welbevinden staat helemaal bovenin de hiërarchie, en deze behoefte wordt vervuld als de andere 2 algemene behoeften lager in de hiërarchie vervuld zijn, namelijk fysiek welbevinden en sociaal welbevinden.
Fysiek welbevinden bestaat uit comfort en stimulatie, sociaal welbevinden bestaat vervolgens weer uit affectie gedragsbevestiging en status.
Als deze vijf basale behoeften zijn vervuld, zullen mensen fysiek en sociaal welbevinden ervaren en als gevolg daarvan ook algemeen subjectief welbevinden en een hogere kwaliteit van leven.
Daaronder hulpbronnen
Daaronder de zelfmanagementvaardigheden:
1 vermogen om initiatief te nemen
2 het geloof in eigen kunnen
3 vermogen om te investeren
4 vermogen tot een positief perspectief op de toekomst
5 vermogen om voor multifunctionaliteit te zorgen
6 de vaardigheden om voor variëteit te zorgen

Kernpunt: deze moeten dan wel worden ingezet voor de 5 dimensies van welbevinden!!!!!
belangrijk is ook dat zelfmanagement vaardigheden kunnen worden beïnvloed, waardoor de theorie de basis legt voor interventies

31
Q

persoonsgerichte benadering van Kitwood

A

Volgens de sociaal psychologische theorie van zorg bij dementie van Kitwood en Bredin is de achteruitgang van bij mensen met dementie een direct gevolg van de sociale en omgevingssituatie, wellicht nog meer dan hun neurologische situatie. 5 centrale behoeften van mensen met dementie:
1 attachement
2 inclusion
3 identity
4 comfort (troost, bemoediging)
5 occupation (ergens bij betrokken zijn iets om handen hebben)

Een belangrijk concept binnen deze benadering is personhood: respect en status verlenen aan mensen ongeacht hun beperkingen. Bijdragen aan kwaliteit van leven is de zorg afstemmen op de mogelijkheden, behoeften, wensen en gewoonten van het individu et dementie. De zorg die personhood ondersteunt heeft 4 kernonderdelen:
1 waarde toeken aan mensen met dementie
2 een individuele benadering die de uniciteit van het individu met dementie erkent
3 proberen de wereld te begrijpen vanuit de persoon met dementie
4 een ondersteunende sociale omgeving bieden.

32
Q

interventies ouderen in het algemeen

A

er bestaan nog nauwelijks interventies die een brede benadering van kwaliteit van leven hanteren, voorbeelden van interventies voor 1 of enkele dimensies zijn:

  • een studiekring voor ouderen: contact en gebruik van elkaars kennis
  • cursus zin in vriendschap: voor verminderen of voorkomen van gevoelens van eenzaamheid
  • 50 plus net (online ontmoetingsplek voor uitbreiding sociale netwerk
  • bezoekdienstmethode voor weduwen en weduwnaars (bezoekingsplek om zelfredzamheid te vergroten)
  • dierbare herinnering (voor ouderen met depressieve klachten)

Een van de weinige voorbeelden van interventies die een brede benadering van kwaliteit van leven hanteren, zijn de cursussen GRIP& GLANS (G&G cursussen) volledig gebaseerd op de theorie van zelfmanagement van welbevinden en is er voor ouderen die in mindere of meerdere mate te maken hebben met fysieke/sociale kwetsbaarheden, waardoor hun welbevinden en zelfregie onder druk komen te staan. Dit zijn psycho-educatieve interventies die in verschillende vormen zijn utigewerkt. Grip staat voor zelfmanagement en glans voor welbevinden.

33
Q

mensen met dementie

A

er zijn nog relatief weinig interventies om de kwaliteit van leven te beïnvloeden bij mensen met dementie;

  • Grip op probleemgedrag
  • Sociale, Plezierige, Actieve en Nuttige daginvulling op basis van eigen kracht (SPANkracht). (voor jonge mensen met dementie)
  • Dementia Care Mapping (DCM) gebaseerd op personhood benadering van Kitwood, dit kan worden gebruikt in verpleeghuizen om persoonsgerichte zorg te realiseren, hierbij worden systematische observaties gedaan van interactiemomenten tussen professionals en bewoners.
  • ontmoetingscentra
  • Doen bij depressie (zorgprogramma voor de opsporing en behandeling van depressie in de intramurale langdurige zorg, ook voor de somatische afdelingen)
34
Q

meetinstrumenten

A
  • een belangrijk argument voor het gebruik van instrumenten voor algemene kwaliteit van leven is de korte afnameduur. De tijdsinvestering kan een belangrijk punt zijn bij bepaalde groepen ouderen, bijvoorbeeld ernstig zieken. als er in 1 dimensie een verandering plaatsvindt, maar niet in de andere, zou deze bij een instrument dat afzonderlijke dimensies meet waarschijnlijk worden gevonden, maar op een algemeen instrument kan deze wegvallen door meetvariatie.
    • een ander belangrijk punt over het meten van kwaliteit van leven bij ouderen is de vraag wie de kwaliteit van leven beoordeeld. Idealiter is het de persoon zelf die info over diens eigen kwaliteit van leven geeft, echter is zelfrapportage niet altijd mogelijk.
  • Het is mogelijk zorgverleners een observatielijst te laten invullen of hen te interviewen over hun observaties. Een probleem hierbij is echter dat de validiteit van deze zogeheten proxyrapportages laag zijn omdat de overeenstemming tussen metingen van de persoon zelf en de afgevaardigde (proxy) vooral in psychologische en sociale dimensie laag is. Bovendien blijkt de overeenstemming tussen zelfrapportage en proxyrapportage slechter te worden naarmate cognitieve stoornissen toenemen.
35
Q

ouderen in het algemeen instrumenten

A

Makai heeft vastgesteld dat er 34 algemene instrumenten zijn voor kwaliteit van leven bij ouderen.
De 11 instrumenten die gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven meten richten zich op fysiek, sociaal en psychologisch functioneren.
De 23 instrumenten voor welbevinden meten (met uitzondering van de CASP Control, Autonomy, Selfrealisation en Pleasure ook allemaal gezondheidsgerelateerde dimensies, maar daarnaast dimensies die door Makai gecategoriseerd zijn als zingeving, iets bereiken, zorgen over zekerheid en veiligheid, financieel welbevinden en persoonlijke vrijheid.

De meest gebrukte instrumenten voor gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij ouderen bleeken de Euro Quality of Life (EQ5D) en de short form 36 Items Health Survey (SF-36). De meest gebruyikte en gevalideerde welbevindingdinstrumenten zij n de Ferrans and Power Quality of Life Index (QLI) en de kwaliteit van leven instrumenten van de WHO.
Verder is de Social Production Function Instrument for the Level of well-being (SPF-ILL)belangrijk, omdat deze is gebaseerd op SPF-zelfmanagement van welbevinden

Ook voor de zelfmanagementvaardigheden is een meetinstrument ontwikkeld, de self-management ability scale: met deze schaal kan de effectiviteit worden vastgesteld van de GRIP&GLANS interventies.

Voor zeer kwetsbare ouderen is de Social Well being Of Nursing home residents (SWON) beschikbaar: dit is een observatie instrument voor het meten van de 3 dimensies van sociaal welbevinden van SPF theorie. (affectie, gedragsbevestiging en status) onder verpleeghuis bewoners.

36
Q

Nieuwe instrumenten voor mensen met dementie

A

Bowling concludeerde dat er een nieuw instrument moet worden ontwikkeld en getoetst, omdat de bestaande instrumenten niet voldoende op theorie zijn gebaseerd, vaak niet het eigen oordeel van de persoon met dementie meten, niet samen met mensen met dementie en hun mantelzorgers zijn ontwikkled en hun algemene toepasbaarheid en validiteit nog onvoldoende bekend is.

Aspen bekeek meetinstrumenten voor mensen in zorginstelingen en bevolen de Quality of life in Dementia (Qualidem) aan voor mensen met dementie.

De 2 meest gebruikte zelfrapportage instrumenten:
-quality of life in Alzheimer’s Disease
12 domeinen; lichamelijke gezondheid. energie, stemming, woonomstandigheden, geheugen, familie, huwelijk, vrienden, de persoon als geheel, vaardigheden om karweitjes in en rondom het huis te doen, vaardigheden om leuke dingen te doen, geld

-Dementia quality of life scale: zijn gebaseerd op een ontwikkeld conceptueel raamwerk, de domeinen zijn:
zelfwaardering, positief effect, negatief effect, gevoelens van geborgenheid, kunnen genieten van de omgeving (sense of aesthetics)

De 2 meest gebruikte observatie instrumenten;
-dementia cara mapping method: een observatiemethode die in Nederland toenemend wordt gebruikt, waarbij intensieve observatie (6 uur vor een groep van 1-6 personen) leidt tot en score op de domeinen welbevinden, sociale terugtreking en activiteiten
- Quality of Liefe in Dementia: ontwikkeld door Ettema en is geschikt voor alle mensen met demntie in zorginstellingen. De volgende domeinen worden beoordeeld:
zorgrelatie, positief effect, negatief effect, rusteloos gespannen gedrag, positief zelfbeeld, sociale relaties, verpleeghuisomgeving

Implicaties psycholoog; het is belangrijk dat een psycholoog een helder doel formuleert dat expliciteert wat hij of zij wil meten, zijn het alleen dimensies die hij/zij kan beïnvloeden, of is het doel breder?

37
Q

Het begrip zingeving is van oudsher vanuit de filosofische en theologische hoek bestudeerd en beschreven. Met onder andere de opkomst van de positieve psychologie wordt het thema echter ook steeds meer bestudeerd in psychologisch onderzoek. Beschrijf dit

A

Vanuit psychologisch perspectief kan zingeving worden beschreven als een psychologisch proces waarbij mensen in interactie met hun sociaal-culturele omgeving betekenis en richting geven aan hun eigen leven of aspecten daarvan. Er wordt verondersteld dat mensen hun leven als zinvol ervaren als het lukt om de verschillende gebeurtenissen die in hun leven plaatsvinden op een betekenisvolle manier met elkaar weten te verbinden. Hierin spelen twee processen een rol, namelijk een cognitief proces en een motivationeel proces. Mensen proberen een bepaalde coherentie en ordening aan te brengen in wat ze in hun leven doen en ervaren, en evalueren dit. Het motivationele proces bouwt hierop voort. Op grond van de betekenis die mensen aan hun leven toekennen, kunnen ze ook dromen en wensen hebben, die ze kunnen omzetten in doelen en intenties.

38
Q

De zingevingsthema’s beschrijven:

A
#Gezondheid: 
als algemene waarde, psychofysiek functioneren en specifieke gezondheidsproblemen. Gezondheid is voor velen en belangrijk domein voor zingeving en is daarmee richtinggevend voor de invulling van de levenssituatie. Ook is het een voorwaarde om de dingen te blijven doen die men graag doet. (In thema 3 leert u hoe een tekort aan zingeving ook de gezonde levenskeuzes van ouderen kan beïnvloeden).
#Verbondenheid:  
de sociale context is belangrijk voor zingeving. De relaties die men onderhoudt en de kwaliteit en functie hiervan.
#Individualiteit: 
met name in de huidige westerse cultuur is individualiteit een belangrijke waarde. Hierbij gaat het om het gevoel een uniek en coherent persoon te zijn die zelf richting geeft aan de eigen levensloop. (In thema 3 wordt verder ingegaan op hoe door ouderdom de individualiteit (en hiermee samenhangende factoren als autonomie, competentie en sociale verbondenheid) onder druk kan komen te staan).
#Activiteiten: 
de bezigheden die men heeft en welke betekenis en structuur kunnen geven aan de dag.
#Religiositeit: een brede waarde die een bron kan zijn bij de zingeving van het leven in het algemeen.
39
Q

Welke veranderingen kunnen plaatsvinden als het gaat om verbondenheid en activiteiten, naarmate mensen ouder worden?

A

Verbondenheid
Er is een reële kans dat de sociale omgeving kleiner wordt met het ouder worden, Ook de kwaliteit ervan kan veranderen. Daarnaast veranderen sociale doelen met het toenemen van de leeftijd. Wanneer de toekomstige tijd beperkt raakt, investeren mensen meer in emotionele doelen. Voor oudere volwassenen zijn sociale relaties met emotionele betekenis belangrijk en bestaat er voorkeur voor hechte, vertrouwde relaties.
Een belangrijke gebeurtenis waar ouderen mee te maken kunnen krijgen is het verlies van hun partner. Hiermee valt een belangrijke bron van persoonlijke zinervaring weg.

Activiteiten
In eerste instantie (gedurende de derde levensfase, overgang van werkzame leven naar het pensioen) vindt een verschuiving van activiteiten plaats. Door pensionering bijvoorbeeld worden aanvankelijk aan werk verbonden activiteiten vervangen door nieuwe activiteiten of worden activiteiten waar nu meer tijd voor is geïntensiveerd (bijvoorbeeld een hobby). Hierin kan sprake zijn van continuïteit in betekenisverlening, bijvoorbeeld door het intensiveren van een activiteit, bestaande vaardigheden gebruiken in een nieuwe activiteit of een activiteit weer oppakken die men lang niet heeft kunnen uitvoeren.

In de laatste fase van het leven, vindt doorgaans pas echt een reductie van activiteiten plaats. Bijvoorbeeld doordat men fysiek minder kan of mobiliteit verminderd is. Wat betreft zingeving is het in deze fase van belang dat men leert loslaten en de aandacht kan richten op het wezenlijke (voor het betreffende individu).

40
Q

Ziekte kan de zingeving bedreigen, maar iemand ook extra uitdagen om in de veranderde omstandigheden toch zin te blijven ervaren. Ziekte vraagt om heroriëntatie op zichzelf en het eigen leven. Hoe is dit proces te beschrijven in het geval van chronische ziekte?

A

Bij chronische ziekte of beperkingen in de gezondheid is er sprake van een voortdurend proces gedurende het verloop van de ziekte. Met de tijd kunnen er meer of andere lichamelijke en geestelijke klachten bijkomen. In dat geval kan het waardevol zijn om herhaaldelijk het verhaal van de ziekte te vertellen, omdat met elk verhaal een reconstructie kan plaatsvinden. Door het vertellen kan een bepaalde objectiviteit ontstaan, waardoor emoties kunnen worden verwoord en er ook afstand kan worden genomen. Dit kan ruimte bieden om opnieuw tot zingeving te komen. (In thema 3 wordt hier eveneens aandacht aan besteed. Daar leert u meer over de verschillende acceptatie- en aanpassingsstadia waarin men terecht kan komen).

41
Q

Van Wijngaarden e.a. (2015) deden een kwalitatief onderzoek om meer inzicht te krijgen in motieven die een rol spelen wanneer mensen stellen dat het leven voor hen niet langer waard is geleefd te worden (H9, paragraaf 4.3). In dit onderzoek zijn diepte-interviews gehouden bij 25 mensen van 70 jaar en ouder, die hadden aangegeven ‘klaar te zijn met het leven’. Hieruit kwamen verschillende zingevingsthema’s als besproken in vraag 3 naar voren.

A

Uit de interviews kwam met name het thema verbondenheid naar voren. Men ervoer een gevoel van eenzaamheid en een gevoel van ‘er niet meer toe te doen’. Daarnaast werden voor de persoon kenmerkende activiteiten genoemd die men niet meer kon doen. Op het gebied van gezondheid werd lichamelijke en psychische vermoeidheid genoemd en ten slotte in de context van individualiteit een aversie tegen het idee afhankelijk te worden.

De motieven die genoemd zijn, zijn dus grotendeels onder te brengen bij de genoemde thema’s uit vraag 3. Alleen ten aanzien van religiositeit is geen motief genoemd. Religiositeit hoeft wellicht niet onder druk komen te staan door ouderdom (zoals dit bij activiteiten of gezondheid wel het geval is).

42
Q

Het leven goed kunnen afronden kan worden beschouwd als een ontwikkelingstaak op latere leeftijd. In het handboek (Hoofdstuk 9, paragraaf 4.3) wordt een aantal belangrijke factoren genoemd voor de wijze waarop oudere mensen om gaan met een naderende dood (Van de Ven, 2016).

A
  • locus of control: mensen met een interne locus of control hebben meer moeite met het accepteren van een naderend levenseinde dan mensen met een externe locus of control
  • de wijze waarop met eerdere verlieservaringen is omgegaan
  • veerkracht: helpt bij het constructief omgaan met een naderende dood en het behouden van een positief zelfbeeld
43
Q

In het rapport Kwaliteitsstandaard Levensvragen. Omgaan met levensvragen in de langdurige zorg voor ouderen is een aantal zingevingsbehoeften vertaald in concrete vragen. (Zie hoofdstuk 3 Inhoudelijke bepaling: Omgaan met levensvragen, Levensvragen van ouderen, p. 21).
Hoe zijn deze behoeften te plaatsen in de zingevingsthema’s die eerder zijn besproken?

A

Gezondheid (psychofysieke integriteit)
Eigenwaarde: houd je nog een gevoel van eigenwaarde wanneer lichamelijke vermogens afnemen en afhankelijkheid van anderen groot wordt? Wanneer bekenden en geliefden overlijden die je herkenden in wie je vroeger was? Wanneer je vergeetachtig wordt?
Competentie: heb je ondanks lichamelijke en/of geestelijke achteruitgang nog voldoende invloed op het eigen leven?

Verbondenheid
Is er voldoende verbondenheid met anderen, ook wanneer de eigen kring kleiner wordt?

Individualiteit
Behoefte aan morele rechtvaardiging: is het eigen leven de moeite waard geweest, kun je daarachter staan? En kun je rechtvaardigen hoe je nu in het leven staat, bijvoorbeeld dat je erg afhankelijk bent van anderen?

Activiteiten
Behoefte aan doelgerichtheid: heb je iets positiefs in het vooruitzicht, kun je ergens naartoe werken/leven?

Religiositeit
Transcedentie: kijken naar het einde van het leven, nadenken over wat er na de dood gebeurt, steun en kracht krijgen van iets dat groter is dan jezelf.

De vragen geformuleerd vanuit het begrip begrijpelijkheid zijn niet direct op te hangen aan een van de zingevingsthema’s. Dit begrip duidt een factor, namelijk veiligheid/zekerheid, die eerder belangrijk lijkt te zijn voor kwaliteit van leven dan voor zingeving.

44
Q

Hoe zou een relatie tussen zingeving en kwaliteit van leven kunnen worden gelegd?

A

Zingeving en kwaliteit van leven lijken een wederkerige relatie te hebben. Een bepaalde kwaliteit van leven kan zin geven aan het leven, maar ook kan zingeving een belangrijke factor zijn voor de kwaliteit van leven. Dit blijkt ook uit de vragen die hierboven zijn gesteld; die kunnen we interpreteren als een vertaling van zingevingsbehoeften naar vragen over kwaliteit van leven.

45
Q

In het handboek worden verschillende onderzoeken besproken waarin ouderen zijn bevraagd over wat zij onder kwaliteit van leven verstaan (hoofdstuk 13, paragraaf 2.3). In hoeverre overlappen deze met de vijf zingevingsthema’s die eerder zijn besproken?

A

De in de besproken onderzoeken naar voren gekomen bevindingen passen grotendeels bij de vijf thema’s van zingeving:

1 gezondheid: gezondheid, zorgomgeving en zorgvisie, lichamelijke en geestelijke gezondheid

2 verbondenheid: attachment, het sociale leven, sociale verbondenheid, verbondenheid met familie en samenleving, gehechtheid, sociaal contact

3 individualiteit: onafhankelijkheid en eigen beslissingen nemen, zichzelf zijn, persoonlijke identiteit, zelfwaardering/zelfbeeld, zelfbeschikking en vrijheid

4 activiteiten: een doel hebben, zich gewaardeerd voelen, activiteiten, activiteiten en therapieën, plezier beleven aan activiteiten, nuttig zijn/zingeving

5 religiositeit: gevoel voor esthetiek in de leefomgeving; spiritualiteit

De financiële situatie past bij het zingevingsthema materiële condities, een van de algemene (niet specifiek voor ouderen uitgewerkte) zingevingsthema’s zoals genoemd in het handboek.

Een aantal aspecten blijkt niet direct gerelateerd te zijn aan zingeving, maar wel belangrijk bevonden voor kwaliteit, namelijk veiligheid en privacy.

46
Q

Op welke wijze kan een psycholoog een rol spelen in het zingevingproces van ouderen?

A

De psycholoog zal in eerste instantie moeten stilstaan bij de mogelijkheden die er (nog) zijn ten aanzien van zinervaring. Als door omstandigheden (bijvoorbeeld het verlies van de partner) een belangrijke bron van zingeving is weggevallen, kan de psycholoog iemand aanmoedigen en helpen bij het ontwikkelen van een ander perspectief op het dagelijks leven. Belangrijk is aandacht voor cognitieve en affectieve componenten van zingeving. Of anders gezegd: welke gedachten heeft de oudere over zichzelf en zijn/haar leven en welke gevoelens en emoties ervaart hij/zij daarbij? Dit kan een vertrekpunt zijn om samen met de oudere op zoek te gaan naar de ‘zin in het leven’ en het wegnemen van mogelijke belemmeringen.

Ouderenpsychologen kunnen ook hulp bieden bij het omgaan van een naderend levenseinde. Hierbij kan naast zingeving, aandacht worden besteed aan hulp bij het bereiken van ego-integriteit (acceptatie van het leven zoals men het geleid heeft), een volgens ontwikkelingspsycholoog Erikson belangrijke ontwikkelingstaak in de laatste levensfase (dit komt ook terug in hoofdstuk 14).

47
Q

Leg uit hoe de zelfmanagement van welbevindentheorie (zie figuur 13.1 uit het handboek) kan worden gebruikt als basis voor de ontwikkeling van interventies voor verbetering van kwaliteit van leven.

A

De zelfmanagement van welbevindentheorie (Steverink, 2009, 2014) gaat ervan uit dat als de vijf basale fysieke en sociale behoeften (comfort, stimulatie, affectie, gedragsbevestiging en status) worden vervuld, mensen fysiek en sociaal welbevinden zullen ervaren en als direct gevolg daarvan ook een hoge kwaliteit van leven.
De theorie beschouwt de vijf basisbehoeften als de belangrijkste domeinen van kwaliteit van leven en veronderstelt een aantal zelfmanagementvaardigheden die mensen nodig hebben om deze domeinen van kwaliteit van leven te verwerven te behouden en om zich goed aan te passen aan veranderingen en verliezen. De theorie veronderstelt dat deze zelfmanagementvaardigheden kunnen worden beïnvloed en biedt daarmee een basis voor de ontwikkeling van interventies voor verbetering van kwaliteit van leven.

48
Q

De persoonsgerichte benadering van Kitwood richt zich op ouderen met dementie. Toch vertoont zijn benadering redelijk wat overlap met de zelfmanagement van welbevindentheorie. Een belangrijk concept in zijn theorie lijkt echter specifiek op ouderen met dementie van toepassing te zijn.

A

Een belangrijk concept binnen de benadering van Kitwood is personhood: respect en status verlenen aan mensen ongeacht hun beperkingen. Bijdragen aan kwaliteit van leven van mensen met dementie, is volgens Kitwood de zorg afstemmen op mogelijkheden, behoeften, wensen en gewoonten van het individu. Dus op de persoon en niet op diens aandoening en beperkingen.

49
Q

Hieronder staan de zes zelfmanagementvaardigheden kort toegelicht aan de hand van de (externe) hulpbron (vrijwilligers)werk/activiteiten, een belangrijke hulpbron voor stimulatie.

A
  • Het vermogen om initiatief te nemen. Als iemand (vrijwilligers)werk of andere activiteiten wil gaan doen of ondernemen, zal hij of zij initiatief moeten nemen. Bijvoorbeeld om in de omgeving activiteiten te zoeken die bij hem/haar past en contacten te leggen. Als iemand thuis passief afwacht, zal hij/zij niet zo gauw iets vinden.
  • Self-efficacy ofwel het geloof in eigen kunnen. Zonder geloof in eigen kunnen komen mensen niet snel tot actie, bijvoorbeeld om tot bovengenoemde initiatief te nemen. Als iemand denkt dat iet hij/zij iets niet kan en pogingen iets te gaan ondernemen, niet zullen lukken, zal hem/haar dit weerhouden eraan te beginnen
  • Het vermogen om te investeren. In het voorbeeld van (vrijwilligers)werk of andere activiteiten, betekent dit er iets voor over hebben (bijvoorbeeld contacten leggen om aan (vijwilligers)werk te komen, tijd investeren om passende activiteiten te vinden, andere dingen laten, contacten onderhouden) om het voor elkaar te krijgen en ook te behouden.
  • Het vermogen tot een positief toekomstperspectief. Dit hangt nauw samen met de vaardigheid om te investeren. Als de toekomstverwachting over het gevonden (vrijwilligers)werk of begonnen activiteiten niet positief is, bijvoorbeeld omdat men denkt dat men het niet zal volhouden of dat het niet leuk zal worden, of iets zal opleveren, bestaat de kans dat iemand er weer mee ophoudt.
  • Het vermogen om voor multifunctionaliteit te zorgen. Multifunctionaliteit van (vrijwilligers)werk of een activiteit draagt bij aan meerdere domeinen van het welbevinden. Vrijwilligerswerk kan bijvoorbeeld bijdragen aan stimulatie (aangename mate van lichamelijke/geestelijke activering, afwezigheid van verveling), maar ook aan gedragsbevestiging (het behoren tot een werkkring waar men bepaalde normen en waarden deelt) en status (mogelijkheid om je talenten te laten zien en je daarmee te onderscheiden van anderen).
  • De vaardigheid om voor variëteit te zorgen. Variëteit in activiteiten/(vrijwilligers)werk betekent eigenlijk dat er meerdere mogelijkheden zijn om bezig te zijn, hetzij omdat iemand meerdere activiteiten onderneemt hetzij omdat het (vrijwilligers)werk meerdere mogelijkheden biedt. Mocht iemand door omstandigheden bepaalde taken of activiteiten niet meer kunnen uitvoeren, dan hoeft dat niet te betekenen dat iemand niets overhoudt. Anders gezegd, het maakt mensen minder kwetsbaar voor verlies.